NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD
Proefnummer
Donderdag 24 Mei
1883.
J. K C. POT,
CONCURRENTIE.
Dit blad verschijnt eiken Zaterdag.
Prijs per 3 maanden, franco per post 65 cents.
UITGEVER:
Thoies,
Advertentién van 1 tot 4 regels 40 cents; iedere
regel meer 10 ceuts; groote letters naar plaatsruimte.
Ingezonden stukken worden vóór Donderdag
avond ingewacht.
Een vreemd woord. Evenwel vraagt aan den
minst ontwikkelde onder uwe kennissen wat
liet beteekenten gij zult bemerken dat hij
de beteekenis er even goed van weet als de
hoogst geleerde, 't Is ook een woord, dat op
aller lippen zweeft. Spreekt met de landbouwers,
zij zullen u, zelfs ongevraagd, de oplossing
geven van het vraagstuk „Waaraan is de ge
drukte toestand van den landbouw te wijten
door de enkele uitdrukking de concurrentie
van Amerika, het land, dat door zijn grooten
uitvoer van granen de oorzaak is van de goed-
koope „marien".
Knoopt een gesprek aan met een nering
doende hij zal u weten te zeggendat door
de „vele concurrentie" er bijna niets meer te
verdienen valt.
Vraagt den ambachtsmanhoe het hem
gaat Maar waartoe nog meer voorbeelden
aangehaald tot staving van onze bewering, dat
1. ieder klaagten alle min gunstige toe
standen aan de concurrentie geweten wordt
Alleen de predikanten en de onderwijzers (ex-
ept de hoofden der scholen) hebben tot op
rieden geen reden. De concurrentie schijnt bij
die heeren niet sterk te zijn. Of bet evenwel
niet veranderen zal
Concurrentie „Och zoo klaagt menigeen
„vaar is die goede oude tijd, toen dat leelijke
jrd niet zoo bekend was". Zijdie zoo
"kenzouden waarschijnlijk wel den tijd der
j -willen terug wenschen. Met dien wensch
len wij niet geheel en al kunnen instem-
•j^al moeten wij erkennen, dat het gildeive-
11 eel goeds heeft tot stand gebracht. Ja
hj gaan nog verder en beweren zelfs dat eene
moeming van de beginselen, waarop het gilde-
vezen steunde, ons menige les kan geven.
Wellicht zijn er ouder onze lezers, die niet
Ijuist weten, wat onder het gildewezen verstaan
rmoet worden. Het volgende diene dan tot
Een gilde was eene ver-
nadere verklaring.
eeniging van menschendie eenzelfde doel
beoogdenen dus de zelfde belangen gemeen
hadden. Aangezien het doel verschillend en de
belangen vele konden zijn, was er ook meer
jlan één gilde, meer dan ééne vereeniging.
Zoo had men gilden vereeuigingen van bak
kersschoenmakers, metselaarsdie het bak
kers-, schoenmakers- en metselaarsgilde vormden;
welke gilden opgericht waren om de belangen
der verschillende handwerken of ambachten te
bespreken en te bevorderen. Ieder gilde had
zijn hoofd, den deken, genoemd, terwijl leden
der vereeniging alleen bazen, toen meesters ge
noemd, konden zijn. In de vergaderingen, die
zoo dikwijls gehouden werden als de ambachts
lui het noodig keurdenwerden de belangen
niet alleen van de leden, de meesters, maar
ook van de knechts, toen gezellen geheeten
en van de leerlingen besproken; terwijl zij, die
iets wisten voor te stellen ter verbetering van
het vak, 't welk zij uitoefenden, een gewillig oor
konden erlangen.
