HAND
DE DE
(LOK IN
APENDE
ÏCHOR
ODEN VAN DREISCHOR
ag over die winterse dagen toen de
/iel. Ze hebben er nooit veel over
nuchter volk. Dood is dood", zegt
achter de muren van het stille dorp
/telbare. Aan angst en ellende, aan
ter, aan de afgunst en aan die
Aarzelend vertelt het vergeten
r zijn verhaal.
MA en WILMA KIESKAMP
Hij roept de familie toe moed te houden:
„Er komt zo een boot". Waar Vermeulen
dat vandaan haalt, is de vraag. Want
Schouwen-Duiveland is het 'vergeten eiland',
waar de officiële hulp pas in de loop van de week
zou arriveren. Dreischor moet zichzelf redden.
„We hadden trouwens geen idee dat ook de rest
van Zeeland was getroffen. We dachten dat al
leen Dreischor onder stond", zegt Moermond.
Zondag, tegen de schemering, stijgt het water
opnieuw. Wim Roggeband ziet het aan de trap
treden, er staat nu anderhalve meter water in het
huis. Het is aardedonker, het stormt nog steeds.
Beneden bonkt het dressoir tegen het plafond,
ledereen beseft nu dat er vele doden gevallen
moeten zijn.
De buurt hoort hoe buiten de oude mevrouw Van
Blooys verdrinkt. Ze is met familie met een boot
je naar het dorp gekomen, maar de boot loopt op
een ingestorte schuur en kapseist. Voor ze ver
drinkt gilt de oude mevrouw het uit, ze huilt, ze
smeekt. De buurt kan niet zien wat er gebeurt,
kan niet helpen. „Maar je wist wat het beteken
de."
De mensen proberen elkaar moed in te spreken,
met wrange grapjes. Een vader die happend naar
adem boven water komt nadat de muren zijn
ingestort en het plafond in het water is gevallen,
wordt door zijn zoon begroet: „Nou ben je toch
nog kapitein geweest". Mensen breken muren
door om bij elkaar op zolder te kruipen, Annie
Roggeband rolt appeltjes door de dakgoot naar
de hongerige buren.
Het huisje van de familie Roggeband aan de
Boogerdweg overleeft de vloed van zondagmid
dag niet. De dunne enkelsteens muurtjes brokke
len als suikerklontjes af en sleuren de familie mee
in het water. Vader Roggeband (78) drijft met
bed en al naar de boomgaard. Franke ziet het
vanaf zijn zolder gebeuren en beseft dat de zieke
man zal verdrinken. Adrie verdwijnt bij het in
storten van het huisje onder water. Later blijkt
dat hij beklemd is geraakt onder het dak, hetzelf
de dak waarop moeder (58), de zwakbegaafde
Cor (34) en Freek (25.) met de stroom worden
meegevoerd.
Franke verbijt zich. Hij kan zijn familie niet zien en
weet niet dat zijn moeder en Freek van het
drijvende dak de zolder van een andere schuur
hebben weten te bereiken. Ze hebben Cor moe
ten achterlaten op het vlot, hij was te verkleumd
en kon de dakgoot niet meer grijpen. Het is een
hartverscheurende beslissing om jezelf te redden
en je achterlijke broertje te laten gaan; Freek zal
over die nacht nooit meer een woord spreken.
Franke ziet Cor op een gegeven moment voorbij
drijven, en met dak en al in de boomtakken
blijven hangen. Hij schreeuwt Cor een nacht en
een dag lang moed in. Cor overleeft de ramp.
Het is de peilboot van Dreischor die op maandag
de Reisters zal redden. De boot wordt normaal
gebruikt om het waterpeil te meten en lag op het
moment van de ramp toevallig binnendijks bij het
haventje. Wachten op officiële hulp heeft toch
geen zin, de mannen van de haven pakken de
riemen en varen naar het dorp.
Om elf uur zien ze dokter Braber en zijn
zoontje. Die zwaaien hun armen bijna
uit de kom om de aandacht te trekken.
De redders zijn stomverbaasd. Ze gingen er van
uit dat de arts verdronken moest zijn; dat was
ook al aan zijn vrouw verteld. De opluchting is
groot. Dan roeien de mannen door. Ze gaan eerst
mensen halen die in gevaar verkeren; Braber zit
immers hoog en droog. De dokter: „Wat die
kerels voor Dreischor gedaan hebben is onbe
schrijflijk. Maar bij de officiële herdenkingen wa
ren zij er later nooit bij, niet als genodigden
tenminste." 's Middags worden ook de Rogge
bands van de Boogerdweg uit hun benarde posi
tie bevrijd.
