dr. W.Stiggelbout
van Diepenburchstraat 166
2597 PZ Den Haag
070-3240665
13-06-2009
Uitgeverij De Koperen Tuin
Gasthuisstraat 12
4461 JS Goes
t.a.v. Kees Slager
Geachte Heer Slager
Kort geleden kreeg ik "De Ramp, een reconstructie" te leen van vrienden. Ik las het weliswaar niet in één adem
uit, maar het kwam wel in de buurt! Ooggetuigen genoeg natuurlijk, maar als eerbetoon aan Uw boek stuur ik U
hierbij een persoonlijk herinnering aan die februari-dagen in 1953
In 1953 waren mijn vriend Ben Ketting en ik medisch student in Amsterdam - op maandag 2 februari werd de
omvang van de overstroming duidelijk en wij besloten, niet gehinderd door enige kennis van wat zich daar
afspeelde, te gaan helpen. Bij een boer die aan de rechteroever van de Amstel woonde, een paar kilometer vóór
de toenmalige gasfabriek, kregen we een bootje met weinig diepgang, maar wel met een buitenboordmotor. Hoe
ons dat lukte weet ik niet meer, maar hij was waarschijnlijk net als honderduizenden anderen in die dagen, een
deel van zijn verstand kwijt. Ook een trailer vonden we er bij en dinsdagmorgen bovendien een taxichauffeur, die
ons wel naar het rampgebied wilde brengen... Mijn eerste bewuste herinnering daarna was dat we overal werden
teruggestuurd, maar uiteindelijk in Willemstad (NB) terecht kwamen, waar trailer en bootje van ons werden
afgepakt, gevorderd. We wilden hier natuurlijk schriftelijk bewijs van en we kwamen zodoende op het stadhuis,
waar het een redelijk geregisseerde chaos was. Van ons bootje, de trailer en ev. bewijsstukken weet ik me niets
meer te herinneren, wel over een héél boze amsterdamse taxichauffeur voor wie wij geld noch fooi hadden: wij
dachten in onze argeloosheid, dat hij alles uit hulpvaardigheid had gedaan. Een week later bleek dat hij de
Senaat van het studentencorps in Amsterdam zo ver had gekregen hem schadeloos te stellen - met als gevolg
dat wij bij thuiskomst niet bepaald als verloren zonen werden ontvangen..
Terwijl buiten een sneeuwstorm woedde, stonden wij - een bootje, een trailer en een aantal illusies lichter,
ergens in een gang van het raadhuis waar we werden aangesproken door een man, het bleek de burgemeester
te zijn, die vroeg of wij engels spraken. Toen we dat beaamden nam hij ons mee naar een nat groepje militairen.
Het bleken genie-jongens van het BAOR' te zijn, die met een klein sleepbootje en een vier- of vijftal rivier
stormboten voor reddingsacties waren gekomen. Wij werden ter plekke aangesteld als "liaison officers" en voeren
bijna onmiddellijk weg over het Hollands Diep, richting Ooltgensplaat. Het was duidelijk dat wij niet kwamen "om
te vissen", zoals anderen overkwam blijkens de anecdote in Uw boek en de flinterdunne platbodem stormboten
konden goed worden gebruikt om vee uit boerderijen te redden. In mijn herinnering lag het stadhuis op een
droog stuk Ooltgensplaat en wij werden daar gastvrij op een zaal ingekwartierd met strozakken en dekens.
Woensdagmorgen, het sneeuwde nog steeds maar het stormde niet meer, gingen wij de polder in. Het eerste
stuk werden we gesleept, maar verderop kon het sleepbootje niet over een binnendijkje van af dat moment
moesten wij bomen. In de boerderij waar wij moesten zijn, stond wat vee, waaronder een stamboekstier, in de
stal op stroblokken net boven de waterspiegel. Ik was zelfs nog bang voor een lieve hond, laat staan een stier -
maar voor die engelse jongens waren wij de experts,die de kolen maar uit het vuur moesten halen!
Het begon met deuren uit de kasten halen omdat die zware dieren anders zó door de bodem van die bootjes
zouden trappen. Daarover heen moest stro worden uitgespreid om die dieren te belazeren en ze het gevoel te
geven dat ze daar veilig konden staan. Het lijkt aardig recht toe recht aan, maar we moesten wel tot zeker een
meter in het water staan om overal bij te kunnen. Voor het moment supreme gingen onze engelse vrienden in
het water staan om de boot met zijn platte snuit tegen de balen stro aan te duwen en daar te houden terwijl ik er
in ging om -doodsbenauwd- tegenover de stier te gaan staan, hem bij de horens te vatten (ik had nooit
gedroomd dat ik eens zou uitvinden wat die uitdrukking betekenten langzaam achteruitlopend hem op de boot
te loodsen. De stier bleek gelukkig nog banger te zijn dan ik en volgde me als een lammetje. Ik moest toen wel
de hele terugreis naar Ooltgensplaat blijven staan terwijl ik die horens vasthield.
's Avonds riep de burgemeester onze bevelvoerend officier, een eerste luitenant of een kapitein, apart en
vertelde hem dat er een klacht was gekomen: in de bewuste boerderij was een halve kaas en een fles wijn door
ons gestolen. Hij zat er flink mee in zijn maag.