DB SLPITII G V.I' 1ST G,J' i: DE FOORDELIJKE DIJK
VA! DB POLDEH SIPJ.-PSLUiD SCKOU7JBÏ'-DUIVELJ.KD
I. Situatie
Tijdens de stormvloed van 1 Februari 1953 werd in de
noordelijke dijk van de polder Sirjansland een bres geslagen
waardoor een verbinding ontstond met het buitenwater in de
Grevelingen. Via gaten in de Kapeldijk en de Schorredijk kwam
de polder tevens in verbinding te staan met de geïnundeerde
polders Vierbannen en Oosterland (bijlage 1).
In dit verslag zal de dichting van de noordelijke dijk
worden besproken.
Deze dijk lipt aan een inham van slik- en schorgronden,
welke zich uitstrekt van de Grevelingen tot Dreischor. Door
de inham loopt een smalle en ondiepe geul het z.g. Dijkswater,
welke vanuit de Grevelingen toegang geeft tot het haventje
"de Staart", de loswal bij het gemaal Stevensluis en de haven
van Dreischor, alles ten westen van het gat gelegen, «.anvanke-
lijk bestond geen verbinding tussen de bres en de geul.
In de noordelijke dijk van de polder Vierbannen was op
de plaats waar de geul ir. het Dijkswater de dijk nadert - ca.
600 m ten oosten van Stevensluis - eveneens een bres geslagen
welke in verbinding kwam met de geul.
aldus ontstond voor de toestroming en afstroming van het
gat bij Sirjansland een vrij gecompliceerde situatie welke
hieronder nader zal worden besproken.
IIPeilingen en stroommetingen
De eerste volledige opneming vah het gat vond plaats
van b - 6 Maart 1953 (bijlage 2).
Hieruit blijkt dat de ca. 200 m wijde bres grotendeels
werd afgeschermd door een boven normaal hoogwater gelegen uit
loper van het schor. Tussen de rand van dit schor en de ooste
lijke dijksnol bevond zich een ca. 70 m wijde opening waarin
een grootste diepte werd gepeild van H.A.P, - 8,5 m.
Iet feit dat de schorrand ruim een maand weerstand had
geboden aan de vloed - en ebstromen door het gat, wees er op
dat deze stromingen niet van veel betekenis konden zijn. Zelfs
ruim 2 maanden na de eerste opneming (peiling van 3 Mei 1953,
bijlage 3) bleken de diepten nog maar weinig veranderd te zijn;
van eon beduidende aantasting van de schorrand was evenmin
sprake.
Do gehele configuratie is dan ook ontstaan bij de door
braak zelf en de afmetingen van het gat waren zo ruim in ver
gelijking met de optredende vervallen en stroomsnclheden dat
een verdere uitschuring vrijwel achterwege bleef.
In bijlage f zijn de op 2 Kaart uitgevoerde stroomme
tingen en peilschaolkp-onnen weergegeven.
Er dient onderscheid genaakt te worden tussen de getij-
beweging in het buitenwater (de Grevelingen), in het Dijks
water en in het gat. Tengevolge van de belangrijken-waterbewe
ging naar het gat Stevensluis (vermogen ca. 6 x 10 m3) en hot
geringe profiel er. kleine diepte (drempel van - 1,5 m) van het
Dijkswater wijkt de getijbeweging hierin af van die in de
Grevelingen. Uiteraard blijtt het laagwater in de geul het
fie-cstc achter bij het buitenpeil (bijlage 3).
Door de hoge ligging van het slik (gemiddeld 0,5 m)
tussen het Dijkswater en het gat, verschilt de getijbeweging
hierin weer aanmerkelijk van die in het Dijkswater.
I