S
Die onzekerheiddat was 't ergste
JOHANNES OTTO KAN WEER VERTELLEN OVER ONTSNAPPING VAN ZIJN FAMILI
elaas van een familie (1
BRABANTS DAGBLAD - vrijdag 28 januari 1983 - Pag. 15
pringtij èn
een noord
wester-
storm, die
aanzwol tot or
kaankracht waren
de oorzaak van de
watersnoodramp in
de nacht van 31 ja
nuari op 1 februari
1953.
Een gebied van 145.000
hectare, voor al in Zee
land en West-Brabant,
werd overspoeld en
750.000 inwoners werden
getroffen.
Er vielen 1835 doden en
ruim 35.000 dieren kwa
men in de golven om.
Zo kort na de oorlog
was niet alleen sprake van
nationale solidariteit, maar
ook hulp uit het buitenland
bleek overweldigend. Er kon
zelfs gesproken worden van
een actiepsychose.
Dat ontlokte aan de toen
malige Brabantse Commissa
ris van de Koningin prof. dr. J.
de Quay de uitspraak, dat „het
probleem van de werkloosheid
nu wel even op de achtergrond
zou raken".
Achteraf gezien kleefden er toch nog
wel wat schoonheidsfoutjes aan de
hulpverlening. In deze bijlage is ge
tracht de situatie van toen zo goed mo
gelijk in beeld te brengen. Daarom het
relaas van een Brabantse familie, die
door de ramp werd getroffen, verteld in
drie episoden.
Verder een beeld van hoe de journalis
tiek reageerde op de ramp en het verhaal
van een held, die slechts „stank voor dank"
kreeg.
Het geven van oude informatie zou weinig
zin hebben als die niet in relatie zou staan tot
1983. Hoe is het nu, 30 jaar later, met de hulp
verlening gesteld als een ramp van een derge
lijke omvang zich zou voordoen?
De belangrijkste vraag is echter: Hoe staat
het met de veiligheid van de gebieden, die toen
ten prooi vielen aan het water? Nog steeds zijn
in het kader van het voortvarend gestarte Del
taplan nog lang niet alle dijken op de gewenste
hoogte gebracht. Een werk, dat wordt bemoeilijkt
door de laatste fase van het Deltaplan: het geld
verslindende Oosterscheldeproject.
angstig hoor", vervolgt Johannes
Otto zijn verhaal over de ontsnap
ping van zijn familie uit hun wo
ning aan de dijk in het bij Fij
naart gelegen Heijningen.
Het water steeg in snel tempo.
Het licht viel al snel uit. Hannes
was op een tafel geklommen, die
door het stijgende water werd op
getild. Het benauwdste ogenblik
beleefde hij toen met een ferme
knal een vensterruit brak, het wa
ter naar binnen gutste en snel de
bovenste deurpost bereikte. Hij zat
in de val. In een flits zag hij de
voordeur, die uit de grendels was
geslagen, in het kolkende water
heen en weer zwaaien. Hij wist de
bovenkant van de voordeur te
grijpen en kon zich zo naar het
trapgat worstelen.
Wachten op hulp
Vader, moeder en de rest van de
familie waren naar de zolder in
het verbouwde (nieuwste) gedeelte
van het huis gegaan. Hannes,
slechts gekleed in een slipover en
een broek van zijn zuster (alle kle
ren en ondergoed lagen immers
nog beneden) bleef alleen achter
op de zwaar gehavende oude zol
der. Het wachten op hulp begon.
Bij elke windstoot voelde hij de
vloer onder zich op de golfbewe
gingen van het water op en neer
gaan.
Hij herinnert zich hoe hij, ge
hurkt op de inmiddels open zolder,
in de ochtendschemering daken
van schuren en bossen stro en hooi
als enorme schepen voorbij zag
drijven. Intussen werden binnen
door de familieleden op de andere
zolder naarstig broekzakken nage
zocht op snoepjes om de kleinsten
zoet te houden. „Moet je je voor
stellen. Er was boven helemaal
niets. Ook werd de kleintjes ver
boden naar de dooie koeien te kij
ken. We waren natuurlijk bang,
dat er lijken van mensen in het
water dreven."
Plotseling zag Hannes het huis
van de buren, dat tegen dat van de
Otto's was gebouwd, instorten.
Vader, moeder en dochter, elkaar
vastklampend bij de schouders.
JOHANNES OTTO
verschenen van onder het weg
drijvende dak in het woelige wa
ter. Hannes vroeg of hij kon hel
pen. „Blijf jij nou maar daar", riep
de buurvrouw. Verder kwam er
nauwelijks een reactie. Hij ziet de
bleke-gezichten nog voor zich, de
angstige blik op de dijk gericht...
Enkele leden van de familie
hadden, in de hoop op hulp van
buitenaf, al in het begin van hun
verblijf op de zolder de lichten
van een auto op de dijk gezien.
Later bleken het een boer en boe
rin te zijn geweest, die na het mel
ken terugwilden naar hun boerde
rij. Die boerderij hebben zij niet
meer kunnen bereiken en hun kin
deren hebben zij niet meer levend
teruggezien.
Barre tocht
Toen opnieuw een dijk bij Fij
naart was doorgebroken en een
andere polder volstroomde - het
was inmiddels licht -, begon het
water ongeveer een meter te zak
ken. Met de uiterste inspanning
slaagde Hannes er toen in een lad
der over een aangespoeld soort
duivenhok te leggen naar de tegen
de dijk gelegen schuur. Via die
ladder wist de familie de dijk (of
wat daar nog voor moest door
gaan) te bereiken.
