- it -
een gat te baggeren en de zandwinning voor de zuiger
"M.C.Vaarwater" mogelijk te maken. Wegens de felle stroom kon
echter alleen met hoogwater worden gebaggerd.
Op 1 Mei raakte ook de "Eenland" buiten bedrijf, doch
was de volgende dag weer gereed en kon die avond weer draaien.
Gedurende het weekend van 1 - 3 Mei werd met baggeren
doorgegaan.
On 6 Mei werd het zand bereikt en op 8 Mei was de plaats
voor de "M.C.Vaarwater" gereed.
Deze arriveerde 12 Mei en was de volgende dag gesteld,
doch leverde bij het proefdraaien op 15 Mei geen zand.
De oorzaak hiervan was, een vrij vaste kleihoudende
laag welke het bressen bemoeilijkte.
Tenslotte waren op 17 Mei ook deze moeilijkheden over
wonnen en werd continu en in voldoende mate zand geleverd.
De zuiger "M.C.Vaarwater" leverde sindsdien 3^00 n3
vloeistof per uur net een gemiddeld gehalte aan zand van 30$
dus overeenkomende net 1000 m3 zand per uur.
Het zand van het schor is zeer fijn en bestaat voor bij
na 80$ uit de fractie tussen de 100 en 250 li de rest is nog
fijner.
Door de grote capaciteit van de zuiger gaf dit aanlei
ding tot ernstige moeilijkheden op het stort; telkens wanneer
enige hoogte was bereikt concentreerde de stroom zich namelijk
in een lager gedeelte, dat dan snel erodeerde. Dit bleek met
de gebruikelijke middelen niet te voorkomen. De erosie kwam
eerst tot stilstand nadat het grootste deel van de gewonnen
hoogte weer verdwenen was. De zandstroom dook hierbij onder
water en zette zich als geconcentreerde straal voort tot in
het diepste gedeelte in het gat, waar het zand werd gedepo
neerd.
Naarmate het gat meer gevuld raakte, verminderde de
hevigheid van de erosie, hoewel nog telkens bij het spuiten
van het definitieve tracee ernstige afschuivingen optraden.
Rijswerk en steen
Op 9 April kwam het eerste zinkstuk gereed. Een bak met stort-
steen, die op weg over het schor naar het gat vast was geraakt,
bleok niet los te kunnen konen. Derhalve werd de steen in
kleinere bakken overgeladen, welke door het gat naar binnen
werden gevaren. Hierna werd alle steen in de Staart aangevoerd
en naar de polderzijde overgebracht. Het eerste stuk (20 x 5-0)
werd op 13 April door de ebstroon tijdens transport naar het
gat meegevoerd en kon net veel aoelte op de mosselvelden
worden vastgelegd. Eerst in de nacht van 15 April kon het
binnengebracht worden, waarna het de 16e tegen de oostelijke
nol van het gat werd gezonken. 17 April werd aan de westelijke
zijde tegen het hoge schor en aansluitend aan de reeds ge
noemde dan een stuk gezonken (35 x 10).
Beide werden in de volgende dagen nabestort.
Regelmatig werd nu doorgezonken tot op 7 Mei het stroom
ga t geheel voorzien was.
Bijlage 5 geeft de vordering van de werkzaamheden aan
van 5 tot 28 Mei. Hierin zijn langsdoorsneden over het gat
weergegeven volgens een profiel overeenkomende met W.O. in de
situatietekening, welke tevens de grondlaag van de bezinking
weergeeft.
Klei
De klei werd gewonnen op het schor in de onmiddellijke
nabijheid van het gat. Mits droog verwerkt, bleek deze klei
van goede kwaliteit te zijn (taai en consistent). Oo over een