«pal, jghai li Itlaipi ra oesterteelt, luilnr ra. [o. 1445. Zaterdag 1 Februari 1913. Negen en twintigste jaargang. EN Tweede Blad. Een angstig uurtje. Landbouw-ongevallen. FEUILLETON. Kalibemesting op Haver. eril oter 'Sni ite| Zeej ïdil IERSEKSCHE THOOLSCHE COURANT III. )t betalen der onkostenafdoende hulp en zuinige administratie. Alle onkosten, die komen op de ongevallen- rzekering van de arbeiders in de industrie, moeten itaald worden door de patroons slechts een deel in de administratie betaalt het Rijk. Het was en is nog de bedoeling van de Regeering inzelfden weg te bewandelen bij de verzekering in de landarbeiders. Laten wij het kleine gedeelte, it de Regeering bijpast, buiten beschouwing, dan wij dus voor dit fei» alle onkosten voor de dbouw-ongevallen-verzekering komen voor rekening i?» de landbouwers. Hieruit volgt al dadelijk, dat het van het hoogste ilang is voor de landbouwers, dat de administratie |o zuinig mogelijk zij, dat ef zoo weinig mogelijk emde betaalde hulp worde ingeroepen. Daarom ontwikkelde zich bij de landbouwers het inkbeeld, dat zij heel best zelf de regeling der |ndbouw-ongevallen konden ter hand nemen. Het steunen van een arbeider, die door een geval is getroffen, eischt toch niet zooveel buiten- iwone kennis, dat de landbouwers daarvoor onge- ikt zouden zijn. Dat denkbeeld zette zich vast en eindelijk ging |en over dat in een daad om te zetten. Maar nu liep len hier en daar wat hard van stal, en voor men it geheele torrein voldoende overzag, begon men te bouwen. Dat was mis. Overleg is liet halve irkeigenlijk is overleg het heele werk, want is men een zaak niet eerst goed bekijkt, dan loopt it haast_altijd--in de uitvoering verkeerd. Het in elkaar zetten van een verzekerings-systeem, leek toch inderdaad veel ingewikkelder te zijn, dan op het eerste gezicht wel meende. Ilier en trokken de landbouwers op eigen gelegenheid in den arbeid en stichtten zoogenaamde Plaatselijke \assen, die alles moesten regelen wat de ongevallen- irzekering betrof. Er hebben niet dagelijks op [der dorp doodelijke lancibouwongevallen plaats, Mfs minder ernstig ongevallen komen ook op ieder irp niet iederen dag, zelfs niet iedere week voor, de verzorging van de arbeiders, die getroffen 'orden, kon zeer goed geschieden door een com- lissie uit de landbouwers ter plaatse. Bovendien •stte het dan zeer weinig, want men deed alles iet eigen mannen. Zóó geredeneerd, is de zaak eenvoudigmaar de uitvoering valt het toch Diet mee, wat dan »k in de praktijk is gebleken. Alles gaat good, als er weinig of geen ernstige igevallen gebeuren, maar geschiedt er iets ernstigs, staat de zaak direct scheef. Dan voldoet de tselijke Kas niet en beantwoordt niet aan haar iel, wat wij even willen aantounen. Een veertig landbouwers richten een plaatse- selijke ongevallenkas op. Een knecht, die f 10. de week verdient, krijgt een ongeval met een paard, waardoor hij levenslang ongeschikt wordt om te werken. Hem komt nu toe een pensioen van f7.in do week, van f364. per jaar. Als deze knecht 25 jaar is, dan moet er f7600.worden vastgezet, om daar uit achtereenvolgens dit pensioen te kunnen be talen. Dit geld dient dadelijk te worden gestort. Iedere boer gesteld dat all n even groote boerderijen hebben moet dus betalen f190. Dat bedrag valt niet mede. 1 Ia mijn jeugd was ik leerling bij een schilder. •ch daar ik een stoot en waagziek karakter jezat, liep ik weg eer mijn tijd om was, en ging J zeedienst. 1 Nadat ik eenige jaren had rondgezwalkt, werd het zeeleven moede, en besloot voortaan fcn de vaste kast te blijven, waar ik spoedig 'erk bekwam bij een metselaar, wiens bijzonder ik zich bepaalde tot het bouwen van hooge hoorsteenen. Ik had altijd een koel hoofd mijn schouders gehad, en kon op hoogten aan, die de meeste menschen zouden hebben 'en duizelen, zoodat ik weldra de meest ver- 'ouwde knecht van mijn meester werd. Bij zekere gelegenheid, toen er een bliksem- Toch is er uu maar pas één knecht invalide. Wie zegt dat er morgen geen tweede bijkomt P Dezen zomer werdeu bij één landbouwer in 't veld tegelijk twee arbeiders door het hemelvuur gedood, terwijl zij even schuilden voor