bwtünüMab.
ONTWAAKT."
No. 1566.
Woensdag 23 November 1910.
20e Jaarg
FEUILLETON»
BRESKENSGHE COURANT.
Abonnement per 3 maanden 0.50, franco per post
door het geheele rijK 0.55, voor België ƒ0.625 en voor
Amerika 1 dollar voor 3 kwartalen bij vooruitbetaling.
Abonnementen worden aangenomen bij boekhandelaren
en brievengaarders.
Advertentiën van 1 tot en met 5 regels 25 cents, elke
gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaats
ruimte. Bij abonnement lager tarief.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdag
middag te twee ure.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever C. DIELEMAN te Breskens.
adel
d),
Het zielkundig element.
Het zal vooralsnog te bezien staan of
het element der psysiathrie in onze
i, sj rechtspleging een plaats zal verkrijgen,
als ze in het Papendrechtsche geding
voor het Arnhemsche Gerechtshof heeft
ingenomen.
Tal van artikelen worden daaraan ge
wijd en zoowel het voor als het tegen
Wordt ruimschoots onder de oogen gezien.
Nieuw is echter dit instituut niet, al
is 't nooit zoover uitgebreid als thans.
Niet waar, bijna geen zaak van eeni-
gen omvang, of er werd gepleit öf tot
verzachtende omstandigheden omdat de
cliënt van een of ander misdrijf in een
abnormalen toestand mo.it hebben ver
keerd om zulk een daad te plegen waar
een gewoon mensch voor huivert of als
met z'n verstand voor stil staat öf hij
werd ter waarneming van zijn geest
vermogens naar een gesticht opgezonden.
Dus niet alleen voor het Arnhemsche
Hof heeft de zielkundige zijn intree in
de rechtspleging gedaan. Het element
was er al en woekerde zelfs op onrust
barende wijze.
Bij het publiek heeft al lang immers
het idéé post gevat, dat, wanneer een
zaak moest berecht worden, van eenigen
omvang, 't met de geestvermogens van
den dader wel niet juist in orde zou
bevonden worden.
En wien is 't niet vaak opgevallen
dat bij elk feit waarin de sterke drank
een rol speelde, men zich daarop als een
verzachtende omstandigheid beriep? De
benevelde toestand moest dan maar dienst
doen als eene omstandigheid waarbij
men zich zijne daden niet ten volle be
wust was. Iets wat op zich zelve reeds
eeti strafbaar feit is, wordt aangewend
om een ander in dien toestand bedreven
feit minder strafbaar te doen zijn.
Onwillekeurig wordt de zielkundige
toestand te veel op den voorgrond ge
drongen. En als men niet alle feiten
oeder die belichting beziet, ontstaat
eene onzijdigheid, die op partijdigheid
gaat lijken.
Of men moet ze in 't algemeen door
voeren en dan krijgt men eene geheele
nieuwe rechtspleging, öf men passé ze
toe in als voor de hand liggende geval
len. Maar tegen eene signaleering als
in de Papendrechtsche zaak verheft zich
een protest, dat des te sterker zal wor
den als 't in die .richting en dus een
zijdig mocht worden doorgevoerd.
Provinciale Staten.
We hebben de uitslag van de verkie
zing voor een lid der Eerste Kamer
reeds vermeld. Het was een zuivere
partij stemmingde rechtsche coalitie
tegen links.
Behalve dat het advies van Zelandia
door geen zijner partijgenooten is ge
volgd, is 't redelijker wijze aan te ne
men dac dit blad in het nieuwe lid
voor Hulst nu niet zoo'n verre afge
dwaalde behoeft te zien als zulks is
voorgesteld, want bij de uitslag van
partij stemmingen, blijkt hij zoo trouw
met rechts meê te stemmen als maar
éen rechtsche kan doen.
Het wil ons toeschijnen dat de steun
die voor zijne verkiezing van links is
verstrekt, wel wat al te goedgeefsch
blijkt te zijn geweest. Qua partij was
de ruil heusch het offer niet waard.
