De verdoemden doet God teniet
PS
Een afscheid bij
volle bewustzijn
Het PAROOL
Zaterdag 23 januari 1993 19
Ze hadden tegen hem gezegd dat het goed was om erover te
praten. Die morgen wist hij nog zeker dat hij het niet zou
doen. Na afloop is er opluchting. Boer Smits (76) woont nu
met de vrouw op een bungalowparkje hij Ouwerkerk. Voor
zichtig komt het los. "We hadden eerst, om vijf uur 's nachts,
de kinderen op het dorp gebracht. We zijn teruggegaan voor
mijn zuster Marie. Maar die was al naar het dorp. Als we dat
niet hadden gedaan, was vader niet verdronken. Er zijn er zó
veel verdronken van wie het achteraf niet nodig was geweest!
We wisten niet dat het springtij was. Vader had het goed ge
zien, maar hij zei niet veel."
Op dat moment breekt de stem van Smits. Zijn ogen en die
van zijn vrouw staan vol. Hij herstelt zich en vervolgt het
voor nabestaanden van meer dan achttienhonderd doden zo
identiek gevoelde verhaal. "Het mooiste, het aangrijpendste
was het moment dat vader zei: 'Kinders, dit redden we niet.
We gaan verdrinken'. Toen hebben we met ons drieën, mijn
vrouw, hij en ik, in een omarming gestaan. Dat was zo mooi,
een afscheid bij volle bewustzijn. Niemand in paniek, onbe
grijpelijk."
"Al wadend zijn we nog een paar huizen naar het dorp opge
schoven. Omdat ik linkshandig ben, tilde ik daar iedereen
uit het dakvenster op de rechterdakhelft. Dat was het kleine
deel, dus iedereen kroop naar het brede deel. Maar voordat ik
vader daarop had kunnen helpen, brak het dale. Met z'n zeve
nen dreven wij de polder in. Achterop kwam pa op dat smalle
deel. Dan blijkt het leven afhankelijk van de dikte van een
elektriciteitspaal. Wij dreven tegen zo'n A-paal aan, vader er
langs. Wij hebben ons aan de draden naar het dorp getrok
ken. Pa kon die draden niet meer pakken. Hij is op 23 decem
ber 1953 gevonden bij de Neeltje Jans. We herkenden hem
aan een reepje pyjama."
"Ons dale kwam Idem tussen een boerderij en een boom. Op
die boerderij stond ik nu te peinzen: 'Dit kan Gods bedoeling
toch niet zijn?' Daarna kwam de dichtregel in me op: 'Een
mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest en dat
nooit op komt dagen'. Daarom probeerde ik bang te worden,
want dan zou het nooit komen. Gek hé? Maar er kwam geen
angst, niemand raaide in paniek, er was volkomen rust op
die zolder. Stoffel van Mourik, die levend op Zuid-Beveland is
aangespoeld, is zijn vrouw en vier kinderen verloren. Hij
heeft achteraf gedacht dat ze vreselijk in paniek geweest
moeten zijn. Maar ik kon hem gerust stellen. Wij hebben
geen paniek gezien."
Stoere Zeeuwen zijn zo niet, maar Smits heeft de moed zich
te realiseren dat er zoiets zou kunnen bestaan als een ramp-
syndroom. Hij vertelt: "Een jaar of twintig terug ben ik een
dagje uit met een plezierboot op de Grevelingen. Als ik aan
boord moet, kan ik onmogelijk het plankje over. Ik sta te
vloeken: 'Ik wil niet'. Mijn vriend zegt: 'Wat heb je nou?' Ik:
"t Gaat niet, 't gaat niet'. Dan ben ik gegaan. Toen ik van
boord moest zei ik: 'Ik ga er zelf af. Ik moet dit overwinnen,
't móet'. Ik ben er alleen afgegaan." Kort daarna overkomt
hem iets dergelijks op vakantie in Joegoslavië. "Over psychi
sche hulp denk je niet. Je gaat verder."
Maar als het stormde ging Smits de dijk op en stond de
trekker met draaiende motor bij de boerderij. Niks meubel
tjes naar boven, eerst zien dat je weg komt. Vrouw Smits: "Ik
heb het niet op dat water." (M.S.)
uitviel, waren de verbindingen verbroken. De
burgemeester was met de brandweer meege
gaan om de situatie te bekijken en eventueel
mensen te waarschuwen. Dat was zijn plicht.
