ramp_LDij gewerKr
bereiken. Dat deze vergadering zeer belangrijk voor de toekomst
voor Noord-Beveland was, bleek later, want daar is het besluit
gevallen om als een waterschap Noord-Beveland verder te gaan.
Ik ben er altijd nog trots op, dat ik er in geslaagd ben alle
bestuursleden op tijd hun uitnodigingen te hebben bezorgd. Zo heb
ik ook mijn steentje bij kunnen dragen tot het vormen van het
grote waterschap Noord-Beveland.
De dag voor mijn terugkeer naar Oirschot was de telefoon weer
gerepareerd en had Bom een gesprek met de staf van het regiment
Stoottroepen. Dit om te vragen of ik nog in het rampgebied mocht
blijven. Het antwoord was dat ik eerst naar Oirschot moest
terugkeren en dat men daar dan zou besluiten tot wel of geen
terugkeer. Een verzoek hier toe moest ik maar meebrengen
De reis terug naar Oirschot.
In de vroege morgen van maandag 20 februari werd de terugreis
naar Oirschot gestart. Om half zes vaarde ik met het bootje van
Kamperland naar Veere. Aanmelden moest men in Middelburg, vanwaar
de inmiddels gevormde groep naar Vlissingen-Breskens vertrok.
In Schoondijke kwamen nog enkele militairen bij de groep. Het was
een mengelmoes van verschillende onderdelen. Via Brussel de
tunnel onder de Schelde bij Antwerpen was ook overstroomd) kwam
ik s'nachts rond half twee in Oirschot aan. Zeer vermoeid en
hongerig melde ik mij aan bij de wacht. De legerplaats deed mij
onwezelijk aan na zo'n lange tijd te zijn weg geweest en na alles
wat er was gebeurd. Zodra ik in de kazerne was probeerde ik de
opvolgende compagnies commandant te spreken' de eerste luitenant
den Na veel moeite heb ik zijn slaapkamer in een van
de barakken kunnen vinden. Maar hij was op geen enkele normale man
ier
wakker te krijgen. Ik had van de loco-burgemeester Bom een
verzoek meegekregen om wegens onmisbaarheid onmiddellijk terug
te keren. Dat had ik toch zeer letterlijk genomen en wanneer
toestemming was verleend, was ik ondanks alle vermoeidheid die
zelfde nacht nog teruggereisd. Maar dit lukte mij niet en daarom
probeerde ik mijn strozak maar op te zoeken. Op weg naar mijn
barak kwam ik op dit late uur nog twee dronken onderofficieren
tegen die mij nog herkenden. "Ha, van der Weele, ik dacht dat jij
verzopen was", was de begroeting. Ik had geen tijd om hun
mijn ervaringen van het rampgebied te geven en rond half drie
viel ik in slaap. Onwennig stond ik s'morgens op het appel. Vele
verhalen had ik van de andere chauffeurs al gehoord. Hoe zij in
de rampgebieden waren ingezet en nog duizelig vanwege de korte
slaap, hoorde ik mijn naam afroepen. Er werd gezegd dat ik
onmiddellijk op rapport moest komen. Ik bereidde mij voor wat
ik moest zeggen om naar het rampgebied terug te mogen keren en
dacht dat ze wel benieuwd waren naar mijn verhaal. Het liep even
wel anders. Nadat ik door een sergeant was aangemeld en ik
volgens de regels stram in de houding voor den stond,
keek die mij met een loerende blik aan. Na een akelige stilte
sprak hij mij op strenge hoge toon aan met de volgende woorden;
Pagina 12