in
^uxïivtuMnh.
ONTWAAKT.
No. 1572.
Woensdag J4 December 1910.
20' Jaarg,
FEUILLETON.
BRESKENSCHE COURANT.
Abonnement per 3 maanden 0.50, franco per post
door het geheele rijk 0.55, voor België ƒ0.625 en voor
Amerika 1 dollar voor 3 kwartalen bij vooruitbetaling.
Abonnementen worden aangenomen bij boekhandelaren
en brievengaarders.
Advertentiën van 1 tot en met 5 regels 25 cénts, elke
gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaats
ruimte. Bij abonnement lager tarief.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdag
middag te twee ure.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond by den nitgever C. DIELEMAI» te Breskens.
De Doodstraf.
In den laatsten tijd is er onder een
deel van ons volk een beweging ontstaan,
gunste van de weder-invoering van
je doodstraf. Wij, Hollanders, zijn van
iature niet zoo, dat wij gaarne bloed
sen vloeien en 't zal dan ook wel na
ijpe overweging zijn geweest voor men
oordeel ten gunste van weder-in-
joering der doodstraf durfde uitspreken.
die de doodstraf weder wenschen te
zien ingevoerd, zullen daarvoor wel hun-
redenen hebben, en vergissen wij ons
liet dan zal zeer zeker het steeds groo-
Isr wordende aantal moorden en moord-
unslagen, die den laatsten tijd zijn ge
pleegd, wel de voornaamste reden zijn.
Wat toch tegenwoordig wel ieders
landacht moet trekken dat is het groote
santal moorden en moordaanslagen,
vaarvan bijna elke week de nieuwsbla-
id melding maken.
Nu hier, dan weer elders, zijn één of
meer personen de ongelukkige slachtof
fers geworden van een verraderlijken
schurkenstreek. De politie en justitie
loet haar best de daders uit te vinden,
om ze hun straf te doen ondergaan, door
ze een tijdlang in de gevangenis op te
sluiten of ze in een krankzinnigen-ge
sticht te plaatsen wegens ontoereken
baarheid.
Er zijn er, die meenen dat de opge
ld wordende straffen menigmaal niet
zwaar genoeg zijn, die de doodstraf we
der wenschen te zien ingevoerd, om
deze zoo noodig toe te passen op be
drijvers van zware misdrijven. Onder
die zware misdrijven zal men in de
eerste plaats moeten rekenen de poging
tot of het volvoeren van een moord
met voorbedachten rade.
Ieder is van meening dat dit zwaar,
zeer zwaar moet worden gestraft. Voor
ben, die met voorbedachten rade een
moordaanslag begaan, is een straf van
tien of vijftien jaren gevangenisstraf
niet zwaar genoeg. Zulke personen zijn
t» gevaarlijk in onze samenleving en
*ij achten het daarom noodzakelijk dat
zij voor altijd daaraan worden ont
trokken.
Niet alle moorden worden met voor
bedachten rade gepleegd. Een moord
kan onder verschillende omstandigheden
worden bedreven en bij het 'uitspreken
der straf dient hiermede rekening te
worden gehouden.
De dubbele moord te Spaarndam en
nog zoovele andere moorden liggen nog
versch in ons geheugen.
We willen ze hier niet alle aanhalen
en de omstandigheden mededeelen, waar
onder ze zijn gepleegd, en de redenen
opsommen, welke er toe hebben geleid,
doch ons alleen bepalen tot die te Spaarn
dam, de kortst geleden plaats gehad
hebbende. Met medelijden en met ver
ontwaardiging denken we terug aan het
daar afgespeelde drama.
Met medelijden met de arme oud
jes, als we er aan denken hoe ze alleen
om de gelddorst, om de hebzucht van
anderen, de slachtoffers zijn geworden
van den moordenaar of de moordenaars,
en met verontwaardiging, als we den
ken aan de ongevoeligheid, aan de on-
menschelijkheid van de schurk of de
schurken waarmede zulk een afschuwe
lijke daad kan worden gepleegd en dat
louter en alleen maar om aan 't geld
van hun slachtoffers te komen.
