2
HOOFDSTUK II
Zeewering en oeververdediging
Na een na de ramp zo spoedig mogelijk gehouden voorlopige
inspectie bleek, dat de zeedijk van de Zuidhoek over flinke stukken
tot op de buitenberm was weggeslagen. Stroomgaten waren ont
staan in de oostelijke dijk van de Zuider Nieuwlandpolder en ook
in de Oosthavendijk, ter hoogte van de inlage. Hierdoor werd de
inlaagdijk waterkerend. Deze dijk werd ook zwaar gehavend en
ontstonden hierin stroomgaten.
In de Westhavendijk waren een viertal ernstige stroomgaten
ontstaan.
De zeedijk van het Westhavenhoofd af, had vele beschadigingen
gekregen.
De buitendijken van Cauwersinlage en Suzanna's inlage waren
over grote gedeelten niet hoger meer dan de buitenberm.
Van Pikgat tot Schelphoek was er een aaneengesloten rij van
afkavelingen aan het binnentalud en weggeslagen stukken kruin.
Ook de inlaagdijken waren beschadigd, terwijl in de dijk van de
tweede inlage een stroomgat was ontstaan.
Van het Schelphoekhaventje "was de noordelijke dijk geheel ver
dwenen. Van de beschoeiing waren nog enkele stukken blijven
staan, doch het water stroomde hier met zoveel kracht in en uit,
dat binnen enkele dagen alles was meegesleurd en een snel groter
worden van dit gat verwacht kon worden.
De zeedijk van de Schelphoek tot Burghsluis vertoonde bescha
digingen door overstromend water (afkavelingen van het binnen
talud).
Van de haven van Burghsluis was de westelijke havendijk be
zweken, zodat het Bootspoldertje volliep. De hierdoor ontstane
druk op de Meeldijk bleek te zwaar te zijn geweest en was deze
dijk, juist op de driesprong van dijken, bezweken, zodat aldaar
het water èn Schouwen èn de Burgh- en Westlandpolder in en uit
stroomde.
Aan de noordkant bleek dat van de duinen veel zand was af
geslagen, terwijl cle basaltglooiing tegen de duinvoet ernstig ge
leden had.