TOEN BRAKEN DE DIJKEN
Grote watersnood
20 jaar geleden
Herinneringen aan
de rampnacht
Samengesteld door ROB VAN HEEK
REFORMATORISCH DASBLAD pagina 4
WOENSDAG 31 JANUARI 1973
In Rijnland Bath stopie de trein als
meer verder te- gaan. Moe
vaak had ik dat meegemaakt, vooral in
de oorlog, dat jt naar je gevoel uren
lang op zon stil Zeeuws station kon
staar., terwijl er gewoonweg niet ge
beurde. Ik was nog een paar kilometer
van huis en het was zaterdagavond 11
uur... Een paar schokken, en daar reed
de trein weer. Toen was ik er: Krab-
bendijke.
De wind sneed me de adem haast af
op de Stationsweg en ik dacht: Jonge,
jonge wat een storm! Mijn vrouw en
m'n broer, die voor een weekeind uit
Rotterdam over was, zaten naar de ra
dio te luisteren. Prinses Beatrix was
jarig. De kinderen waren naar bed. Ze
draaide de knop om en we schikten ons
gezellig bij de kachel met een kop kof
fie. Hadden we die radio maar aam la
ten staan, dan hadden we misschien het
alarmerende bericht gehoord dat het
water onrustbarend steeg. En dat had
ons zeker uit onze zaterdagavondrust
opgejaagd. Want hoe vaak hadden we
als kind in Genemuiden het niet mee
gemaakt, dat de mare door de straten
ging dat er voor de Sas 11 tot 12 voet
water stond! Dan gingen we met vader
's avonds laat soms nog naar de dijk en
zagen we hoe de noodbalken voor de
sasdeuren werden neergelaten en dan
hielpen we soms mee met het aandra
gen van zandzakken en planken. Ach
teraf beschuldigde het me, dat ik zo
weinig acht had gegeven op de voorte
kenen van een ramp, die .ons ook had
kunnen treffen, als ja als die derde
dijk het niet had gehouden.
LETKJE
Er klepperde een luikje in de hoge
schouw van ons huisje aan de Burge
meester Sandbergslraat en ik heb r.og
een ijzerdraadje opgezocht om het luik
je vast te binden, om dat hinderlijke
geluid te smoren. Toen nog waren we
onbewust van het feit. dat het zeewater
in de Oosterschelde al over de hoge
zeedijk heenging.
We gingen om l uur maar bed, .maar
hadden niet het gevoel dat we hadden
geslapen, toen een geluidswagen door
de stralen galmde en buurman Don op
onze achterdeur bonkte. We grepen de
fietsen, ook collega Van dér Staai rende
mee, want aan fietsen was niet te den
ken, en we kwamen bij het internaat
van de kwekschool aan de Scheldedijk.
Of beter: we kwamen er niet, daar de
kwekelingen al lang gevlucht waren en
vader Dekker met z'n volkswagentje
als laatste het terrein van de ramp ver
liet. Nog zie ik voor me hoe Dekker
met z'n autootje over de hoge dijk ma
noeuvreerde, terwijl het water er over
kolkte. Dat hij niet van de hoogte
waaide is wel één van de vele wonde
ren, welke in die vreselijke nacht zijn
gebeurd.
BEZIT
Bij de school verzamelden zich de
kwekelingen; één met z'n Franse gram
matica in de hand als z'n enige bezit,
een ander in z'n onderkleren, en allen
waren ze de kluts kwijt, zelfs de heer
Kuyt die in de verwarring alles maar
in zijn eigen woning joeg, waar z'n
vrouw met grote angstogen en niet be
grijpend wat er gebeurde, klagend heen
en weer liep.
Opeens bevonden we ons weer thuis.
Er was geen licht meer. M'n vrouw
klungelde wat met een kaars. De kraan
gaf geen water meer. Hoe we er toen
toe kwamen er toch weer uit te gaan
en geen maatregelen te nemen het ei
gen heem te beschermen, weet ik nu
nog niet, maar plots bevonden we ons
op de Oostdijk. waar het zoute water
ons in het-gezicht sloeg.
