wMafl, pip aai At Inslaap m OBSterteelt, laiflliom, enz.
:en reuzenwerk.
5
[LU
LL
;en.
N°. 638.
Zaterdag 18 September 1897.
Vijftiende jaargang.
EN
J.
M. C. POT,
FEUILLETON.
GEWETENLOOS.
BINNENLAND.
Het Zuiderzee-vraagstuk.
Vau onze berichtgevers.
IERSEKSGHE
THOOLSCHE COURANT,
Dit blad verschijnt eiken Zaterdag.
Prijs per 3 maanden, franco per post 65 cents.
Voor het buitenland 90 cents.
Ingezonden stukken, enz. worden uiterlijk op DONDERDAGAVOND ingewacht aan
iet bureau te T h o I e n ot vóór DONDERDAGMIDDAG bij onzen medewerker te lerseke.
UITGEVER
Thoiij.
Advertentiënvan 1 tot 4 regels 40 cents; iedere regel meer
10 cents; groote letters naar plaatsruimte.
Elke advertentie, 3 maal ter plaatsing opgegeven, wordt slechts
2 maal in rekening gebracht.
tuut
lezer dagen is een boek verschenen dat wij
it een reuzenwerk kunnen noemen. De
[-hoogleeraar H. P. G. Quack heeft zijn be
werk „De Socialisten" voltooid, met het
te stuk van hel 4e deel.
e beide eerste deeleu, waarin het socialisme
de 19e eeuw ^van Plato af) en de eerste
ig jaren der 19e eeuw zijn behandeld, zijn
mr. Q. geschreven, bijna 20 jaren geleden,
hij nog hoogleeraar te Utrecht was. In
7 verscheen daarvan reeds een tweede druk,
r prof. Vissering in de Gids als „het magi-
,le boek van den heer Quak" uitvoerig aan-
:ondigd.
Lan de beide laatste deelen heeft prof. Q.
•veer 12 jaren gewerkt, en nu het laatste
l verschenen is, raden wij ieder die daartoe
\h gevoelt en in de gelegenheid is, dit
7k niet alleen te lezen maar ook te bestu-
:n. Zeer belangwekkend spreekt prof. Q.
het ontstaan van zijn boek, naar aanleiding
een voordracht door hem te Utrecht ge-
pT iden, zoo aantrekkelijk om te lezen, dat wij
iets van overnemen.
,Yk sprak, voor üet Utrechtsche gehoor met
1 warmte rtelt de schrijver. „Ik dacht,
er een brug :on en moest worden geslagen,
de studie der economie te verbinden aan de
;r van bet socialisme en deed mijn best bouw-
A ffen daarvoor aan te brengen.
,Ik werkte met geestdrift, geloovende aan de
stboo relijkheid van de doordriuging der strarre
ïvidualistische economie der sociale ideëen.
ïPnliJarvoor wilde ik het leven en de denkbeelden
al diegenen, die zich de sociale hervormers
anvr inden, in bijzonderheden nagaan. Geen détail
284( cht mij ontsnappen. Ik zocht alles van ieder
er socialisten bijeen en construeerde dan hun
Elk leven van ieder dezer socialisten
eerlijk door mij weder „doorleefd." Met al
figuren, één voor één heb ik omgegaan als
lenden. Ik heb met hen geleden, met hen
Iweept, met hen zeepbellen en illusies geblazen,
t hen mijzelven allerlei diets gemaakt. Als
thans, na het gereedkomen van mijn boek in
te alleen nederzit, zweven die gedaanten,
rtelaars of sofisten, om mij heen en spreken
tot mij zeer verstaanbare taal.
A_Er zijn oogenblikken, waarin het mij te „moede"
zooals Goethe die schetst in zijn „Zueiguung"
den Paust (Ihr naht euch wieder, schwan-
ïde Gestalten".) Een goed deel van mijn
en heb ik met al die gestalten verkeerd.
Doch hoe meer ik hen leerde kennen, al die
.ra's voor wie men gewoonlijk bang is, die
>E.
icrla itaan.
ödam
Dphai
zijn,
"N
X
enm
HOL
•ordi
BI
ichtij
lenz
holen
men vervolgt en als 't ware zou willen vernielen,
des te sterker begon ik te gevoelen dat een toe
nadering tusschen wat wij economie noemen en
socialisten, zeer bezwaarlijk zal zijn.
