NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD
No, 3.
Zaterdag 16 Juni
1883.
J. M. C. POT,
ng
lak
jes
90
ülc
i 30
;chi
vei
Dit blad verschijnt eiken Zaterdag.
Prijs per 3 maanden, franco per post 65 cents.
UITGEVER
Advertentiën van 1 tot 4 regels 40 cents; iedere
regel meer 10 cents; groote letters naar plaatsruimte.
Ingezonden stukken worden vóór Donderdag
avond ingewacht.
II.
Moppert die winkelier, waarover wij het in
vorige artikel hadden, tegen de kooplui, die
em voor waren van de tweede soort de prijzen
an de eerste soort berekenen, dan kijken ze
erbaasd op, en verzekeren hem, dat hij gelijk
leeft. Heeft hij dan nog den moed het tegen-
eel te bewerendan komt het zakboekje voor
en dag, waarin hem een oud sommetje wordt
etoondmet de vraag„kan dat ook in orde
:omen Dit wil natuurlijk zeggen, dat hij
;wijgen moet of betalen. Geen woord kan
e in 't nauw zittende winkelier meer zeggen.
Bij anderen koopen kan hij nietdat begrijpt
ij al te wel; doet hij dat, dan zou hij het
l(jedaaglijks met zijne schuldeischers te kwaad
inkrijgen. Zoo moet hij blijven voortsukkelen.
^faar hij heeft een zwaren last te dragenwant
n eerlijk door de wereld te komen en op tijd be
stalen, dit wil hij zoo gaarne en kan niet.
Voor 't oog der wereld blijft hij nog dezelfde
en als vroeger; niemand ziet hem aan, wat hem
;nwendig kwelt, totdat de kooplui hem hard
>eginnen te vallen, de zaak niet meer ver-
)orgen kan blijven, en men hem aanpakt. Tot
groote verwondering van de wereld! Immers,
niemand die iets op zijn gedrag of op dat van
zijne vrouw aan te merken heeft. Aan pracht
en weelde hebben zij, de man en de vrouw,
't geld niet vermorst, 't Is een raadselMaar
niet voor u, lezers, die onze beschouwing ge
volgd hebt, en ons toestemt dat dat opdringen
dat „opvullen" van die reizigers in vele geval
len zeer slecht werkt bij menschen, die den
moed en ook de kracht niet hebben een aanbod
van een „mijnheer" af te slaan. Nu komt
nog het uitborgen. Velen uwer kunnen waar
schijnlijk niet begrijpen, hoe neringdoende lieden
Idaardoor in het ongeluk komen. Vele menschen
hebben oogenschijnlijk geen dings gebrekmaar
als een neringdoende het zijne komt vragen,
valt dit soms erg tegen.
Dat men met menschenvan de „mindere" klasse
moeite hebben kan is te begrijpen, maar met hen
die zwarte jassen en deftige japonnen dragen,
gaat het dikwijls niet veel gemakkelijker.
Als die winkelier, waarvan wij zoo even
sprakenzijn boek eens liet ziendan zou hij
wellicht kunnen aanloonen dat alles nog niet
op en weg is. Hij en zijn vrouw hebben er
niet te rijkelijk van geleefd, Kwamen dus al
zijne schuldenaren hem betalen en had hij het
geld terug, dat hij heeft uitbetaald voor goede
ren, die tegen zijne bedoeling hem werden
toegezonden, en tot op dit oogenblik onver
kocht bleven, hij zou waarschijnlijk zijn zaken
weer in orde kunnen brengen.
O, zoo gij een kijkje in dien man zijn boek
kondt slaan, gij zoudt verbaasd staan. Hier
zoudt gij een post open zien staan van A.,
die, zoo hij maar goed betaalde, een beste
klant zou zijn. Maar wat is 'tgeval? hij heeft
geen orde in zijn huishouden ontvangt dikwijls
bezoeken aan huis; terwijl zijne vrouwwetende
hoe ze de menschen behoort te ontvangen,
maar onbeschroomd alles laat aanrukken wat zij
meent noodig te hebben. Zij is er op gesteld
alles bij onzen winkelier te halen, en zoo hij
iets niet voorhanden heeft, moet hij het maar op
haar mans rekening bij een ander halen. Maar
de centenOverigens heeft A. een goed in
komen, en zijne ouders zijn zelfs welgestelde
lieden. Maar juist dat brengt die winkelier in
de klemwant A. rekent er natuurlijk opdat
hij hem niet lastig durft vallen.