Inmiddels zal door deze verkiezing,
indien de heer Lucasse zijne benoeming
aanneemt, waaraan, gezien het resultaat
van een blijkbaar getrouw overleg, wel
niet te twijfelen valt, in het district
Goes oene Staten-vacature ontstaan. De
vraag rijst of men de opoffering van de
aanspraak van een kath. lid voor de
Eerste Kamer zich niet heeft getroost
voor het compromis om mr Lucasse's
plaats in de Staten, zoo mogelijk, door
een coalitie-man, gesproten uit den an
deren wortel, te doen vervangen.
Evenwel, zoo men al geen krachtige
figuur naar ons Hoogerhuis in het nieu
we lid afvaardigt, 't doet toch goed, dat
men thans binnen eigen kring, en niet
van buitenaf naar een afgevaardigde
heeft gezocht. Zeeuwsche toestanden
kunnen althans zeker niet minder door
Zeeuwen, dan door anderen, die maar
om der partij-wille worden benoemd,
worden verdedigd en behartigd. Te dien
opzichte is de keuze niet zoo kwaad.
Een tweetal zaken der agenda waren
van belangeerstens het voorstel van
Ged. Staten tot oprichting van een wa
terschap tot instandhouding van den
oever voor de polders Noord, Ser Lip
pens en Nieuw Othene, een drietal pol-
dertjes gelegen aan de Wester Schelde,
beoosten en tusschen de vestingwerken
van Ter Neuzen en den Calamiteusen
polder Margaretha.
Nadat reeds voor zeven jaren een der
gelijk voorstel door Ged. Staten was
gedaan, doch wegens het verzet daar
tegen was blijven rusten, dienden zij
het thans andermaal in.
Van de drie wegen die voor Ged.
Staten openstaan, nl. calaraiteus-verkla-
ring, een bevel tot uitvoering van de
verdedigingswerken krachtens de Water
staatswet van 1900 op grond van ge
bleken noodzakelijkheid en de stichting
van een waterschap, kozen Ged. St. het
laatste, h.i. meest rationale middel.
Maar het verzet bleef, in weerwil van
de vele tegemoetkomingen in het nieuwe
ontwerp.
Al de achterliggende polders maakten
bezwaar tegen de heffing van een sur
plus op het gewone dijkgeschot als bij
drage in de kosten van die zeewering,
op grond er van dat voor gezamelijke
rekening de eerste binnendijk en ook
de oostelijke dijk van het suet België
verbonden en gecontracteerde Suatie-
kanaal zeewerend zal worden gemaakt.
Een aanvage om calamitous verklaring
van die drie poldertjes wordt door deze
beslist geweigerd, en eene mogelijke in-
vloeiïng kan voor hen niet zooveel scha
de veroorzaken als de kosten van die
zeewering zou beloopen.
Ondanks het hevig verzet dat het
ontwerp in de afdeelingen had ontmoet,
handhaafden Ged. Staten hun voorstel,
dat al aanstonds werd bestreden door
de heeren IJsebaert, Van Oyen, Diele-
man en Moerdijk, alle op verschillende
gronden.
Namens het Ged. College werd het
verdedigd door den heer Siegers, op de
zen grond, dat bij verschillende gedane
peilingen den oever steeds bleek af te
nemen, terwijl de werken om den oever
thans in staat van tegenweer te maken
nu wellicht een vierde zullen bedragen,
dan wanneer de onmiddellijke noodzake
lijkheid geen uitstel zal toelaten.
Evenwel werd het voorstel verworpen
met 34 stemmenslechts een 7tal,
waaronder de helft van gedeputeerden,
stemden er voor.
Het tweede punt betrof de prov.
stoombootdienst op de Ooster-Schelde.
Nadat in de zomer-vergadering tot
voortzetting van dezen particulieren dienst
door de provincie was besloten, kwamen
Ged. St. thans met een uitvoerig voor
stel tot regeling dezer zaak.
In hoofdtrekken komt ze hierop neer
De dienst zal worden onderhouden door
twee sehroefbooten tusschen Middelburg
en Zierikzee als eindstations. De directie
zal worden uitgeoefend door een afzon
derlijk directeur, welk voorstel met 21
tegen 19 st. werd aangenomen, terwijl
de te Zierikzee te maken zwaaiplaats
ten behoeve van deze booten wordt aan
gelegd door de gemeente Zierikzee.