Hij werd door het water overvallen en moest
met de brandweermensen zelf het vege lijf zien
te redden. Hij zat volkomen geïsoleerd op een
boerderij in de polder."
De dorpsarts speelde in die nacht een hoofd
rol. Dochter Anneffé: "Hij was bij een bevalling
op Capelle geroepen. Tegen die mensen heeft
hij nog gezegd: jullie moeten op zolder gaan
zitten. Later zijn ze toch verdronken. Vader is
zelf richting Zierikzee gegaan, zag dat daar de
polder al was ondergelopen en is als een haze
wind teruggekeerd, links en rechts nog mensen
waarschuwend."
Niet iedereen nam die waarschuwing van de
dokter even serieus. Aan de provinciale weg
reageerden de Van Westens op de alarmkreten
van Vleugels Schutter met: "Ach, doe niet zo
gek." Anneffé: "Toen heeft mijn vader ge
schreeuwd: godverdomme, je moet gaan. Ach
teraf zeiden die Van Westens: we schrokken zo
dat de dokter vloekte, dat we toch een veiliger
plek gingen zoeken."
Schaapherder Joost Ringelberg, die tien jaar
eerder een heldhaftige rol had gespeeld in het
verzet, was - nadat hij zelf uit zijn benarde
positie was bevrijd - aanvankelijk actief bij het
reddingswerk, maar werd al heel spoedig een
centrale figuur in de 'lijkendienst'. Ringelberg
was gehard in het verzet, was gemarteld door
de nazi's, maar werd meer aangegrepen door
de gebeurtenissen op en na de eerste februari
dan door de verschrikkingen uit de Tweede
Wereldoorlog. "Ik heb honderden lijken helpen
bergen. Overal kon ik goed tegen, maar als
grote mensen gingen schreien, had ik het moei
lijk."
Het meest ontroerende moment was voor
hem de eerste berging, die hij uitvoerde met
Jan van der Stolpe, een van de polderbestuur
ders uit Nieuwerkerk. Van der Stolpe was in de
nacht van 1 februari op de dijk gaan kijken, had
zijn metgezel gewezen op twee lichamen die
levenloos op de golven dreven en ontdekte tot
zijn verbijstering dat het zijn eigen vrouw en
dochter waren. Ringelberg: "Jan van der Stolpe
had ze zelf provisorisch begraven. Een gat in de
dijk, wat wrakhout erop. Later toen hij ze ging
halen en ze in de boot droeg, begon hij zo
hartverscheurend te schreien. Dat ging mij
door merg en been."
De berging was geen pretje. "Het was werk
dat gedaan moest worden. Veel mensen waren
onherkenbaar. Ik herinner mij drie kinderen,
die tijdelijk waren begraven op een plek die bij
eb droog viel. Ik heb ze er later uitgehaald. De
lijkjes waren geweldig breed, zoals je wel ziet
als je voor een lachspiegel staat. En zo plat als
een dubbeltje. De getij de werlcing van het water
had de lichaampjes totaal vervormd."
De huisarts, die het meest intens met de
nabestaanden te maken kreeg, was L.J. van de
Zande, de echtgenoot van Anneffé. "Ik heb
vanaf '58 als huisarts intensief met de mensen
hier te maken gehad. Voordien was ik al talloze
malen met mijn schoonouders meegeweest, als
die naar patiënten gingen op het eiland. Ik
kende de mensen. Maar traumatische ervarin
gen? Neen. Ik heb nooit een patiënt hoeven te
verwijzen naar Zierikzee voor psychiatrische
behandeling, tenminste niet in relatie met de
ramp. Er is mij geen enkel geval van zelfmoord
bekend, dat verband houdt met de afschuwelij
ke ervaringen in de rampnacht."
Gesjoemel
Er werd door binnen- én buitenland gul geof
ferd. Met gelden die centraal vanuit Den Haag
of goederen die via het Rode Kruis werden
toegewezen, kon niet worden gesjoemeld.
Maar met de (financiële) hulp van andere ge
meenten konden vooral burgemeesters mani
puleren. Gedeputeerde Staten ontdekte dat in
minstens dertien gemeenten de burgemeesters
zichzelf niet vergaten.