Veertig jaar later weet iedereen die van een dak
of een zolder is gehaald, nog precies het tijdstip
van zijn redding te noemen. Over het moment
waarop de eerste droppings waren, de helikop
ter verscheen of de marine arriveerde, zijn de I
herinneringen vaag en tegenstrijdig. Maar de I
komst van de peilboot staat in het geheugen
gegrift.
De mannen van de peilboot blijven roeien. Dins
dag halen ze de mensen op die in het dorp op hun
slaapkamers zitten. Wim en Annie Roggeband
zijn doodop: ze hebben drie dagen niet geslapen
en bijna niets gegeten of gedronken. Maar ze
beseffen dat ze geluk hebben gehad, ze hebben
van de peilboot het droeve nieuws over thuis
gehoord.
Het stormt nog steeds die derde dag, en 's mid
dags begint het zelfs te sneeuwen. Ook de kinde
ren van Moermond worden door de peilboot bij
het huis van oma op de Ring opgehaald en naar
de dijk gebracht. De boer vindt de tocht zelf
doodeng, maar Heieen (6) vraagt na afloop:
„Papa, mag ik nog een keer?".Ze hebben de
logeerpartij bij oma ook al zo spannend gevon
den.
Woensdag komt eindelijk de officiële hulpverle
ning op gang. Moermond waagt zich vrijwillig op
het water met een opblaasbare roeiboot, die
door een vliegtuig is gedropt met de instructie:
'Red met deze boot de mensen die anderhalve
kilometer boven Dreischor op het dak liggen'.
Een levensgevaarlijke tocht wordt het, want de
boot kan elk moment lek stoten op het prikkel
draad in de polder. „Ik kende de polder. Tenmin
ste, dat hoopte ik."
Als hij bij het huis komt, blijkt de peilboot hen al
voor geweest te zijn. Het dak is leeg, de familie
gered. De door de autoriteiten gevraagde red
dingspoging was niet alleen gevaarlijk, maar ook
nog overbodig.
Op zijn bange vaartocht ziet Moermond ook een
geheimzinnige vissersboot, die op afstand de
reddingsacties volgt maar weigert mee te hel
pen. Wat doen die lui daar? En hoe lang zijn ze
hier eigenlijk al? Het dorp heeft er later maar één
verklaring voor: de vissers hebben de verlaten
polder leeggeroofd. De buit ligt voor het grijpen,
van een bankrekening hebben de meeste boeren
de situatie is. Ze durft niet alleen te blij
ven in hun huis aan het Papenblok. In
plaats van naar zolder te gaan, vlucht ze
in de paniek naar het dorp. In het water
raakt ze van de weg en verdrinkt: Haar
huis blijft Ongedeerd. Haar zuster, Leen-
tje Knulst-van der Maas (35), overkomt
hetzelfde. Ook zij zou de vloed hebben
overleefd als ze veilig in haar huis aan de
Boogerdweg was gebleven, maar uit
angst waagt ze zich op straat en raakt te
water.
De oude Johanna Knulst-Vrs (89) is zich
van geen gevaar bewust, als ze op de
avond van de ramp naar bed gaat.
Ze wordt in haar slaap verrast, zo blijkt
achteraf.
P 50. De eerste tocht slaagt, de koeien
komen veilig over. Als ze nog een keer
naar huis gaan om spullen te halen, wor
den ze meegesleurd door het water. Zoon
Johannes (21) weet zich nog lang vast te
houden aan een damhek. Wanneer dat
losschiet verdrinkt hij, net als zijn vader
en moeder. Slechts zijn broer wordt ge*
red.
Dina Schouwenaar-Kort is van 1864, ze
is dus 88. Ze woont in de Gasthuisstraat
Ze verdrinkt in haar slaapkamer op de be
gane grond. Terwijl dat gebeurt, drijven
andere inwoners van Dreischor op het
dak van hun huis voorbij en vluchten bij
'Dina Kort' de zolder op Een dag later
worden zij gered.
Kornefis Roggeband (72) ligt ziek in bed
op de zolder van zijn arbeiderswoninkjë
aan de Boogerdweg. Door de vloedgol-
i ven stort het huis in. De oude man drijft
weg op zijn bed, dat vastraakt in een
fruitboom. Roggeband valt er af en ver-
t drinkt. Zijn vrouw en zoons weten zich te
j redden - behalve Adrj (20), de jongste
van twaalf kinderen. Op 11 april, ruim
twee maanden na de ramp wordt hij pas
gevonden. Onder het dak.