Op dit onderdeel werd door den heer
Van der Vliet, burgemeester dier ge
meente, een amendement ingediend om
dit voor rekening der provincie te ne
men, daar deze zwaaiplaats voor andere
schepen van geenerlei nut is en dus en
kel voor dezen provincialen dienst is
bestemd. Nogtans kon zijn voorstel
slechts 15 van de 40 stemmen verwer
ven.
Het voorstel tol vei hooging der geld-
leening, waartoe in November '09 was
besloten, tot ƒ235000, mede in verband
met de noodzakelijke kosten voor dezen
diénst, werd goedgekeurd.
13.
Den volgenden dag was ik geheel van
do werking van den slaapdrank horstold
en zond ik na rijpe overweging om mijn
notaris. Hij was een trouw vriend, en
ik besloot mij naar zijn advies te ge
dragen. Reeds spoedig kwam ik tot de
overtuiging, dat er geen hoop bestond
hem van de waarheid mijner ntededee-
'ingen te overtuigen. Hij luisterde ern
stig en gaf zijn hart lucht met: Wel,
welOch, och't Is ijselijk en
andere uitdrukkingen van verbazing,
maar ik gevoelde dat hij het enkel deed
om mij toe te geven, en de geheele zaak
als een zinsbedrog beschouwde. Ik twij
fel er niet aan, of Priscilla had hem
reeds al wat zij wist vertold. Zijne ou-
geloovigheid verdroot mij en daarom
zeide ik, dat ik geen woord m3er over
do zaak zou spreken.
Dat zou ik niet doen als ik in uwe
plaats ware.
Maar, gij gelooft mij niet.
Ik geloof dat gij denkt, dat wat
gij spreekt de waarheid is maar als gij
mijn oordeel vraagt, dan denk ik, dat
gij in uw slaap gewandeld, en dit alles
gedroomd hebt.
Te verstoord om met hem te rede
twisten, nam ik zijn raad aan om wat
hem betrof, in het vervolg niet meer
over het geval te spreken. Later be
proefde ik het bij een ander vriend met
hetzelfde resultaat. Wanneer zij, die
mij van af mijn kindsheid gekend had
den, mij een geloof wilden schenken, hoe
kon ik dit dan van vreemdelingen ver
wachten Al wat ik kon openbaren was
zoo vaag on onbewezen. Ik was zelfs
met in staat om de plaats aan te dui
den waar de misdaad gepleegd was. Ik
had mij laten overtuigen, dat geen en
kel huis in Walpolestreet met een sleu
tel als de mijne geopend kon worden en
er was in den ganschen omtrek geen
andere straat van dien naam. Mijn vriend
met de onvaste beenen moest mij ver
keerd begrepen en mij by een andere rij
huizen gebracht hebben.
Eens dacht ik er om, dien persoon
per advertentie op te roepen, ik kon
echter zulk een navraag niet zoodanig
inkleeden, dat zij bij de misdaad betrok
ken waren, geen argwaan zouden krijgen-
Indien zy myn waren naam en woon
plaats ontdekt mochten hebben, kon
een hunner al mijne handelingen bespie
den. Zij hadden mij eenmaal gespaard,
doch voor een tweeden keer kon ik geen
genade verwachten. Waarom zou ik
mijn leven wagen door onthuliingon te
doen, die toch niet geloofd zouden wor
den, als boschuldiger optrodon togen lie
den die mij teneenenmale onbekend wa
ren Welk goeds kon ik er mede doen
Thans moesten de moordenaars elk spoor
van hunne misdaad hebben uitgewischt
en zich in veiligheid bevinden. Waarom
zou ik mij aan de bespotting blootstel
len, die een onwaarschijnlijk verhaal als
het mijne allerwege moest uitlokken?
Neen, 'laten de afgrijselijkheden van dien
nacht gelijk een droom blijven. Laat
hen verdwijnen en in de vergetelheid
verzinken I
Spoedig heb ik aan geheel iets anders
te denken aan iets dat wel geschikt is
om zulke afschuwelijke herinneringen
uit mijn geest te bannen. Mijn hoop is
in zekerheid veranderd. Ik ben bijna
zinneloos van vreugde. De wetenschap
heeft gezegevierd. Mijn wreede vijand
heeft mij verlaten, en men heeft mij
verzekerd dat zijn terugkeer bijna tot
de onmogelijkheden behoort.
(Wordt vervolgd.)