Burgemeester Laurense van Oosterland had
grotere bedragen buiten de officiële boekhou
ding gehouden en op zijn privérekening ge
stort. Laurense werd met ziekteverlof gestuurd.
Een groot deel van Oosterland keerde zich te
gen hem.
Op muren en straten werden leuzen gekalkt.
"Ze waren te erg," herinnert gemeentebode.
annex werkman, annex koster Cees de Later
zich. "Ik wil ze niet herhalen, maar ik moest de
stenen in de straat wel keren om die teksten uit
te wissen."
De veranderingen sinds de ramp worden
door een enkeling betreurd ('Vroeger was het
hier gezelliger, intiemer'), maar de doorsnee
Duivelander wijst op de groeiende welvaart.
"De ramp," zegt Anton Stoutjesdijk, de huidige
uitbater van De Meebaal, "heeft ontegenzeg
gelijk veel leed gebracht. Dat mag nooit weer
gebeuren. Maar financieel is geen van de over
levenden er armer van geworden. Integendeel,
als er geen slachtoffers zouden zijn, zou er wat
mij betreft iedere twee jaar zo'n watersnood
ramp mogen plaatsvinden, vooropgesteld dat
we naderhand financieel net zo goed bedacht
zouden worden als in '53."
(J.H./M.S.)
Het kind werd middenin de storm in de kou op een stuurloos vlot
geboren. De baby, kansloos in die barre omstandigheden, werd in
een kastlade als doodskist prijsgegeven aan de golven. 'De
verdoemden doet God teniet, de uitverkorenen heeft hij
behouden', scandeerden 'fijne' dominees. Het stille verdriet van
vele Zeeuwen, maar ook het rattengevecht om geld.
OP 31 januari 1953 verhuist de jonge
dominee E. Kuin tijdelijk naar de
polder, omdat zijn pastorie op Ou
werkerk zo lek was als een mand
je. Het ANP meldt hoog water,
maar dat kennen ze. Als moeder 's nachts om
vier uur een papje voor de zieke kleine kookt,
gaat langzaam het licht uit. 'Pa maakt kortslui
ting', is haar reactie. Dan komt Wim Vijverberg
van het dorp. "Mee, anders verdrink je." In
haar verbijstering geeft moeder de baby vast
mee aan Wim. Ze moeten al waden. Als ze
naast de weg stapt wil ze het opgeven. Even
later zijgt pa Kuin op een steen. Zij neemt de
leiding weer over, wil naar haar kind.
Een enorm blok hout kwam dwars tegen de
pastorie drijven en hield zo het overige wrak
hout tegen. De pereboom in de tuin van de
pastorie werd de afmeerpaal voor reddingbo
ten. "Zoals op het fijn-christelijke dorp Nieu
werkerk café de Meebaal het centrum van het
reddingswerk werd, zo was dat op ons rooie,
vrijzinnige dorp de pastorie," gnuift Kuin. Door
de brede hal van zijn woning worden later de
nog levende koeien en paarden in de boten
gedreven.
De dominee heeft een dorpsgenoot van zelf
moord kunnen weerhouden. Hij was vrouw en
vier kinderen kwijtgeraakt. Een 'fijne' dominee
had hem uitgelegd hoe dat kwam: 'De verdoem
den doet God teniet, de uitverkorenen heeft hij
behouden'. Terwijl de boeren zich om hun
landbouwwerktuigen bekommerden, gaf Kuin
leiding aan het bergen van honderden lijken.
"Mijn vrouw ving nabestaanden op bij de iden
tificatie. Samen deden we waar in de Bijlmer
een heel team voor klaar stond."
Later, in Noord-Holland, is een zoontje van
Kuin verdronken in een sloot bij huis. "Iemand
zei: 'Ga er maar een weekje uit'. Toen zijn we
naar Ouwerkerk gekomen. Hier begrepen ze
ons. Zo, en met wat humor, zijn we er doorheen
gekomen."
Tante Corre (78) op Sirjansland is van het
zonnige type. Ze kan nog schateren om wat 'r
die eerste minuten overkwam. "Op de goot
steen lagen m'n tanden, m'n bril en m'n haar
kammen. Laat ik toch m'n kammen pakken en
m'n tanden en m'n bril vergeten! Zo in de war
was ik. Eten was er toch niet. Ja, appels, maar ik
had geen tanden in m'n mond. Dus dronk ik
maar water."