De familie Schot van Veen - vader Adri-
aan (47), moeder Sla (43) en twee
zoons - probeert hun vee naar de dijk te
brengen. Zij wonen aan de Langeweg
Johanna Steenland (bijna 40) - ze heeft
met haar man een fietsenwinkel en taxi
bedrijf in de Zuidstraat - vlucht met haar
zoontje Leendert van anderhalf in de taxi
naar de dijk. Net voorbij het kerkhof
mëakt het water verder rijden onmoge
lijk. De vrouw en haar kind stappen uit en
verdrinken. Thuis waren ze veilig ge
weest.
Het bejaarde echtpaar Comelis en Lena
Voshol liggen in hun huisje aan de Boog
erdweg te slapen als het water komt.
Ze verdrinken in de bedstee, 85 en 82
jaar oud.
Dreischor nu
Boogerdweg.
daar wacht immers een gastgezin op ze. Dankzij
de burgemeester krijgen de Roggebands alsnog
ontheffing.
Het duurt maanden voordat het leven in Drei
schor weer enigszins z'n gewone loop krijgt.
Maar écht gewoon wordt het nooit meer. De
ramp heeft 32 mensenlevens gekost, duizenden
dieren zijn verdronken. De Beldert is een tijdlang
de enige bewoonde plek. Militairen en agenten,
onder wie Jan de Haan, bewaken Dreischor en
zoeken met de lijkenboot de polder af. Ook op de
Ring zijn al vrij snel wat huizen bewoond - door
schoonmakers, kadaver-bergers, de wijkzuster.
Het café is verzamelpunt en gaarkeuken.
Ook Franke Roggeband is gauw terug, hij moet
de huizen winddicht maken. Zijn baas zit in
Utrecht, Franke zal het alleen moeten rooien. Hij
slaapt in een huis aan de Ring: „Je hoorde het
water in de straat klotsen." Bij eb gaat hij soms
naar huis. „Er was niks meer van over. Ik vond
een groenteblik met koperen centen, dat heb ik
meegenomen als herinnering." Met zijn broer
Freek helpt hij in het vrije weekeinde zoeken naar
slachtoffers. Ze vinden tussen de kadavers een
paar kinderlijkjes. En Freek vindt Adrie, vlakbij
huis. Ze herkennen hem aan z'n kleren.
De polder van Moermond, de eerste die onder
waterliep, is ook het eerste weer droog. De boer
kan zelfs dat jaar nog gerst zaaien. Maar de oogst
stelt niet veel voor. Zijn boerderij is weg, de
veestapel verdronken. De koeien zijn vanaf de
dijk teruggezwommen naar de stal - hun dood
tegemoet. „Alleen Catharina 13 heeft het over
leefd. Die had ik net gekocht, kende de weg naar
de stal nog niet en is op de dijk gebleven." Zijn
klassepaarden Bonzo en Bento overleven de
ramp. fviet Bonto wordt Moermond een jaar later
kampioen van Zeeland.
Zwaar gehavend
huis aan de
Molstraat.
De Brabers komen 23 april terug in het
dorp. „Tot augustus woonden we nog
boven. Het was een soort vrijplaats, een
tijd van opbouw en pionieren. Elke dag zag je wel
weer ergens een nieuw raampje opengaan. Er
werd niet veel over de ramp gepraat, het was
hier een nuchter volk. Dood is dood. Dreischor
heeft ook een luchtige godsdienst. Psychosoma
tische klachten waren er niet. Daar had je het ook
veel te druk voor, je liep de hele dag te bagge
ren."
Het rouwen gebeurt in stilzwijgen. Praten over
de doden is taboe, zowel binnen de gezinnen die
iemand hebben verloren als in de dorpsgemeen
schap zelf. In oktober worden de doden op Drei
schor herbegraven, dan is iedereen er nog bij, De
eerste grote herdenking is gereserveerd voor
een gezelschap van notabelen en ambtsdragers.
De nabestaanden worden niet uitgenodigd.
Ook over schuld wordt in het dorp nauwelijks
gesproken. Of er beter gereageerd had kunnen
worden? Moermond: „Ik ben het er niet mee
eens dat er meer mensen verdronken zijn dan
nodig was. Dat wéét je niet, gewoon. Het gevaar
is onderschat, dat wel." Agent De Haan vraagt
zich af o* de klok eerder geluid had kunnen
worden: „Maar dan waren er misschien nog
meer mensen op de vlucht gegaan en verdron
ken." Hij wil er niet te lang bij stilstaan: „De ramp
is een natuurverschijnsel. Dat is makkelijker te
verwerken dan als ellende je door mensen wordt
aangedaan. Zoals in de oorlog."