een onweer. Als er een paar ernstige ongevallen gebeuren, dan zit zoo'n Plaatselijke Kas direct aan den grond en beginnen de leden het hazenpad te kiezen. En als zoo'n dorpsvereeniging eenmaal aan hot afbrokkolen is, ligt ze gauw in puin. Zelfs heel gewone ongevallen kunnen veel geld kosten, als de getroffene b.v. moet worden opge nomen in een ziekenhuis, als er een operatie moet geschieden, als er kunst-ledematen moeten worden verstrekt, enz enz. Dau kan meu nog komen te staan voor dure processen. De knecht procedeert gratis, doch de patroon moet betalen en van een proces kan men nooit vooruit zeggen hoe de afloop zal zijn, maar geld kost het altijd. Iedere Plaatselijke Kas heeft haar eigen chef of directeur of boekhouder, die betaald moet worden. Uit den aard der.zaak kan hiervoor geen hoog salaris worden uitgekeerd, zoodat men hiervoor geen eerste krachten kan krijgen. De Plaatselijke Kas wordt dus niet wetenschappelijk bestuurd en dat is toch noodig omdat het ver zekeringswezen tegenwoordig ook een wetenschap is. Omdat de Plaatselijke Kas niet met de noodige wetenschap wordt bestuurd, werkt zij omslachtig en duur en daardoor niet in het belang der land bouwers en verzekerden. Heeft men bij een Plaatselijke Kas nooit eenige zekerheid omtrent de onkosten, die op de ver zekering komen, de knechts hebben niet eens de zekerheid dat hun zal worden uitgekeerd, wat hun is toegezegd. Boven wezen wij er reeds op, dat als de onkosten eens erg hoog .1 oopen omdat er een paar ernstige en duro ongevallen op één dorp plaatshebben, de deelnemers gauw voor hun lidmaatschap bedanken. Wie geeft dan aan de knechts zekerheid dat zij het volgende jaar nog door de Kas zullen gesteund worden als zij een ongeval krijgen Zelfs in gewone omstandigheden, door uittreden van eenige loden, door overlijden, verhuizen of verandering van bedrijf, kan het ledental van een Plaatselijke Kas zoo sierk dalen, dat de overige leden ook maar heen gaan. Dan zitten de knechts heelomaal zonder. Zoo'n plaatselijke verzekeringskas is dus wel zeer onzeker. En als het heele verzekeringswezen in den landbouw rusten moest op zulke kassen, dan zou er „weinig zekerheid" in de verzekering zijn. Aan de Plaatselijke Kassen kleeft evenwel een nog veel grooter fout, uen fout, die nu reeds heel wat kwaad heeft gedaan. De Plaatselijke Kassen houden den groei en de ontwikkeling tegen van de groote nationale organisatie, van de Landbouw- Ouderlinge, en dat is al het ergste wat zij doen kunnen. De Landbouw-Onderlinge is de eigen organisatie van de boeren, waartoe reeds 9400 landbouwers zijn toegetreden, die mot elkaar f 12.882.900. loon per jaar uitkeeren. Deze organisatie is geheel in handen van de landbouwers zelf en omdat zij over het heele land werkt en reeds zoo groot is, daarom zijn de onkosten van het eene jaar al haast net gelijk aan die van het andere jaar. Hoe meer leden er evenwel toetreden, des te goedkoopor wordt het en als eenmaal alle landbouwers zijn toegetreden, dan is het toppunt van goodkoopie bereikt. Dat na wordt tegengehouden door die Plaatselijke Kassen. Nu is het wel waar, dat van lieverlede Plaatselijke Kassen zich aansluiten bij de Landbouw- Onderlinge zoo zachtjes beginnen de landbouwers wel te merken dat de gevaren van de Plaatselijke Kassen toch te groot zijn maar dat kon sneller gaan. Er komt nog een ander gevaar bij. Vandaag of morgen grijpt de Minister van Land bouw in en als hij dan overal van die kleiue Plaatse lijke Kassen vindt die ieder op haar eisen gelegen heid en met eigen verschillende reglementen die soms erg naief zijn werken, dan kan de Minister al die verschillende Kassen niet erkennen, want over het heele land moet éénheid zijn, omdat de knechts overal op dezelfde wijze moeten worden be handeld en uitgekeerd. Dan haalt de Minister een streep door de Kassen en lijft, gemakshalve, alles maar bij de Rijksverzekeringsbank in dan zitten de landbouwers in eens onder de ambtenaren en wordt do verzekering een dure. Dat zien wij aan de Industrieele Ongevallenverzekering. De minister kan met de Plaatselijke Kassen niet werken omdat er geen eenheid is en een controle op die kleine