„De dijk was op sommige plaat
sen nog maar een halve meter
breed en bezaaid met allerlei rot
zooi. Met de kleinsten voorop was
het een klauterpartij over aardap
pelen, uien, wrakhout en andere
troep. Een aangespoelde deur deed
dienst als brancard voor mijn
broer met zijn beenblessure". Zo
bereikten zij in een lange rij ach
ter elkaar - de zwangere moeder
ondersteund door een oudere
dochter - 600 meter verderop een
huis op een terp. Daar konden ze
even bijkomen van de inspannin
gen.
Bij het huis hadden zich nog
meer vluchtelingen verzameld.
Onder begeleiding van de brand
weer moest de stoet echter verder
richting Fijnaart. Maar Hannes
wilde terug. Hij had een boot zien
liggen en wilde daarmee een
vriend ophalen, die misschien- nog
thuis in de polder op hulp zat te
wachten. Zijn vader haalde hem
terug. Achter het Posthuis, een ca
fé, zag Hannes opeens achter een
boom iets bewegen. Een mens in
nood, dacht hij. Hij stortte zich in
het ijskoude water en wist dich
terbij te komen. Het bleek een
paard te zijn, dat aan de boom
verstrikt was geraakt. Hannes
wist het dier te bevrijden van zijn
halster, maar liep hierbij een flin
ke snij wond op. Even later moest
hij de doorstane emoties en dit
laatste avontuur bezuren. In de
bus, die de vluchtelingen verder
vervoerde naar het gemeenschaps
huis De Schakel in Fijnaart, raak
te hij buiten bewustzijn.
Toen hij bijkwam keek hij in de
kap van een non. De Schakel deed
dienst als opvangcentrum en veel
hulpverleners, EHBO'ers en non
netjes, waren in de weer.
Naar Roosendaal
Hannes bleef aandringen om te
rug naar de polder te mogen gaan.
„Je was helemaal...verdwaasd, dat
is het woord eigenlijk". Bij zijn
pogingen om terug te gaan kwam
hij ook langs de bakker, waar hem
op norse toon te verstaan werd ge
geven, dat hij daar weg moest. „In
de bakkerij lagen de lijken, maar
dat wist ik toen nog niet", vertelt
Johannes nu. Tenslotte vertrok de
hele familie per bus naar het sta
tion in Roosendaal. „Daar waren
honderden mensen. We kregen een
kop koffie en de Belze douaniers
kwamen een praatje met ons ma
ken. Mensen renden druk heen en
weer en vroegen naar familiele
den. Tenslotte werden we met de
bus door de stad gereden en kwa
men terecht in het Roosendaalse
klooster van de Broeders van
St.Louis. Dat betekende 's middags
rond een uur of drie ook de eerste
maaltijd: een kop warme soep".
Een half uur later was Hannes
weer op weg naar Fijnaart. Op
zoek naar zijn getrouwde zuster,
die ook bij Fijnaart in de polder
woonde. Hij kreeg een lift van een
vrachtwagen. In het dorp waren
veel militairen en brandweerlie
den, maar verder dan het bergen
van lijken konden ook die weinig
bereiken. Onverrichterzake keerde
Hannes 's avonds naar Roosendaal
terug (Pas de volgende dag hoorde
hij, dat ook de vermiste zuster was
gered).
In het klooster van de broeders
brandden de kolenkachels en ge
bruikten de evacuee's de warme
maaltijd. Toen Hannes binnen
kwam werden veel vragen op hem
afgevuurd: Of hij die of die nog
gezien had. Of familieleden, buren,
kennissen of vrienden terecht wa
ren. In een enkel geval kon hij iets
bevestigen. „We werden daarna
per familie ingedeeld en kregen
een deken in het Don Boscoge-
bouwtje, waar stro op grond was
gelegd". Na alle doorstane span
ningen konden zij toch de slaap
niet vatten: „Die onzekerheid hè
Dat was wel het allerergste".
die woelige nacht door een
gierende storm de slaap had
den proberen te vatten. Bin
nen was nog geen water te
bekennen. Hannes sloeg de
buitendeur open en zag in het
lichtschijnsel vanuit het huis
de varkensloods, die op de
Fijnaart, i februari
1953.- "Water-wa
ter..!" Bij het horen
van deze kreten
sprong de 20-jarige
Hannes Otto uit zijn bed. Hij
rende naar beneden, waar
zijn ouders en de kleintjes
felle windstoten in golvend
water heen en weer wiegde.
Water dat de polder was bin
nengestroomd na de door
braak van een buitendijk. Hij
rende er heen door de ijzig
koude wind en zette de hok-
schuiven open. Dan konden
die beesten tenminste weg.
Zo begint het relaas over
de stormramp van Jo
hannes Otto (50) uit Fij
naart.
Hij kan over de verschrikkin
gen van die rampzalige tijd nu
weer praten. „Maar ik heb het
er knap moeilijk mee gehad.
Nu is er allerlei nazorg en be
geleiding, maar toen was er
niets. Je moest het zelf alleen
verwerken." De herinnerin
gen zijn vervaagd, maar hij
weet nog, dat toen hij het
huis weer binnenkwam de
hele familie al naar boven
was gevlucht. Ook een
broer, die vanwege een
spierscheuring aan zijn
dijbeen beneden sliep,
had zich naar boven we
ten te slepen. Langzaam
begon het water onder
de drempels naar bin
nen te sijpelen. Na in
derhaast enkele spul
len naar boven te
hebben gedragen
voegde Hannes zich
bij de rest van de
familie. Op verzoek
van zijn moeder
om de naaimachi
ne beneden te
gaan halen ging
hij terug. In de
keuken en de
woonkamer
stond inmiddels
het water een
meter hoog.
Alles begon te
drijven. Stoe
len, stoven al
les dobberde
om hem
heen. „Da's