De brug is er niet gekomen tusschen de twee
terreinen: de kloof gaapt wijder dao ooit. Juist
in de laatste twintig jaar heeft zich de strijd
sterker geaccentueerd. De klassenstrijd is d&ar.
De arbeiders—massa's beginnen zich voort te
bewegen als in een krijgsmarschde bezittende
klassen stellen zich overal in stand van tegen
weer. Zij zetten zich schrap, en hooren niet
altijd meer aan. Mijn boek was begonnen als
een idyllehet eindigt veel meer als regenvlagen,
onweer en storm. Toen ik den berg opging,
was ik vol levenslustde zon rees opde lucht
was zoo heldereen rythmus van muziek suisde
hi mijn ooren; ik stak een takje „edelweiss" op
mijn reishoed; nu ik van de hoogten afdaal,
weder in de gewone wereld kom, heb ik veel
te veel daarboven in de nevelen geloopen, alles
hangt mij slap om het lijf. Heb ik dan een
vergeefschen tocht naar die hoogten ondernomen?
Heb ik al de uren, die ik van een dagelijksche
drukke taak met moeite moest uitsparen, nut
teloos doorgebracht nu ik geen dadelijke redding
en bevrediging zie? Ik geloof het niet."
En zoo »aat schrijver voort, ons boeiende doof
zijn begaaM talent; hij heeft van den aanvaug
af zich toegelegd tot het geven van een duide
lijke beschrijving van het bestaan en arbeiden
der socialisten en merkwaardig zijn de woorden
waarmede de schrijver, aan het slot van zijn
laatste hoofdstuk
„Op den drempel der twintigsle eeuw"
afscheid van zijn boek neemt.
Wie zich een goed denkbeeld wil maken van
den tegenwoordigen toestand in onze maatschappij,
die leze vooral de beide laatste deelen, zoo schoon
door prof. Qnack beschreven.
Novelle.
Zij beefde; aan dien man denkende verdween
t laatste bloeddroppeltje van haar gelaat. Dat
Ehrhardt en lnj sloot haar sprakeloos in
Q armen. Ach, hoe veel, hoe veel moest zij
t geleden hebbeu, terwijl hij meende het
ste voor haar gedaan te hebben. Maar niet
een deze! Welk wee en lijden, ja welk een
lande voor hem eu de zijnen en dat alles
d hij aan van Roosen te danken.
Hij gruwde er van.
Anne," zeide hij zuchtende, „mijn arme
ti, en gij waart altijd zoo'n goed, gehoorzaam
ld, gij hebt mij zoo veel genoegen gedaan
kunt gij uw ouden vader vergiffenis schenken?
„Stil," snikte zij, „stil, spreek niet over mij,
der! Aan Eduard moet gij slechts denken,
Q eer moet hij voor de wereld terug bekomen,
vader, vader, zoudt gij dan werkelijk uw
Bij Kon. Besluit is op verzoek eervol ontsla
gen C. van deu Berge, te Bergen op Zoom,
als opziener le kl. der visscherijen op de Schelde
en Zeeuwsche Stroomen.
Bij Kon. Besluit is aan Dr. P. R. van Mierlo,
te Breda, op zijn verzoek, eervol ontslag ver
leend als lid van den geneeskundigen raad voor
Zeeland en W.-Noordbrabant,
Naar „het Vaderland" verneemt is aan het
ministerie van oorlog reeds een wetsontwerp tot
invoering van persoonlijken dienstplicht in
bewerking.
Wie met eenige aandacht den in de M. C.
verschenen, o. i. niet genoegzaam geargnmen-
teerden aanval van den heer Heijse tegen de
droogmaking der Zuiderzee heeft gelezen, zal
met belangstelling kennis nemen van een pas ver
schenen broohuretje van den Nationale» Zni-
derzeebond.
Onder de door den heer Heijse geopperde
bezwaren zal dil wel zijn hoofdbezwaar genoemd
worden, dat de vele millioenen, die het werk
zal kosten, niet zullen goedgemaakt worden door
de koopwaarde der droog te leggen gronden.
(In het voorbijgaan zij opgemerkt, dat, om dit
te bewijzen, eenige becijfering zeker niet mis*
plaats ware geweest).
