ramplbij gewerkt op de bovenverdieping. Rond kwart voor vier gingen wij in de auto en zagen richting zeedijk autolichten. Daar reden we heen en ontwaarden er de dijkgraaf en Bom. Zij riepen dat de dijk het nog steeds had gehouden. Dat wilden wij zelf ook wel zien en reden naar die dijk die recht op de weg lag. De weg was onderlangs de dijk niet berijdbaar. Stukken aarde en houten palen lagen op de weg en de golven spoelden over de dijk heen. Als trapje waren stenen in de dijk gegraven, en waar we de moed vandaan gehaald hebben begrijp ik nog niet... maar we klommen er naar boven. We hielden elkaar stevig vast en wadend door het overlopende water kwamen we boven. De dijk was al zacht (doordrenkt) geworden en onze laarzen zakten er in weg. Wat onze ogen aanschouwden zou ons hele leven bij blijven. De zee ging als een woeste draak tekeer. De bewolking ging in flarden langs de volle maan zodat we de zee goed konden zien. Een enorme watermassa beukte op de dijk, trok zich terug zodat wij in de diepte keken gelijk een krater, om dan met geweld van duizenden tonnen water en schuim de stormaanval op de dijk te doen. Daarbij liep het water over de dijk. Richting Schouwen-Duiveland zagen we noodsignalen van de Bore VI, het Finse schip dat in moeilijkheden was. We zijn er niet lang blijven staan. De orkaan sneed de adem af. Hagelstenen of zeewater striemden in het gezicht. De kruin van de dijk leek maar een kattenrugje, zo smal tegen die woeste zee. We begrepen zeer goed dat de polder in groot gevaar verkeerde en reden huiswaarts. De buurman en de dijkgraaf stonden nog op wacht en vroegen onze bevindingen. Ze zeiden dat het rond half vier eb moest gaan worden. We keerden terug naar de boerderij en begonnen zoveel mogelijk huisraad van beneden naar boven te brengen in de veronderstelling dat de volgende vloed fataal zou kunnen zijn. De telefoon was uitgevallen en zo te zien was bij Bom die op het electrische net was aangesloten, de stroom uitgevallen. Regelmatig inspecteerde ik de sloten, maar die stegen niet verontrustend. Zo rond half acht, bij het ochtendgloren, zagen we de lichten van een tractor vanaf de zeedijk komen. Ik ging naar de weg en zag dat het twee knechts van Bom waren, die de zeedijk aan het verkennen waren. Ze zeiden dat de dijk bij de Zandhoek zwaar beschadigd was en over een lengte van 60 meter was de kruin weggeslagen. Daar zou het later in de middag zeker om spannen of het dijkleger erin zou slagen om de dijk te herstellen. Het water was nu goed aan het zakken (geen wonder want grote gebieden stroomden elders onder water)Matty was intussen zo moe en uitgeput dat ze wilde gaan slapen. Ik liet haar alleen en reed naar mijn zuster To, die twee kilometer van ons vandaan woonde. Ik arriveerde daar rond tien voor acht. Wat ik daar toen te horen kreeg deed mijn haren te berge rijzen en besefte dat de strijd nog lang niet was gestreden Zij woonden aan de Provinciale verbindingsweg van Kortgene naar Colijnsplaatwaar die nacht veel verkeer was langs gekomen. Ze wisten mij te vertellen dat Kortgene onder gelopen was en er veel Pagina 3

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1953 | | pagina 7