SYMPTOOM I - 15 AUGUSTUS 1969 Nr. 10 Ian lie zeedijk J. VIERGEVER. ind BADCOURANT Even nog kijken naar de zee, die zonnevonken vangt. Even nog de hand gedrukt op de veen- moppen, die hier en daar op het strand, illustreren hoeveel de zee in de loop der jaren won op het land. Dan vlug omkeren en weg wezen. De vakantie zit er weer op. En nu weer maar I hopen op volgend - ja ar. gaande weer niet) en de t op de anders de naam Pelvetia draagt. Maar deze soort ontbreekt nogal eens. Dan komt een gordel van kleine zee-eik en daarna een brede zone van blaaswier en knotswier. Dat zijn de grote bruine wieren met luchtblazen, die zo lekker kun nen knappen als ze stuk getrapt worden Het verschil tussen deze twee is gemakkelijk te zien. Het knotswier heeft grote luchtbla zen. die breder zijn dan het loof en bij blaaswier liggen de veel kleinere luchtblazen twee aan twee in het loof. Op sommige dijken is zo goed als geen knots wier te vinden, terwijl het op andere plaatsen juist erg over vloedig is. Dit komt omdat knots wier van rustig water houdt en op plaatsen, die bijna steeds zijn blootgesteld aan wind en stroom, meetal ontbreekt. En hierna komt de gezaagde zee-eik, waar van de randen van het loof ge tand zijn als een zaag. Tussen en onder deze wieren zijn vele zeebewoners te vinden. Daar kruipen de alikruiken rond, de grauwe gewone alikruik, de kleine ruwe alikruiken en de gele en groene stompe alikrui ken en wat dieper tussen de ste nen zitten vaak purperslakken. Die behoren tot een beroemde familie, die in de oudheid de purperen kleurstof leverde. Die kleurstof wordt gevormd in een sen hoog en laag water is eigen lijk niet zo erg geschikt voor een begroeiing met wieren, want deze horen nu eenmaal in het water thuis en kunnen uitdro ging niet zo heel goed verdra gen. En hier liggen ze een deel van de dag droog en natuurllijk bij de hoogwaterlijn veel langer dan beneden de eblijn. De soor ten die het beste tegen deze uit droging bestand zijn, zullen het ook hoger op de glooiing kun nen uithouden. Vandaar deze scherp gescheiden zónes. De meeste soorten zullen wij dan ook beneden aan het water te genkomen. Met de dieren is het net zo gesteld. Maar die heb ben vaak nog de gelegenheid zich tijdens eb op gunstiger plaatsen te kunnen verbergen. In hoofdzaak kunnen wij op een goed begroeide dijk vier van deze wierzónes ontdekken. He lemaal bovenaan eerst een smal randje van het klein wiertje, dat Voor de zeedieren is het strand nu niet bepaald aanlokkelijk. Het zand is door wind en water gedurig in beweging en het ge vaar van hieronder bedolven te worden dreigt steeds. De meeste zeebewoners prefereren dan ook een steviger ondergrond, die onze kust van nature niet biedt. Vandaar dat op rotsachtige kus ten de zeeflora en fauna veel rijker is. Toch hebben wij binnen onze grenzen goede vervangers van deze rotsen in de vorm van de st.eenglooiingen van de zeedij ken en daar zal men veel kun nen ontdekken van wat het strand ons niet te bieden heeft. Daar vindt men in de eerste plaats de begroeiing van wieren, de zeeplanten bij uitstek. Daalt men bij laag water zo’n wier- glooiing af, dan valt het onmid dellijk op dat de begroeiing zich wijzigt naar mate men de laag- waterlijn nadert. Dit gebied tus- klier binnen in het dier en daar de hoeveelheid per slak erg klein is, moesten daarvoor natuurlijk grote aantallen van deze dieren worden verzameld. Daarom was deze kleurstof zeer kostbaar en was het enkel aan zeer voor name lieden geoorloofd gewaden in deze kleur te dragen. Ondertussen zijn wij vlak bij de waterlijn gekomen en om nog wat te zien te krijgen, zullen wij ons moeten haasten, want straks komt de vloed opzetten. En juist hier is zo veel te beleven. In de plassen zitten er zeeanemonen. Het zijn net prachtig gekleurde bloemen, maar het zijn dieren en nog wel familieleden van de kwallen. Wat bloemblaadjes lij