En onwillekeurig rijst bjj 't lezen van
zulk een gebeurtenis de vraag op of
zulke onmenschen wel zwaar genoeg
kunnen worden gestraft. Want werke
lijk, een misdrjjf, als nu te Spaarndam
gepleegd, is het afschuwelijkste en het
onmenschelijkste wat men zal kunnen
bedenken, 't Verwondert niet dat hier
en daar in ons volk stemmen opgaan
om de doodstraf weder in te voeren, 't
Volk wil een einde zien gebracht aan
het moorden van den laatsten tijd en
't meent dat men hiertoe zal kunnen
geraken als de doodstraf wéder voor
zulke beestachtige sujetten zou kunnen
worden uitgesproken.
De voorstanders van weder invoering
der doodstraf meenen dat het velen van
zulk eon afschuwelijke moordpartij zou
afhouden. Moorden, die gepleegd wor
den, om zich in het bezit te kunnen
stellen van het geld van het slachtoffer,
zooals in den laatsten tijd meermalen
hebben plaats gehad, worden onder voor
bedachten rade uitgevoerd, en men zou
zich eerst nog wel tweemaal bedenken,
alvorens tot de daad over te gaan, als
men wist dat 't eigen leven er mede
op het spel stond. In gevallen als deze
zou, zegt men, de doodstraf heilzaam
werkenuit vrees er voor zijn eigen
er bij in te schieten, zou men het niet
wagen dat van een ander te bedreigen.
De doodstraf heeft echter ook veel
tegen. Ieder mensch kan dwalen, een
rechter ook. Een eenmaal voltrokken
doodvonnis over een later onschuldig
bevonden persoon, zop met niets ter
wereld weder ongedaan kunnen worden
gemaakt.
En dat is juist een der belangrijkste
punten, waarom zoo velen bezwaar heb
ben tegen de weder-invoering.
Nederland en Engeland.
De „Times" bevat een hoofdartikel
over de betrekkingen tusschen Neder
land en Engeland, naar aanleiding van
de uitlating van den minister van bui-
tenlandsche zaken in de Tweede Kamer
over de mogelijkheid van een aanstaand
officieel bezoek van Engeland's koning
aan ons land.
Het blad verheugt er zich over dat
de betrekkingen tusschen Engeland en
Nederland vriendschappelijk zijn. Wij
zend op het belang van deze vriend
schappelijke betrekkingen schrijft de
Times
Nog nooit zijn deze relaties van meer
belang geweest dan op het oogenblik,
want het handhaven van de algeheele
onafhankelijkheid van kleinere Europee-
sche landen is een machtige factor voor
de stabiliteit van het Europeesche even
wicht. In sommige opzichten inderdaad
is de ligging van Holland voor dit land
van buitengewoon belang, want, terwijl
de grenzen van Nederland gelijk loopen
met die van de grootste militaire mo
gendheden van het vaste land, zijn 's
lands kusten langs de Noordzee tegen
over de onze gelegen, waar zich ook
een van de voornaamste waterwegen
bevindt van geheel West-Europa.
Ofschoon Nederland klein is in opper
vlakte is het toch een wereldmacht van
den eersten rang door zijn overzeesche
bezittingen. Wij hebben geen reden te
veronderstellen, dat de hedendaagsche
Hollander iets van den moed, waarmede
zijn voorouders hun onafhankelijkheid
verdedigden, verloren heeft. Ook hebben
wij geen recht aan te nemen, dat 's
lands onafhankelijkheid op een of an
dere wijze in gevaar zou zijn. Maar er
zijn verscheidene ernstige, internationa
le kwesties ten aanzien van welke de
houding van Holland een factor zal uit
maken van het allergrootst belang.
De eenigszins levendige discussies, die
dezer dagen op het continent gevoerd
zijn, vooral in België en Frankrijk en
die ook een echo hebben gevonden in
de Tweede Kamer der Staten-Qeneraal,
inzake de voorgestelde versterking van
Vlissingen, zijn een zaak in kwestie.
Het gerucht gaat dat het fonds dat
vereischt wordt voor de kustverdediging
van Holland een onderwerp van discus
sies heeft uitgemaakt, omdat er door
een andere vreemde mogendheid ten
deze pressie zou zijn uitgeoefend.
De Belgen hebben in alle geval geon
instemming getoond met de zoogenaam
de versterkingen van Vlissingen, met
het oog op eventueel nadeel voor Ant
werpen en de vrije vaart op de Schelde.