Zondagmiddag wilde tante Corre niet mee
met een roeibootje: "Dan verdrinken we nog.
Ja, je zag al een koe en een varken voorbij
drijven. Na de ramp kregen we wel van alles,
alleen de doden kon je niet terugkopen. Een
man ziet een lijk drijven en zegt: 'Dat kon
buurvrouw wel wezen'. Hij draait het om, is het
zijn eigen vrouw. Maar er was ook een ventje
dat zei: 'Tante Corre, nu breng ik eerst m'n
beertje op zolder, anders verdrinkt-ie weer."
Dirk Hanse (78) was een van de centrale
figuren op Sir. Hij moest die nacht van Utrecht
komen, maar bleef steken bij Rijstebil op St
Philipsland. "Is papa nou verdronken?" hadden
de kinderen gevraagd. Nadat een heli voedsel
had gegooid, ondekte Hanse hoe de mens is:
"Alles naar zich toekrauwen, zelfs op een klei
ne gemeenschap als hier. Zo leer je de mensen
kennen." Hanse heeft nog provisorisch lijkkis
ten gemaakt. Minstens zo belangrijk lijkt het op
het droge brengen van de landbouwwerktui
gen te zijn geweest. Die stonden op een zeker
moment allemaal om de kerk heen, goed in 't
vet.
Hoewel J. Op 't Hof nog mensen heeft gewaar
schuwd in de polder, gingen hem materiële
dingen en beesten toch ook zeer ter harte. Zo
heeft hij nog een vrachtauto tien centimeter
opgekrikt om de motor droog te houden,
's Avonds was het hele ding verdwenen. Bij Bru
heeft Op 't Hof nog hun dienstmeisje, die van
Heijboer, geïdentificeerd dat daar was komen
aanspoelen. Heel emotioneel, maar die
knechtswoningen waren ook niet best. Hun
boerderij van 1807 heeft het gehouden. Al zijn
er dan gaten in het dak van de stal waar de
paarden in doodsnood tegenaan trapten. Die
nacht zijn er mensen helemaal grijs geworden.
Ja, en er sprong er een in het water omdat z'n
beste vriend nog op de boerderij zat. Maar of
dat zelfmoord was?
Tweede vloed
De tweede vloed was catastrofaal voor Nieu
werkerk. Juist toen de bevolking na een bange
nacht en tientallen doden 's zondags tegen het
middaguur begon te hopen op minder ellende,
kneedde de storm het opnieuw wassende water
tot een vernietigende massa.
Aan 't Straetpad, waar een aantal zwakke
arbeidershuisjes de oostelijke vleugel van het
dorp vormden, was Cees Vane ten einde raad.
Zijn vrouw stond op het punt te bevallen. De
drie jongsten - Jaap van drie, Krini van zes en
Cobi van negen - waren elders op het dorp
ondergebracht. De overblijvenden - vader,
moeder, de dochters Stien (dertien) en Riet
(elf) - waren met de vroedvrouw Janna Krijger
op de zolder gekropen. De kolkende zee steeg,
en steeg. Ontsnappen was onmogelijk, want
niemand besefte op dat moment: Nieuwerkerk
werd van twee kanten tegelijk door het water
besprongen. Vanuit het noorden rolden de gol
ven door het dijkgat dat is ontstaan bij Steven-
sluis; vanuit het zuiden had de zee vrij door
gang via de bressen die bij Ouwerkerk waren
geslagen.
Willem Brouwer (84) was destijds buurman
van Vane. "We waren goed en wel op het dak
gekropen, toen een nieuwe vloedgolf het hele
dak eraf lichtte. Met de Vanes en nog wat
andere buren golfden we stuurloos op die on
eindige woeste zee rond. Het stormde, het re
gende en het hagelde. Links en rechts zagen we
mensen verdrinken, we hoorden hulpgeroep,
maar we konden niets doen. We verkeerden
zelf in doodsnood en we hadden een vrouw op
dat gammele vlot liggen, bij wie de barens
weeën al waren begonnen. Gelukkig kwam er
even later een plat dak van een keuken voorbij
drijven, waarop we konden overspringen. Dat
maakte het iets minder beroerd. Maar het was
evengoed een hel."
