Watersnood 1 februari 1953
Zoals iedere zondagmorgen gingen mijn vriendin en ik naar de kerk. Wij bezochten
de vroege dienst van 9.00 uur tot 10.00 uur.
Bij thuiskomst vertelde mijn vader dat alle militairen zich moesten melden op de
kazerne of vliegbasis waar men gelegerd was. Voor mij was dat de vliegbasis
Woensdrecht waar ik soldaat 1e klasse, beroepsmilitair was bij de KLu. Mijn vriendin
(nu, al sinds 1957 mijn vrouw) ging naar huis en heeft zich gemeld bij het Rode Kruis
waar zij vrijwilliger was.
Dit i.v.m. de overstromingen in het zuid- westen van Nederland, er was watersnood.
Grote delen van Zeeland en West Brabant stonden onder water. Het vreemde was
dat er in de kerk niets over gezegd was, terwijl een groot deel van Rotterdam, waar
wij woonden ook met overstromingen te maken had.
Ik heb mijn spullen gepakt en ben op reis gegaan, het werd een lange rit.
Omdat er geen treinen meer konden rijden via Dordrecht naar Roosendaal werden
wij van Rotterdam naar Holland Spoor in den Haag geleid, vandaar lopen naar
Staats Spoor van waar we naar Utrecht gingen. In Utrecht overstappen naar
's Hertogenbosch, dan weer overstappen naar Bergen op Zoom.
Bij aankomst op het station B.O.Z. keken we recht de zee in. De trein kon echt niet
meer verder, iedereen was met stomheid geslagen over de grote waterplas die voor
ons lag.
Met een 3 tonner van de basis werden we opgehaald en naar de basis gereden.
Tussen B.O.Z. en Hoogerheide liep de weg door een dal waardoor we door het
water de weg moesten volgen.
Op de basis aangekomen meldde ik mij bij de wachtcommandant en die zei,
"vanavond sta je op wacht, je moet invallen voor de mensen die uit Zeeland moeten
komen maar dat niet kunnen"
De wachtdiensten waren 24 uurs wachten waarbij je 2 uur op ging en 4 uur af om te
rusten en te eten.
Maadagavond kon ik gaan slapen en de volgende morgen moesten we zandzakken
vullen. Dinsdagavond moest ik weer op wacht tot woensdagavond, de volgende dag
weer zandzakken vullen en naar het overstromingsgebied tussen B.O.Z. en Rilland
Bath. Ik kwam in een vrachtwagen terecht die een verkenningsrit moest maken naar
Goes.
Hoe we er gekomen zijn weet ik echt niet meer maar de chauffeur wist wel een paar
dijken te liggen die niet onder water stonden. En zo zijn wij daar toch gekomen en
konden bij terugkeer melden dat Goes te bereiken was.
Onderweg heb ik mij verbaasd over de enorme troep die op het water dreef, inclusief
de kadavers van paarden, koeien, varkens en wat al niet meer.
Vernielde boerderijen met hulpeloze mensen op de zolders en daken. Overal bootjes
om mensen te redden uit hun benarde posities. Het was een trieste aanblik.
Met dit beeld voor ogen kwam ik op de basis terug en hoorde van de collega's
dezelfde verhalen. Wij waren er stil van.
Wat mij ook erg heeft aangegrepen is het volgende, er was een boer die zijn
beesten al een beetje op het droge had en een andere boer vroeg hem te helpen
maar deze man vertikte dat te doen, hij mompelde iets van, zorg maar voor je eigen
spul.