De veronderstelling is uitdrukkelijk
tegengesproken door den verantwoorde
lijken minister van de Nederlandsche
regeering. Hij verklaarde o.a. en onge
twijfeld met gegronde redenen, dat Ne
derland voor het handhaven van zijn
neutraliteit verplicht is, de kustverdedi
gingen even goed te versterken als de
landdefensies.
Het blad bespreekt ten slotte de Rijn-
19.
- Versaheiden jaren? Dat zou ik
tiet verwacht hebben, omdat de signor
zich niet heeft geoefend in die Engel-
sche eigenschap, die van meer beteeke-
"18 is, dan uitspraak of taaleigen.
■KeDyon zweeg en keek den man zoo
onschuldig vragend in het gelaat, dat
hij in de val liep.
- En welke eigenschap is dat, als ik
o vragen mag? zeide hij.
- Zich met zijn eigen zaken te be
moeien, antwoordde Kenyon op korten,
scherpen toon, den spreker den rug toe-
heerend, ten teeken dat het onderhoud
geëindigd was.
Het gelaat van den man word vuur-
rood van woede. Ik hield hem goed in
het oog, omdat ik vreesde dat hij mijn
vriend zou aanvallen. Hjj oordeelde het
echter geraden dit niet te doen. Onder
het uiten van een vloek keerde hij zich
om, en daarmede was het incident ge-
eipdigd.
Terwijl dit onderhoud gevoerd werd,
had de Italiaansche vrouw haren als
geleerde uitzienden vriend verlaten, en
nadat zij zich weder bij het jonge meis
je had gevoegd, vervolgden zij tezamen
hunnen weg.
Onze boosaardige Italiaan begaf zich
nu naar den man die in gesprek was
geweest met de oude dienstbode, nam
hem onder den arm en verwijderde zich
met hem in een tegenovergestelde rich
ting. Spoedig waren zij uit het gezicht
verdwenen.
Kenyon deed mij geen voorstel om
het eerste paar te volgen, terwijl ik,
al hadde ik dit ook gewenscht, te
bloode was om het hem te verzoeken.
Toch vrees ik, dat het besluit om den
volgenden dag San Giovanni weder te
bezoeken in mijn gemoed rijpte.
Maar ik zag haar niet weder. Ik durf
niet zeggen, hoe dikwijls ik mij naar
dez» kerk begaf. Maar zoolang ik mij
te Turijn bevond, ontmoette ik noch het
schoone meisje noch hare geleidster we
der. Onzen brutalen vriend kwamen
wij verscheiden malen op straat tegen,
en werden dan vereerd met een duiste
ren, dreigenden blik, waaraan wij ons
echter niet stoordenmaar het lieve
meisje met dat bleeke gelaat en de vreemd
soortige donkere oogen kregen wij niet
weder te zien.
Het zou dwaas klinken wanneer ik
beweerde, dat ik verliefd geraakt was
op eene dame die ik slechts eenige oogen-
blikken gezien had, tot wie ik nim
mer een woord gesproken had, wier
naam en woonplaats mij onbekend wa
ren maar ik moet bekennen dat zoover
blikken dit kunnen teweeg brengen, ik
meer belang stelde in dit meisje dan in
eenig ander dat ik ooit gezien had. Hoe
schoon zij ook was, kon ik mij niet
verklaren waarom ik deze bekoring voor
haar gevoelde. Ik had zeer veel schoo
ne vrouwen ontmoet. En töch slenterde
ik, alleen ter wille van de onbeduidende
kans om deze weder te zien, door Tu
rijn, totdat het geduld van Kenyon, mijn
blijmoedigen en goedaardigen vriend,
was uitgeput en hij verklaarde, dat als
ik niet besloot te vertrekken, hij alleen
op reis zoude gaan. Ten laatste gaf ik
toe. Tien dagen waren voorbijgegaan
zonder de ontmoeting, waarop ik wachtte.
En wij vertrokken dus.
Van Turijn begaven wij ons west
waarts naar Gunea en verschillende
andere plaatsen daarop staken wij naar
Sicilië over en werden te Palermo, ont
vangen aan boord van het jacht van
een anderen vriend. (Vervolg.)