Volgens bepalingen (men zou ze verordeningen
kunnen noemen) waren vastgesteld de prijzen
der voorwerpen, die door 'ie bazen gemaakt
wc-rden. Van concurrentie, mededinging tus-
scheij .de ambach^ui van hetzelfde vak in eene
zelfde gemeente was toen geen sprakealthans
in de prijzen. Immers, ieder ambachtsman was
verplichtop straffe van niet meer als baas
te worden aangemerkt, de door hem gemaakte
voorwerpen tot een prijs te leveren, zooals die
door het gilde was vastgesteld.
Wel kon er dus concurrentie bestaan tusschen
de' gilden van hetzelfde vak in verschillende
gemeenten, maar geen wedijver in prijzen of
loon tusschen de leden van één zelfde gilde.
Zoo kon er mededinging bestaan tusschen de
timmerlieden van b. v. het Tholensche- en
Zierikzeesche gilde, evenwel bijna alleen waar
het betrof het maken van datwat het „land"
aanging. En dit behoorde in die tijden tot de
zeldzaamheden, aangezien de gemeenten, toen
haast oppermachtigzelve te beslissen hadden
over het stichten van inrichtingen van openbaar
nut. Werd er iets in eene gemeente gebouwd
of gemaaktde gemeentenaren hadden de voor
deden er van. Men gevoelde zich toen veel
meer Tholenaar of Middelburger dan thans
dus behoorde het tot de zeldzaamheden, dat een
ambachtsman uit eene naburige gemeente in de
gelegenheid werd gesteld te kunnen concurreeren
met zijn vakgenoot in eene andere gemeente.
Maar bovendien het behoorde bijna tot de on
mogelijkheden, dat de leden van hetzelfde gilde
vakgenooten dus, het elkaar moeielijk konden
maken door eene concurrentie, waarbij, zooals
thans zoo vaak gebeurt, meer op een gering
loon en lage prijzen dan op degelijk net werk
gelet werd. Die nu het goedkoopst is of het
laagst bij eene aanbesteding inschrijft, heeft het
meeste werkis de voornaamste ambachtsman
toen alleen hij die het stevigst, het degelijkst
zijn werk afmaakte. Nu lage loonen en
goede prijzen, toen goede kwaliteit!
Wij willen nu niet uitmaken, welke de voor
deden van het een, en de nadeelen van het
andere zijn, maar toch mag het niet overbodig
geacht worden te wijzen op het overdrevene
der eischen die tegenwoordig aan de ambachtslui
en neringdoenden gedaan worden om toch vooral
maar goedkoop te wezen. Goedkoop en mooil
Op stevig wordt maar al te weinig geletEn
zoo de ambachtslui in de plaats der inwoning
niet goedkoop zijn, of althans wanneer men het
slechts meentdan naar eene audere ge
meente.
Die neiging, welke bij vele ingezetenen be
staat om datgene, wat zij bijna even goed in
hunne woonplaats kunnen koopen, van eene
andere plaats of uit een ander land te halen,
moet noodzakelijk tot mindere welvaart van de
plaats hunner inwoning leiden indien aan
die neiging te veel wordt toegegeven.
Was men in vroegere eeuwen wel wat te
veel aan de geboorteplaats gehechtzoodat al
wat van eene andere gemeente kwam, vaak
onvoorwaardelijk werd afgekeurd nu is de band
tusschen de gemeentenaren dikwijls wel wat
al te los. Uitersten zijn af te keuren. Zoo
ook hier. Concurrentie tusschen neringdoenden
van verschillende gemeenten tusschen de landen
onderling is goed, indien het bewezen is dat
de warendie men noodig heeftin onze
gemeente of in ons land te duur zijn. De weten
schap van de winkeliers en ambachtsluidat
indien zij in de prijzen, in de kwaliteit hunner
artikelen niet met hunne collega's kunnen con
curreeren wordt dan eeu prikkel om het zóo
ver te brengen dat het voor de „klanten" niet
noodig is hunne inkoopen bij anderen te doen.
Zijn wij bewust, dat die prijzenswaardige
prikkel bij onze neringdoende ingezetenen bestaat,
DE THOLENSCHE COURANT
l 5