Ze redden het wel in Dreischor. Of beter: ze
redden zichzelf wel. Zoals ze dat in '53 ook
deden. Zonder rampenplan, zonder trauma-bege
leiding of hulp van buitenaf. En als ze herdenken
willen, doen ze dat ook zelf - rond 1 februari. Het
dorp heeft een monument gekregen, een beeld
met geknakte zonnebloemen. De peilboot, het
monument dat Dreischor echt gesierd zou heb
ben, is na de ramp weer gewoon voor het werk
van het waterschap in de polder ingezet.
nog nooit gehoord. Maar. wie kan achteraf con
troleren of kostbare eigendommen door het wa
ter zijn meegespoeld of stiekem zijn weggeno
men?
Agent De Haan gaat met de peilboot mee de
polder in, zo gauw het eigenlijke reddingswerk is
gedaan. Overal worden spullen opgehaald. Voor
de weduwe Cats-De Waaij brengt hij een blikken
busje met vierduizend gulden spaargeld in veilig
heid. Hij krijgt later een Delftsblauw tegeltje als
dank: 'Dragen, niet klagen, en bidden om kracht'
staat erop.
WWie veel verloren heeft in de ramp,
kan ook rekenen op veel hulp. Dat
leidt soms tot scheve gezichten, rod
dels, afgunst, wantrouwen over en weer. Jaren
later worden mensen in het dorp nog nagewezen
omdat ze toen op drift geraakte spullen zouden
hebben ingepikt of de verzekering en de rampen
fondsen opgelicht. Dat de familie Roggeband
een nieuw en mooier huis krijgt, lokt opmerkin
gen uit: „Vroeger hadden ze geen sok om aan te
trekken in dat ouwe rotkotje en nu een groot
huis." Franke is boos. „Ik heb teruggezegd:
'Vroeger hadden sommige mensen één linnen
kast en nu hebben ze er twee - en die hebben
niks verloren.' Dan werden ze wel stil."
Het is woensdag als de laatste bewoners van
Dreischor samengepakt zitten op de bietenboot
van Piet de Korte, de schipper die het Dijkwater
bij Dreischor zo goed kent dat hij het als enige
durft binnen te varen. De rest is al geëvacueerd
via Noordgouwe en Zierikzee, met een mijnenve
ger. Op de vloer van het bietenschip zitten meer
dan tweehonderdvijftig mensen op elkaar ge
propt, zwijgend, verslagen, koud.
Annie Roggeband had een koffer met kleren
ingepakt, maar in de chaos hebben ze die thuis
laten staan. De kantoorhouder van de Boeren
leenbank houdt de hele tocht naar Dordrecht een
dikke stapel geld en waardepapieren stevig te
gen zijn buik geklemd. Jan en Jo de Haan hebben
drie stel kleren over elkaar aangetrokken, hun
kind is nog dikker aangekleed.
De evacués zijn aan het eind van hun krachten.
Als ze horen dat de storm weer is opgestoken en
de boot niet kan uitvaren, brengen ze gelaten de
nacht door in het duistere ruim, het hoofd op
eikaars schouder, de ruggen tegen elkaar. Pas
donderdag vaart het bietenschip naar Dordrecht.
Leen en Jans Moermond belanden na een lange
tocht uiteindelijk op het kasteeltje van freule
Mackay in het Betuwse Ophemert. Daar had Leen
in de oorlog zes weken gezeten, toen Dreischor
ook onder water stond. Ze beleven het als eeh
droom, met zes-gangendiners en een butler. En
de kinderen krijgen meteen zwemles. Maar Leen
wil terug naar Zeeland, helpen. Met 41 graden
koorts gaat dat moeilijk, tandenknarsend ligt hij
op het kasteeltje uit te zieken.
Niet iedereen treft het zo met zijn evacuatie
adres. Franke Roggeband en zijn zwaar zieke
moeder (ze heeft een longontsteking opgelopen)
worden in Voorburg erg goed verzorgd, maar het
kost ze wel een extra vergoeding. Ze gaan elke
dag naar het Rode Kruis om te vragen of vader en
Adrie al gevonden zijn. „Uiteindelijk belde een
buurman dat vader een week eerder was aange
spoeld; wij hebben toen zelf het Rode Kruis maar
ingelicht." Adrie zou pas op 11 april worden
gevonden.
De familie De Haan verhuist na irritaties over en
weer snel naar verre familie. Daar is wel toestem
ming voor nodig van de autoriteiten. En improvi
satie blijkt niet de sterkste eigenschap van het
gezag.
Wim en Annie Roggeband horen in Utrecht bij
het Rode Kruis dat ze niet naar haar ouders in
Ameide mogen vertrekken, op nog geen half uur
afstand van de Domstad. Ze moeten naar Bunnik,