ken, zijn vangarmen, gewapend met netelcellen, die voor klei nere diertjes dodelijk venijn be vatten. Het kan haast niet missen of hier vindt men zeesterren. Een zeester is al een heel wonderlijk dier, want hoewel er kop noch staart aan te ontdekken valt, kruipen zij toch rustig over de stenen. Dat kruipen gebeurt door middel van tientallen voetjes aan de onderkant. Deze voetjes worden door waterkracht bewo gen. Door alle armen loopt Gratis verspreiding te Burgh, Haamstede, Renesse, Scharendijke en Brouwershaven Als het weer niet ,.je dat is, wil de zomer nog wel eens even duren, maar als het week na week fraai weer is en dat niet alleen volgens De Bilt, maar echt in werkelijkheid, dan vliegt de tijd. Het lijkt nog maar net begonnen, maar heel voorzich tig begint het einde van de vakantie zich alweer aan te kondigen. Heel voorzichtig gelukkig nog maar; men behoeft dus nog niet in paniek te geraken, maar tot de eerste symp tomen behoort toch wel het laatste nummer van de Badcou- rant, het typisch zomerperiodiek, dat de touristen over allerlei dingen op Schouwen-Duiveland een seizoen lang int de droom hielp. Op bescheiden wijze mocht de Badcourant weer een verbin- dingslijntje leggen tussen de komende en gaande man en vrouw (en hoevele duizenden waren het er 1_2_ streekgemeenschap, die zich ieder jaar prepareert badgasteninvasie en ervaart, dat het elk jaar eender en badgasteninvasie is. Weer heel wat informatie kon worden doorgegeven; er waren verschillende artikelen en „mooie plaatjes” en natuurlijk ad vertenties, want de zakenlieden willen wel verklappen, wat ze allemaal hebben aan te bieden. Zo groeide een geheel, dat - zo menen wij - weer zijn nut had voor de badstreek en in wat wijder verband, voor Schouwen-Duiveland, met name dan voor degenen, die hier enige tijd mochten vertoeven. Hopelijk hebben die velen de kracht hervonden om weer een jaartje vooruit te kunnen. Demaalstroom van het alledaagse leven eist van jaar tot jaar meer aan inspanning en energie en het is erg fijn als in een gezonde omgeving de „accu” weer eens wat kan worden opgeladen. Moge de herinnering aan het verblijf hier een goede zijn en al pretendeert de Badcourant verder niets te zijn dan een eenvoudig hulpmiddel in het grote bestel van het tourisme, daarom zou het nog best eens kunnen zijn, dat de „kop” of zelfs een heel blad in een plakboek terecht komt. Dan krijgt dat van zand en zilte lucht doortrokken krantje, nog histo rische waarde. De Badcourant stamt al van voor de oorlog en is het nog niet „zat”; daarom hier de wens dat de verschijning ook volgend jaar weer velen van nut zal mogen zijn. Nieuwe gasten natuurlijk, maar ook „oude” (terugkomers). Voor de laatsten hier graag: „tot een volgende keer!” melijk ’n kanalensysteem, waar op deze voetjes aangesloten zijn. En door hun beurtelings vol te pompen en weer leeg te laten lopen, wordt het voortbewe- gingsmechanisme in werking ge teld. Met deze voetjes kunnen zij niet alleen kruipen, maar er ook goed iets mee vasthouden. Dat ondervinden de mosselen vaak aan de lijve. Zeesterren voeden zich met schelpdieren en daarbij is de mdssel hoofdschotel. Wan neer u een levende mossel open zou willen trekken, dan valt dat niet mee of liever: het lukt niet. Met een grote spier houdt de mossel zijn schelpen stevig ge sloten. De zeester gaat op de mossel zitten, zuigt zijn armen met de voetjes aan weerszijden vast en begint te trekken. En zij weten van volhouden, desnoods een hele dag. Op de lange duur gaan de mosselschelpen wijken en dan is de zaak beslecht. Dan laat de zeester uit het middel punt van de armen zijn maag in de schelp zakken en begint de mossel in de schelp te ver teren. En is dit proces ver ge noeg gevorderd, dan wordt de maag met mossel weer binnen gehaald en blijven de lege schel pen liggen. na-

Krantenbank Zeeland

Schouwen's Badcourant | 1969 | | pagina 1