Op eene andere bladzijde ziet gij den naam van
B.een ambachtsman. Hij zou wel willen betalen,
maar hij zit zelf met zijn klanten, die hem
ook niet vlug betalen. Zoodoende heeft de
winkelier ook nog last van eens andermans
slecht betalende klanten.
Iets verder in het boek ziet gij den naam
van Mijnheer C., die met het betalen zijner
rekeningen zoo lang mogelijk wacht om met
het geld te speculeerenzoodoende doet bij
winst met het geld der kleine burgers; maar
wat de winkelier op de goederen verdient, gaat
op die manier verloren. Dat verschijnsel, hetwelk
zich in kleinere gemeenten zelden voordoet,
schijnt evenwel dikwijls voor te vallen in grootere
plaatsen.
Het boek verder doorbladerende viudt men
posten van „knechten en meiden", die op
„jaardag" betalen. Er staan nog vele restantjes
in het boekwant ook die betalen niet allen
hun schuld in eens af. Die restantjes komen
dikwijls terecht, maar als ze gaan trouwen ge
beurt bet maar al te vaak, dat er niets van
terecht komt.
Nu komt daar nog bij, dat die winkelier ook
klanten heeft, waarmee zijne vrouw zich alleen
bemoeit. Deze houdt aanteekening met krijt op
het beschot en met eene griffel op de lei. Dit
is de klandisie van die menschendie men ge
woonlijk arbeiders noemt. Zij betalen per week
maar blijven hierin ook al te dikwijls nalatig
en komen dus te veel in 't krijt te staan. Op
dat beschot en op de lei staan ook al postjes
waarvan hij zeker niets meer zal krijgen. Geen
wonder, dat zoo dikwijls de man daarvoor staat
te kijken, hij knorrig wordt; want als hij al
die kleinigheden bij elkaar telt, krijgt hij spoedig
een bedrag van eenige guldens. De één staat
er met vijf gulden, de andere met tien, de
derde met vijftien, ja er zijn er ook van twintig
en dertig gulden. Er zijn er ook van een, twee,
drie gulden. Zoodoende wordt het spoedig een
som van honderd guldendie als verloren moet
beschouwd worden.
Nu kan er wel beweerd worden, dat men
gewoonlijk veel te goed 1 tegenover die arme
menschen is, maar zoo ergens dan is hier het
spreekwoord van toepassing: „de beste stuurlui
staan aan wal."
[Slot.)
BUITENLAND.
25
pet
snt,
ed
ïter
:tei
DE THOOLSCHE COURANT
T H O L E N.
op
De kroningsfeesten te Moscou zijn gelukkig goed
afgeloopen. Zaterdag zijn de feesten gesloten door
eene schitterende revueen Zondag is de Keizer weer
te St. Petersburg gekomenwaar hem een feestelijk
onthaal wachtte. Van de grootspraak der Nihilisten
dat n. 1. de Keizer den dag zijner kroning niet
zou belevenis dus niets gekomen. Dat hij en alle
welgezinden daarover zeer verheugd zijn, valt licht
te begrijpenmaar minder verklaarbaar is het dat
hijnu overtuigd van de gehechtheid van zijne onder
danen aan zijn persoon, zijn dankbaarheid niet beter
weet uit te drukken. Aan de armen in Moscou deelde
hij mildelijk brood, kaas en bier. Zou hij nog niet
nuttiger gehandeld hebben als hij zijn volk hervor
mingen had geschonken? Rusland heeft die hard
noodig. En toch schijnt Alexander III daarover anders
te denken. Immers toen de Burgemeester van Moscou
in zijne toespraak tot den Keizer daarop slechts
zinspeeldewerd hem zijn ontslag gegeven. Geen
dagblad mag van hervorming of verbetering der toe
standen gewag maken of het mag niet meer ver
schijnen. Wee hem, die de regeeringsdaden durft te
veroordeelen. Het vrije woord mag in dat land niet
verkondigd worden. Zelfstandigevrijheidlievende
burgers schijnt de Keizer niet als onderdanen te
willen hebben. En tochzoolang hij bij die meening
van zijne voorzatenzooals van een Peter den Groote
blijft, zal hij het Nihilisme er niet onder krijgen.