ramplbij gewerkt Soldaat van der Weele, je begrijpt toch zeker wel dat je als deserteur wordt beschouwd." Nadat de woorden door mijn oren waren opgevangen, werd het wazig voor mijn ogen en een ogenblik dacht ik neer te vallen. De gruwelijke aantijging om als deserteur in deze rampdagen te worden beschouwd, vond ik ronduit schandelijk. Ik had mij in mijn gedachten volledig ingezet. Na nog een heel verhaal te hebben moeten aanhoren, dat menigmaal van uit het regiment een telegram naar mij was verzonden, en waarop ik nooit geantwoord had, was ik als vermist beschouwd. En nu ik weer was teruggekomen was ik gelijk een deserteur. Het zou mij duur komen te staan. Eindelijk kreeg ik de kans te zeggen dat ik nooit een telegram had ontvangen en ik mij direct na de radio-oproep bij het gemeentebestuur had gemeld. Die hadden op zich genomen om dat aan mijn regimentscommandant te melden en dat ik nog in leven was en dat ze mij in het rampgebied nodig hadden. Ook dat er vrijdags nog was getelefoneerd van de gemeente naar de staf om te vragen of ik op Noord-Beveland kon blijven. Daar wist hij niets van en beschouwde dat als een verhaal om mij er uit te redden. Ik vroeg hen of ik het verzoek van de gemeente, dat ik in mijn borstzak droeg, te voorschijn mocht halen en of hij het dan wilde lezen. Nadat hij het had ingezien zei hij; "Verzoek afgewezen" en gaf er een handtekening op die goed was voor tweehonderd sigaretten. Hij commandeerde" ingerukt mars". Verbijsterd stond ik buiten. Wat er die dag allemaal door anderen werd verteld, drong niet tot mij door. Deze korte gebeurtenis is mij tot in lengte van jaren als onmenselijk bij gebleven. Een tik die niet te verwerken viel. Doelloos in Oirschot rondlopen, terwijl ik mij in het rampgebied nog nuttig kon maken... Ja de dienst is na de ramp nooit meer zo geweest als er voor. In heel korte tijd had ik een mentaliteitsverschil opgelopen, waar ik zelf nog geen weet van had. En het kazerneleven zag ik als iets onwezelijks en nutteloos Iedere volgende dag verlangde ik naar het rampgebied te mogen terugkeren, en ja hoor op vrijdagmiddag moest ik met nog drie chauffeurs ons gereedhouden om verbindingsmensen met hun radiozender naar Dintelsas te brengen. Ik had nog nooit op een G.M.C. gereden. Het was mij allemaal vreemd. Om twee uur stonden wij voor vertrek klaar en waarom we moesten wachten is als nog een raadsel. Pas om zeven uur, toen het al donker was, en er inmiddels mist was komen opzetten, werd er gestart. Ik was de chauffeur van de laatste wagen in de colonne. Vier G.M.C waren in de donkere mistige nacht op weg naar het rampgebied. Door Breda had ik de grootste moeite de andere wagens te volgen. Een rondweg om Breda heen was er toen nog niet... Vooral langs het Spaanse water was het pot en pot dicht van de mist en ik herinner me nog dat ik met moeite ergens een bocht moest nemen met te veel snelheid en te weinig zicht. Een G.M.C. is moeilijk in de bochten en daarom werd de bocht te ruim genomen en sneuvelden enkele houten paaltjes die langs de kant stonden. Auto's of mensen waren die avond nergens te bekennen. Rond 1 uur Pagina 13

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1953 | | pagina 34