Maar die dit dan met den heer Heijse eens
is, zal wellicht groote oogen opzetteu, als hij
uit de bedoelde brochure merkt, dat de droog
making misschien niet eens de hoofdzaak is,
althans niet noodzakelijk om met het werk te
beginnen.
Met welk werk mag men vragen. Want
als er geen gronden droog gelegd worden, dan
is het geen droogmaking der Zuiderzee meer.
Ziehier het antwoord. Volgens het plan der
staatscommissie zal niet alleen een gedeelte der
Zuiderzee aan de zee ontwoekerd, maar zal ook
het grootste deel van dien zeeboezem door een
dijk. :itgesloteu en tot een zoetwatermeer gemaakt
iv vi. afleef vai? dien afsluitdijk zal de
metJte millioenen, aan het grootste werk ten
koste te leggen, verslinden. En nu heeft een
studie van den heer Van Nierop, een lid der
Staatscommissie, dat met 5 andere van de 27,
de droogmaking ontraadde, aanleiding gegeven
tot de vraag: Zullen de groote kosten aan den
afsluitdijk te besteden, indien eens door allerlei
omstandigheden het drooglegging der polders
achterwege moest blijven, de onderneming van
het werk onraadzaam maken?
De Zuiderzee-vereeniging, waartoe de heer
Lely, thans minister van waterstaat behoort,
verklaarde in 1890, dat de voordeelen van den
bedoelden dijk wel groot, maar niet groot ge
noeg zijn om de afsluiting, op zich zelve be*
schouwd, te wettigen. In verband met een latere
droogmaking zijn zij evenwel van dien aard, dat
een belangrijk gedeelte van de kosten van af
sluiting, alleen met het oog op die voordeelen,
als nuttig besteed kan worden beschouwd.
Na 1890 zijn de voordeelen van een te vor
men zoetwatermeer op nieuw aangetoond en nu
wenscht de Nationale Zuiderzeebond ze bij bena
dering onder cijfers te brengen, en hij wendt
zich daartoe met een reeks van vragen tot de
besturen der Waterschappen, die aan de Zuider
zee grenzen.
De Bond wenscht dus het antwoord op de
vraag te kunnen geven: Wettigen de directe
en indirecte voordeelen de voorafgaande afsluiting
om zich zelve?
„Indien de uitslag mocht zijn, daarop me
cijfers bevestigend te kunnen antwoorden, dan
zou de kleine minderheid der Staatscommissie
zich gewonnen moeten geven, en dan mag men
verwachten, van elke Regeering, dat de plannen
der Staatscommissie onverwijld ter hand znllen
genomen worden."
Ons duukt dat deze beschouwing van den
Zuiderzeebond aanvallen als van den heer Heijse
in een heel ander licht plaatsen.
1ERSEKE. De heer E. H. Kleuke te Mussel-
kanaal heeft zijne benoeming als ouderwijzer
aan school 2 aangenomen.
zoon voor een dief houden?"
De oude man verschrikte.
„Lief kind," smeekte hij bijna stamelende,
„kom nu niet met nog meer verschrikkelijks!
Mijn krachten zijn uitgeput, door zoo veel ellende."
Anna luisterde.
„Buiten houdt een rijtuig stil, vader van
Roosen komt 1"
De oude heer Ehrhardt opende de deur van
een zijkamer en plaatste zich daarin, zoodat hij
tusschen zijne dochter en haar vervolger als
eene beschutting stond. Beiden, de grijsaard en
de jonge vrouw waren doodsbleek, en het stormde
en bonsde geweldig in beider harten. De band
die er bestond tusschen haar en hem en dengene,
die thans den trap beklom, was zoo nauw en
eng, de persoonlijke verwantschap, en toch
was er niets dan bittere vijandschap hier boven
en daar beneden.
Hij klopte en bleef toen als door den bliksem
getroffen op den drempel staan. Zijn gelaat werd
aschvaal, zijn ingezonken oogen flikkerden van
wrevel en woede:
„Ah," riep hij gloeiend van toorn, „ah, nu
begrijp ik allesvan deze zijde kwam dus
De collecte voor de Unie heeft te 1
opgebracht f77,69.