Mevrouw Vane stopt de herinnering aan die
eerste februari zo diep mogelijk weg. "Het was
te erg. Als ik daarover praat worden oude
wonden weer opengereten." Maar even later
wil ze - telefonisch - toch het meest smartelij
ke deel van het verhaal kwijt. "Toen we op dat
vlot zaten, zagen we twee van onze kinderen,
die even verderop logeerden, in de golven ver
dwijnen. De bevalling kondigde zich aan. Het
kind werd middenin de vliegende storm in de
bittere kou op een stuurloos vlot geboren. De
navelstreng werd afgebonden met een reep
van een rode zakdoek en doorgesneden met
een knipmes."
Ratten sprongen op het geïmproviseerde vlot
en kropen over en langs de drenkelingen. De
baby was kansloos in die barre omstandighe
den. Niemand had meer een droge draad aan
zijn lijf. Babykleertjes waren er niet. De radelo
ze moeder voelde die nacht het leven in dat
pasgeboren lijfje wegkwijnen. "Het ging dood
van de kou." Willem Brouwer: "We dreven in
de richting van de dijk. Uren later, zo tegen het
ochtendgloren, kwamen we bij de boerderij
van Van Poperen. Daar zaten mensen op zol
der. Ze hebben touwen laten zakken en ons
omhoog gehesen."
Het dode lichaampje van de jonge boreling
was meegekomen. Mevrouw Vane: "De boer
was bang dat de eetwaar op zolder zou beder
ven, als het lichaampje van ons kindje tot ont
binding zou overgaan. Cees heeft toen een dres
soirlade gekregen, ons dode kindje daarin ge
legd, er touwen omheen gebonden en dat kistje
aan de golven prijsgegeven. Verschrikkelijk
vond ik dat. We zijn later gered. De twee kinde
ren, die ik eerder in de golven zag verdwijnen,
bleken later levend en wel aangespoeld. We
zijn met vijf kinderen de ramp ingegaan en we
zijn er met vijf weer uitgekomen. Het verlies
van die baby en de ervaringen waren vreselijk.
Het is een kleine troost, dat die la met dat
baby'tje later nog is aangespoeld."
De sociologe Anneffé van de Zande is de
dochter van de toenmalige dorpsarts, Vleugels
Schutter. Zelf studeerde ze in Utrecht op het
moment dat de dijken op Schouwen Duiveland
braken. Ze vindt het verwijt dat de autoriteiten
in die rampnacht tekortschoten, niet terecht.
"We moeten niet vergeten: het was 1953. We
hadden geen rampenplannen en er waren am
per communicatiemiddelen. Toen de stroom
Nieuwerkerk
Dominee Kuin
zijn hele gezin op het dak. Op een gegeven
moment begaf een zijmuur het en even
later zakte het dak langzaam weg in de
golven. Steeds hoger kwam het water en
steeds meer huizen en schuren verdwenen
in de golven. Op Capelle stonden er uitein
delijk nog maar drie overeind. Wanneer
zouden wij aan de beurt zijn? We hingen op
het dak, tussen de twee schoorstenen in. Als
we het hoofd naar beneden hielden, gaf dat
nog enige beschutting tegen de striemende
regenvlagen. We wachtten op redders, die
maar niet kwamen. Het enige dat we voel
den was het trillen van het huis. dat letter
lijk schudde op zijn grondvesten, steeds
weer als er wrakhout tegenaan sloeg. Gro
te, ontwortelde, bomen dreven op de gol
ven aan ons oog voorbij.
Steeds verder klom het water het dak op.
De wind stak op en op een gegeven moment
brokkelde de rechterkant van het dubbele
woonhuis af. We waren ervan overtuigd
dat spoedig ook de rest van ons huis in de
golven zou verdwijnen en bereidden ons op
het ergste voor. Maar gelukkig nam de wind
in kracht af en verlichtte de maan het wa
terlandschap.
We hielden elkaar voor dat we niet in
slaap mochten vallen.
Na 7 uur was het water gelukkig gaan
zakken. Het bleef echter staan op ongeveer
anderhalve meter boven de bodem, zodat
we niet goed durfden te verhuizen naar de
veel steviger hoeve van Koos van de Zande.
Met die voortdurende golfslag en de vrou
wen en kinderen die bij ons op 't dak zaten,
was dat een te riskante onderneming.