De golven beukten door de woning en
school van Koppejan, maar hijzelf en
z'n vrouw en dochter waren nergens te
bekennen. Er was trouwens niemand te
zien. Ja toch, een drietal mannen, die
zich in een woninkje gewaagd hadden
en een oude man en vrouw uit een
bedstee hadden gesleept. Ze wankelden
ermee in de wrakstukken die tegen de
dijk botsten en we hielpen de natte en
slappe lichamen over te nemen. Er was
opeens een kar waarop de lijken wer
den weggevoerd.
ROEIBOOT
Plotseling stond dominee Bel naast
ons. Z'n gezicht zag even grauw als de
grauwe zee, We keken samen naar het
boerenhuis op een afstand van tien me
ter voor ons. waar de bewoners op het
dak zaten. Een vrouw met een wit
mutsje op hield twee kinderen kram
pachtig onder haar armen geklemd, Da
boer stak de hand op en hij riep blijk
baar wat, maar we konden hem niet
verstaan. Ik hoor dominee Bel nog zeg
gen: O God. o God. o God.
Opeens kwamen enkele jongkerels
met een wagen aanslepen. Op de wagen
stond een roeiboot. In een wip hadden
we de boot van de wagen en in 't wa
ter. We sprongen erin en grepen een
stok, waarmee we het vaartuig van de
dijk probeerden te duwen. Het ging
niet. Het wrakhout hield ons tegen. De
golven smeten ons weer op de dijk.
Telkens weer poogden we de boot af te
duwen, tot een van ons een lelijke
smak maakte en kreunend bleef liggen.
DROOM?
Wat er die rampnacht is gebeurd,
valt niet meer ordelijk weer te gever.,
maar is als flitsen in het geheugen blij
ven hangen. Soms probeerde ik mezelf
ertoe te bewegen te gteloven dat het een
droom was. Vooral toen we met een
groepje stonden te kijken naar een
donker gevaarte, waarvan niemand de
bestemming of herkomst kon vaststel
len. Op zo'n ogenblik moet men wel
haast geloven in een droom. Naar later
bleek was het de veerboot van Krui-
ningen die over de dijk heen in de
buurt van Oostdijk was terecht geko
men.
De middag, terwijl Krabbendijke veel
weg had van een veemarkt vanwege de
vele buitenmensen met hun koeien, be
zweek de Oostdijk en diezelfde nacht
stonden we met honderden mannen op
de laatste dijk, gewapend met de schop
'en diep in de winterjas gedoken, om
het eiland achter ons te verdedigen te
gen de alles verslindende waterwolf.
Er was geen enkel contact met het
vaste land geweest. Vaak had ik het
gevoel dat de wereld was vergaan en
dat we op ons eiland als de enig over
levenden waren overgebleven. Toen. op
die veemde zondag, 's middags om 4
uur. kwam er een vliegtuig hoog in de
lucht overvliegen en begrepen we dat
er ergens nog mensen aan de vernieti
ging waren ontkomen.
BALANS
Een dag later werd het dorp geëva
cueerd. We kwamen terecht in de
jeugdherberg Rijnauwen bij Utrecht.
Daar kon de balans worden opgemaakt.
Onze school miste tientallen leerlingen.
Sommigen bezaten geen ouders, geen
broers en zusters meer/, De trieste wan
hoop die ons allen vervulde, zal een
ieder die het heeft meegemaakt wel
blijven hangen als een doffe herinne
ring van smart en angst aan een ramp
die we in onze moderne wereld niet
voor mogelijk hadden gehouden.
Het was met de laatste trein dat ik over de K'reekrakdam Zuid-Beveland na
derde. Tot m'n verbazing zag ik dat het water aan de zuidkant van de dam,
waar ik tot nu toe nooit anders als slikken had gezien, geheimzinnig tegen de
spoordijk klotste. Ik sufte wat .bij het raampje en zag hoe het schijnsel van d»
verlichte coupé telkens op het grauwe water weerkaatste,
In de avonduren van zaterdag 31 januari 1953 stak de storm op; vanuit het
noordwesten beukte een harde wind op de Nederlandse kust. Met ongekende
kracht werd het Noordzeewater opgestuwd en de open zeearmen ingejaagd. Ve
le mensen gingen rustig slapen om fit te ontwaken voor het vieren van Gods dag.