Verleden week moest hier een paar, dat
zich gereed gemaakt had om te trouwen, on
verrichter zake terug, omdat de stukkeu nog
niet in orde waren. Deze week waren zij ge
lukkiger, het huwelijk kon nu voltrokken worden.
Verleden week ging toch het trouwfeest maar
door. Toeu vierden zij feest zonder te trouwen,
nu trouwden zij zonder te feesten.
STAYENISSE. Wat in geen jaren alhier,
plaats had, is thans 't geval. Een ploeg steen
zetters uit Schouwen is alhier werkzaam aan den
zeedijk en neemt dus het werk uit de handen
van de Staveuisser zetters. De redendaar
van is, dat de aannemer van het gewone onder
houd der werkeu aau het ealaiu. waterschap
„Stavenisse" door vertraging in steenaanvoer,
waardoor het werk 4 weken stil heeft gelegen
thans verplicht is wil hij geen boete of kor
ting oploopen meer volk aan 'i werk te
zetten.
Voor de mannen alhier is dit natuurlijk dub
bel erg: vooreerst waren zij vier weken zonder
loon en nu gaat er een ander met het werk
strijken, althans wat 't gedeelte der werkzaam
heden in de omgeving van den steiger betreft.
Draagt de maand Augustus den naam van
Oogstmaand en zou men daarom op het platte
land het meeste schoolverzuim in die maand
verwachten, dan bedriegt men zich zeer. In de
vorige maand - had men alhier in de hoogste
klassen circa 50 °/0 schoolverznim, wat nu evenwel
tot 80 °/0 gestegen is, tengevolge van de velen
arbeid, vereisclit bij het aardappelrooien. De
meeste dier afwezige leerlingen ziet men niet
meer terug voor Nov. of Dec. op zijn vroegst,
daar al spoedig het bietenleveren zal beginnen
en deze tak van landbouw ook veel kinderhanden
kan gebruiken. Wat zal eene invoering van
de aanklacht."
Hij trad nader tot den ouden heer en pakte
hem met ruwe hand bij den arm.
Papa," sprak hij, „ik verzoek u mij eenige
uitlegging vau die zonderlinge zaak te willen
geven. Het is eene krankzinnige, wie gij zonder
eeuig recht uit het gesticht hebt gehaald."
De oude heer Ehrhardt verstond van dit alles
slechts éen woord, of liever hij dacht er slechts
over na:
„Aanklacht l" herhaalde hij, „wat beteekent
dat
Een tandengeknars was het antwoord. Voor
hem was geen redding, geen ontkomen meer,
dat zag hij maar al te goed in, en zijn toorn
ging tot waanzin over.
„Gij volgt mij," beval hij de jonge vrouw,
„ik waarschuw u, vader I gij hebt het recht
n et, een man van zijn vrouw te scheiden
Hij wilde Anna's hand grijpen, maar de
oude heer Ehrhardt trad hem op gebiedenden
toon in den weg.
„Verlaat deze kamer, Anni," zeide hij en
voegde dan tot zijn schoonzoon gewend er bij
„Uw spel is verloren, Theodoor, van welke
aanklacht spreekt gij Mijn dochter blijft bij
mij, totdat in al dat duistere helderheid is gekomen
ik verbied u verder mijn huis te betreden.
Tusschen ons beiden zal liet gerecht beslissen."
Hij schelde en beval op ijskoud en toon aan
den binnen tredenden bediende, dien heer uit te
laten en zeide tevens, dat hij voor het vervolg
voor hem niet meer tehuis was.
De bediende scheen iu het eerst aau verstand
verbijstering van zijn heer te denken, hij weifelde
eenige oogenblikken, maar toen mijnheer van
Roosen zonder een woord te spreken, vooraf
ging, toen veranderde zijn schrik in een zicht
bare vreugdetrek op zijn gelaat.
„Gluipert," dacht hij, „nu hebt gij uw loon
ik kon u niet verdragen."
Adeline zat alleen in de schemering van den
herfstdag, vermoeid, met de gevouwen handen
in den schoot. Wat waaide het buiten, en hoe
koud was hetZij beefde. Nog altijd ontbraken
er berichten waar Eduard zich bevond, ook Anne
had tot hiertoe niets van zich doen hooren
haar leven vervloog weder als in vroegere, droeve
dagen.