2-2-'53
Buurman Dorst waagde het er echter toch
op. Tegen half twee 's nachts begon hij aan
de tocht. Alleen het hoofd stak boven water
uit. In het donker verloren we hem al snel
uit het oog. Na een minuut of 5 seinde hij
met een zaklantaarn van de andere boerde
rij dat hij veilig was aangekomen. Spoedig
daarna begon het water weer te wassen.
Heel in de verte zagen we dat Schuddebeurs
nog elektrisch licht had. Tergend langzaam
naderde de ochtend. We beseften dat het
huis niet bestand zou zijn tegen weer een
vloedgolf.
In de verte bespeurden we leven op de
dijk. Auto's reden af en aan. Op Capelle
waren al enkele bootjes die bezig waren om
mensen van de daken te halen. Dat gaf ons
moed. Om kwart over elf konden de mees
ten van ons eindelijk instappen. Vijf men
sen konden niet mee: vader, buurman
Schiettekatte met dochter Jo en haar ver
loofde en ikzelf. Ruim twee uiterst angstige
uren later werden de laatste vijf van het
dak van ons huis gehaald. We hadden nog
haastig vaders nieuwste pak en jas, mijn
nieuwste pak, moeders groene jas, een wol
len deken en het geldkistje in de boot kun
nen meenemen. Op Capelle namen we nog
zes mensen mee, onder wie Van der Straa-
ten, die ontroostbaar was. Zijn vrouw had
zaterdagnacht een baby gekregen. Toen hij
wegging om hulp te halen, zag hij zijn
vrouw met zijn drie kinderen op een bed
wegdrijven, terwijl hij niets meer kon doen.
Op de dijk werden we op een vrachtauto
naar de ulo-school in Zierikzee gebracht,
daar was gelukkig warme thee en voedsel.
In die school zagen we nog veel meer men
sen van Capelle en Nieuwerkerk.
3-2-'53
Vanmiddag hoorden we dat we konden
evacueren. We besloten te gaan, pakten
alles wat ons nog aan bezittingen restte
bijeen en scheepten ons bij de haven in. We
zaten nog maar amper of verpleegsters
sleepten brood en melk aan.
In Bergen op Zoom lagen bij het centrale
opvangpunt bergen kleding en schoeisel. Ik
kreeg een paar goede schoenen. Voor ieder
een waren er twee reepjes chocola en voor
vader een pakje shag. Niemand wist waar
we heen gingen, maar via Breda kwamen
we uiteindelijk in Chaam terecht. Daar wer
den vader en moeder ingekwartierd bij een
boer en ik bij de plaatselijke schoenmaker.
Via Chaam kwam Jaap van der Weijde uiteinde
lijk in Wormerveer terecht; zijn ouders bij fami
lie, hij bij melkboer Visser. Elffamilieleden van
vaderszijde, een van moederszijde stierven op de
eerste februari 1953 in de Vierbannenpolder.
Jaap ging in Wormerveer naar de hbs. Op 10
maart kreeg zijn vader Cees toestemming van de
autoriteiten om met moeder Saan en zoon Jaap
terug te gaan naar Nieuwerkerk om te zien wat
er nog te redden viel van hun bezittingen. Een
dag later voeren de Van der Weijdes met buur
man Schiettekatte in een roeiboot van de Zierik-
zeese mosselvisser Schot naar de restanten van
hun woning.
ll-3-'53
Vader haalde van de vliering drie pakken
tevoorschijn, een aantal jurken, een paar
dekens en wat etenswaren. In de kleerkast
van mijn kamer stonden nog de radio, de
pendule, mijn schooltas, lees- en leerboe
ken en de stofzuiger. Tot mijn grote blijd
schap was ook mijn fiets gespaard geble
ven. Hij lag onder een ledikant.
Vader Cees kwam enkele weken na de ramp al
weer terug op Duiveland en kreeg er de leiding
over een werktuigenploeg, die zoveel mogelijk
apparatuur uit de verdronken polder trachtte te
redden. Met moeder Saantje ging hij op Nieuwer
kerk wonen.
Jaap, de auteur van het dagboek, is na zijn
militaire diensttijd niet meer teruggekeerd in de
Vierbannenpolder. Via Den Haag belandde hij
uiteindelijk in de woonplaats van zijn vrouw,
Kampen, waar hij klerk werd op een notariskan
toor.