klassen niet kan worden uitgeoefend. Vindt de Minister evenwel een groot lichaam, zooals de Landbouw-Onderlinge, dat over het heele land is verspreid, en dat in elk dorp op dezelfde wijze werkt., dat gemakkelijk kan gecontroleerd worden, omdat er éénheid in zit, dan zal de Minister, dit mag verwacht worden, met deze organisatie rekening willen houden. Dan blijven de landbouwers buiten de Rijksverzekeringsbank, komen er geen ambtenaren, besturen de landbouwers zelf hun organi satie, en ofschoon de knechts uitgekeerd krijgen wat het Rijk verlangt, kost het dan aan do land bouwers veel minder, dan wanneer het Rijk de verzekering uitvoert. Dan krijgen de knechts wat hun toekomt en hebben de landbouwers toch een goedkoopere ver zekering. De leden van PI. Kassen raeenen nu goedkoop uit te zijn wat trouwens niet waar is en het gevolg zal wezen, dat zij voor de toekomst handen met geld wegwerpen. Zij benadeelen zich zelf en ook hun medearbeiders. Daarom moeten deze plaatselijke Kassen zoo spoedig mogelijk worden opgeheven en dienen alle land bouwers zich even spoedig aan te slui'en bij de Landbouw-Onderlinge. Hoe die werkt vertellen wij in een laatste stukje volgende week. afleider op den top van een der hoogste schoor- steeuen te Manchester moest worden geplaatst, koos mijn patroon mij en James Colly, een der stoutste mijner kameraden, om dit werk uit te voeren. Omtrent een half dozijn van ons gingen dien morgen op weg met den hand wagen, waarin de noodige touwen, katrollen, een vlieger, en een bak of mand. Nadat wij den vlieger opgelateD, en een lijn over den top van den schoorsteen hadden laten vallen, haalden wij spoedig een takel naar boven, daar het touw doorliep, waarmede wij in den bak zouden worden opgehescheu. Colly was eerst sinds veertien dagen gehuwd, en toen wij in den bak stapten vroegen de anderen hem spottenderwijs, of hij zijn testa ment wel gemaakt en van zijn vrouw afscheid had genomen. Nadat onze patroon ons de hand gegeven en ons ernstig bevolen had dat wij ons rustig en bedaard zoudeu houden, trok men ons lang zaam naar boven. De geheele stad wist dat er een afleider moest worden geplaatst, doch daar de dag niet was bepaald waarop dit gebeuren zou, verwachtte ik niet dat wij veel toeschouwers De haver is in 't geheel niet kieskeurig, wat de grondsoort betreft. Zij groeit op alle grond soorten, die niet te droog zijn, het best op zware klei eu zware zavel, maar ook nog op vrij lichte zandgronden. Verder is ze zeer ge schikt voor allerlei pas ontgonnen gronden, op omgescbeurd grasland, ontgonneu veen- of broek- groud, op voor bouwland bestemden boschgrond, evenzoo op bestaand bouwland, waardoor ver dieping van de bouwvoor veel nieuwe groüd werd bovengebracht. Het gebeurt dan ook vaak, dat ze als eerste gewas wordt uitgezaaid. Een en ander hangt waarschijnlijk wel samen met haar krachtig ontwikkeld wortelgestel, vooral met de zeer lange wortelhareD, die een zeer groot oplossend vermogen hebben, ten opzichte van allerlei moeilijk opneembare bodembestaud- deelen, voornamelijk tegenover kaliverbindingeo. De haver is d n ook in staat om een bijna uitgeputteu bodem nog te berooven van de zouden hebben. Maar naarmate wij opstegen en het uitzicht beneden ons al ruimer en ruimer werd, zag ik dat de straten reeds gevuld waren met nieuwsgierigen. Colly was koel en be daard, en toen ik met mijn pet het volk salu eerde, bromde hij ernstig dat het geen tijd was om grappen te maken en dat ik beter zou doen met aan andere dingen te denken dan om die lui te vermaken, waarvan sommigen zoo hij meende, Diets liever zouden zieD dan dat wij een ongeluk kregen. Ik was in 't eerst vol moed en dacht in het minst niet aau het gevaar dat wij liepen maar toen wij den top meer en meer nader den, en oogenschijnlijk niets meer hadden om ons leven aau toe te vertrouwen, dan het strakgespanaeo touw, begon ik het hachelijke der ouderneming in te zipo. Wat Colly er bij dacht, weet ik niet hij zat op den bodem van den bak, en keek niet naar buiten, hoezeer ik hem ried om liever de oogen rond te laten weiden, ten einde van lieverlede aan de hoogte te gewennen. Goede hemel wat zag ik Wij waren geen twee ellen meer van den rand, die den laatste sporen van vruchtbaarheid. Deze eigen schap der haver heeft tengevolge gehad, dat men jaren lang veroudersteld heeft, dat de haver het wel zonder bemesting stellen kon. Lang zamerhand heeft men echter gaan inzien, dat geen bemesting of onvoldoende bemesting der haver toch eigenlijk jaarlijks een aanmerkelijk kapitaalverlies is. 