Niemand dacht er aan dat die nacht een ramp het zuidwesten van ons land en
Texel zou treffen. Een ramp die een tol eiste van 1835 doden en miljarden gul
dens schade.
Rond half vier zondagochtend rinkel
de de telefoon in het huis van burge
meester J. C. de Goffau te Rilland-
Bath. De heer Walrave uit Bath belde
de burgervader in het holst van de
nacht op en vertelde dat het water
reeds over de dijk kwam. Snel nam
burgemeester De Goffau maatregelen:
de brandweercommandant werd ge-1
waarschuwd, die op zijn beurt de man
nen opriep; de noodklok werd geluid en
een autobus in gereedheid gebracht om
zo nodig de Bathse bevolking te eva
cueren.
Twintig minuten later vertrokken de
burgemeester, de brandweercomman
dant samen met taxichauffeur P. van
Hoek richting Bath. Autobusonderne
mer J. Leendertse volgde met de bus.
Bij de driesprong bij Bath ontmoetten
zij opzichter Cysouw, die de mening
was toegedaan, dat heit water dat in de
straten stond slechts overslag was.
OP WEG
Lopend gingen de burgemeester en
brandweercommandant, gewapend met
zich helaas op deze wijze niet meer
redden. Ze klampten zich vast aan een
boompje en werden enkele ogenblikken
later mee gesleurd en verdronken jam
merlijk.
NOODGELUI
Voor velen ligt het gebeurde, 20 jaar
geleden, nog vers in het geheugen. Niet
alleen het oostelijk deel van Zuid-
Beveland werd getroffen. Die avond
beukte de storm al vroeg op onze kus
ten. Om zes uur vielen de eerste loods-
diensten uit. Meer daan dertig schepen
raakten in nood of sloegen op het
strand en zelfs afgemeerde schepen in
de havens raakten op drift. De duinaf
slag was groot, op de Waddeneilanden,
langs de kust, bij Cadzand in
Zeeuws-Vlaanderen. Boulevards wer
den weggeslagen, hier en daar stortte
een hotel van een duin.
Twee uur na middernacht luidden de
klokken en loeiden de sirenes in de
dorpen op de Zeeuwse en Zuidholland
se eilanden. In West-Brabant, de Alblas
en de Krimpenerwaard werden de
water aan het opnemen met een dweil.
Die nacht reed om vier uur de laatste
trein het station van Dordrecht binnen.
Het was de laatste; spoorbanen werden
weggeslagen en bovenleidingen ontzet.
Door een gat in de IJsseldijk bi.K.Ou
derkerk liep de Krimpenerwaard onder,
de Alblas door een brede breuk bij Pa-
pendrecht. St. Philipsland werd in een
sprong door het water overmeesterd.
Maar de Schielandse Hoge Zeedijk, dip
het hart van Nederland beschermde
hield. Slechts een kleine bres ontstond,
die haastig gedicht werd.
Dat deel van Walcheren dat acht jaar
geleden gespaard bleef, moest het nu
wel ontgelden. De zee brak vijf gaten
in de boulevard van Vlissingen en zette
de gehele binnenstad onder water.
Het zwaarst werd misschien wel
Goeree-Overflakkee getroffen. Oude
Tonge alleen al verloor een tiende deel
van zijn bevolking (300 doden), terwijl
Stavenisse op Tholen ruim 200 doden te
betreuren had. Rouw heerste overal.
IN WAARDE
In Waarde wist men niet wat het
moest worden. Om middernacht' had
het water al een angstwekkende hoogte
bereikt, terwijl het pas om half vijf
vloedzou zijn. Enkelen zagen de ge
vaarvolle situatie. Dijkgraaf Van
Fraassen en burgemeester Van Burg
begaven zich rond half een naar de
dijk. Men kon slechts constateren dat.
er groot gevaar dreigde. De bewoners