't ls met de haver, als met het vee, het leeft wel op slechten en onvmeht- baren grond, maar het tiert er niet. De haver van 't Oldambt, waar zij op zwaren kleigrond groeit, die in goeden vruchtbaarheids toestand gehouden wordt, is heel wat anders dan die van lichte zandgronden, die vaak niet bemest worden. Wil men een goede verhouding hebben tusschen stroo en korrel en een flink Heclolitergewicht dan moet de haver bemest worden. Een vrij groote haveroogst van 80 HL. zaad vau 48 K.G (3840 K G.) en 5000 K.G. stroo bevat bij volle rijpheid 72,5 K.G. kali. Nu is het echter zeer eigenaardig, dat de haver gedurende haar groei, met name in haar derde stadium nog meer kali bevat dan bij volle rijpheid. Wanneer de bodem maar genoeg kali in voorraad heeft, drijft het gewas een zekere luxe met deze voedingsstof zeer tot voordeel van zijn later gewicht aau stroo en korrel. Zoodat de haver eigenlijk meer meststoffen noodig heeft, om zich goed te kunuen ontwikkelen dan inder daad door het gewas wordt opgenomen. Het is echter duidelijk, dat geen bodem zonder bemesting zulke kwantiteiten kan fourneeren. De haver wordt dan ook tegenwoordig druk met kali be mest. Men geeft van 700—1000 K.G. kaïcit of van 250300 K.G. 40 °/Q kalizout. De haver is een rijke bemesting waard. Ze is tegenwoordig duur eu een altijd vlot handelsartikel. Verlaging van Suikeraocijns. De moeilijkheid van eene verlaging'van den suikeraccijus aldus lezen we in een artikel van den heer W. Graadt van Roggen^in De Volksbond schuilt in deD fiscalen kant der quaestie. De schatkist trekt ieder jaar]een enorm hoog bedrag uit de suikerbelasting en de Staat kau dat bedrag niet missen. Vijftien jaar geleden bedroeg de jaarlijksche opbrengst van den suiker accijns nauwelijks 10 millioen guldeuvoor 1913 wordt de opbrengst geraamd op 25 millioen. Het laat zich begrijpen, dat de Staat deze toenemende jaarlijksche bijdrage niet maar ineens kau ontberen een^voorzichtige financie-politiek brengt dan ook mede, dat geen verandering in de richling van een verlaging van den accijns worde aangebracht alvorens met eenigen rede lijken grond .j kou worden,1 verwacht, datj^'geen budgetaire moeilijkheden zich zullen voordoen, al mag op zichzelf, dus onafhankelijk van den oogenblikkelijken toestand vaa 's lands financiën de vraag wel eens onder de oogen worden gezien of de Staat voor die vermindering van den accijns als socialen maatregel:Jniet een aanzienlijk offer dient over te hebbeD. Buitenlandsche voorbeelden nu hebben geleerd, dat de vrees voor enorme daling injde jaarlijk- sche opbrengst bij! accijusverlaging, niet zóó schoorsteen bekroonde, en nog altoos werden wij met denzeltden spoed opgebeschenIk vermoedde oogenblikkelijk, dat men zich in den afstand vergiste, en dat door den snellen gang der windas het touw noodwendig breken moest, zoodra de bak tegen de katrol stiet. Ik sprong dadelijk op, greep het touw boven ons, en klauterde hand over hand naar de kroon lijst. Colly sprong ook op en volgde';mij. Zoo waren wij beiden voor het oogenblik gered, want men ging voort met opwinden. Ik hoorde den bak kraken tegen de katrol, bet touw knapte, en de bak stortte met hijschtouw, hoofdkabel, takel en al naar beneden, zoodat wij in hopeloozen toestand werden gelaten. Colly was geheel blind van den schrik, en zoodra hij op den rand van den schoorsteen kwam, die niet meer dan anderhalf voet breedte had, riep hij uit „Waar kan ik bidden Waar kan ik kuielen en bidden?" Ga zitten,James", zeide ik ernstig. „God zal ous wel hooren al bidden wij zittende." De kleur van zijn gelaat was blauwachtig wit, eu zijn trekkeD beefden als in koorts. Zijn oogeu stonden woest en hij kon zelfs niet

Krantenbank Zeeland

Ierseksche en Thoolsche Courant | 1913 | | pagina 3