Brand in Rembrandt
nog steeds mysterie
Amsterdam Centraal
/tet PAROOL
foto riod
Suppoost Moehring archief leeflang
Op het doek verschenen
films als Jud Siiss en Die
goldene Stadt. Het was dan
ook niet meer dan logisch
dat het Duitse UFA-theater
Rembrandt aan het
Rembrandtplein een keer in
de brand zou vliegen. Het
zou duren tot de nacht van
25 op 26 januari 1943. Tot
op de dag van vandaag is
het onzeker of de brand eerr
verzetsdaad was.
De ruïne van het Rembrandt-theater
Zaterdag 23 januari 1993 2 5
door Thomas Leeflang
TIJDENS de bezetting van Neder
land bestond hier bij het pu
bliek, na een korte inzinking
die tot begin 1941 duurde, een
meer dan warme belangstelling
voor de bioscoop. De filmzalen zaten dage
lijks vol met mensen die daar voornamelijk
Duitse films te zien kregen, sporadisch afge
wisseld door een in het Duits nagesynchro
niseerde Hongaarse, Italiaanse, Spaanse of
Tsjechische produktie. Volgens gegevens
van de Nederlandse Bioscoopbond werden
in 1942 42,9 miljoen bioscoopkaartjes ver
kocht en in 1943 niet minder dan 55 mil
joen. Het vaderlandse bioscoopbedrijf be
reikte zo'n omzet nooit meer, ook al schre
ven de bevolkingsregisters er inmiddels eni
ge miljoenen landgenoten bij. In 1970 bij
voorbeeld pakten 24 miljoen mensen een
bioscoopje, in 1990 nog slechts 14,6 miljoen.
De extreem hoge bioscooprecettes van 1943
zijn des te opmerkelijker omdat er in dat
rampzalige jaar (door H.M. van Randwijk,
alias Sjoerd van Vliet, begin 1963 omschre
ven als 'het jaar der beslissing') onder meer
sprake was van een vervroegde 'spertijd' en
er een toenemend risico bestond om bij
razzia's te worden gepakt voor tewerkstel
ling in Duitsland. Bovendien riep de illegale
pers het publiek bij herhaling tevergeefs op
vooral de bioscopen te boycotten. De Vrije
Kunstenaar van december 1943: "Voor hen
die nog naar bioscopen gaan, hebben wij
niets dan minachting. Slikken zij niet met
een opgewekt gezicht de walgelijke propa
ganda der journaals, de vergiftigende bal
nacht- en vlotte gravinnensentimentaliteit
der Duitse filmproductie? Deze lieden ach
ten wij zozeer weggezonken in een gore
poel van botte pret en stupide verslaafd
heid aan het wekelijkse filmavondje, dat
wij ook in de toekomst als publiek in het
geheel niets van hen verwachten."
Omdat tijdens de Tweede Wereldoorlog
de Nederlandse bioscopen 'gewoon' open
bleven en men, voorafgaand aan de rol
prenten uit Neubabelsberg, in het voorpro
gramma het voor de toeschouwers verplich
te, meer dan Duits-vriendelijke ToBis Hol-
landsch Nieuws en het perfide Duitse jour
naal UFA Ton-Woche projecteerde, werd de
cinematografische bedrijfstak al tijdens de
bezetting in en door de ondergrondse pers
veroordeeld wegens te ver gaande collabo
ratie en het sluiten van morele compromis
sen met de bezetter. De minister van Onder
wijs, Kunsten en Wetenschappen, de soci
aal-democraat Gerardus van der Leeuw,
sprak in september 1945 zijn teleurstelling
uit over de houding van het filmwezen
tijdens de bezetting. Onder het kopje 'Bios
coopwereld gelaakt' werd er op 1 oktober
1945 in een paar kranten een onopvallend
berichtje van gemaakt.
In bioscopen waar in de oorlog zwaar
antisemitische films als 'Jud Süss' en 'Der
ewige Jude' en de 'Blut und Boden'-gedachte
(lees: de nazimentaliteit) propagerende
films als 'Immensee', 'Opfergang' en 'Die
grotèe Liebe' draaiden, stonden met hulp
van de Supreme Headquarters Allied Expe
ditionary Force (SHAEF) direct na de oorlog
alweer de vertrouwde 'features' uit Holly
wood op het programma.
Een bioscoopbrand, waarvan de oorzaak
altijd onduidelijk bleef en waarover in de
Rijksarchieven niets bijzonders is te vin
den, vormt in brede kring eigenlijk het
bekendste voorval over het filmwezen in
oorlogstijd. Wie er. vijftig jaar na dato, nog
iets over te weten wil komen, moet haastig
zijn toevlucht nemen tot 'oral history'. Veel
ooggetuigen hebben immers het tijdelijke
voor het eeuwige verwisseld of zijn inmid
dels meer dan hoogbejaard.
De gouden stad
In de nacht van 25 op 26 januari 1943 moest
de Amsterdamse beroepsbrandweer uitruk
ken omdat de UFA-bioscoop Rembrandt
aan het gelijknamige plein nummer 19 in
lichterlaaie stond. Het theater, waar al in
1919 films werden gedraaid, vertoonde op
dat moment voor de vijfde week Veit Har
lans 'Die goldene Stadt', met in de hoofdrol
de hoogblonde 'kraftige Arierin' Kristina
Söderbaum.
'De gouden stad', één van de eerste grote
Duitse kleurenfilms dié in de Nederlandse
bioscopen was te zien, bleek een absolute
bestlooker. Dagelijks stonden op het Rem-
brandtsplein lange rijen onder het grote
UFA-embleem voor de kassa's van de luxe,
ook qua toegangsprijs dure Rembrandt-bio-
scoop. Het publiek genoot van De gouden
stad, die in 'Agfa Farben' vaardig gewag
maakte van het wel en wee van een jonge
vrouw die het plattelandsleven beu is en
naar de grote stad trekt (om in Praag in
handen te vallen van een gewiekste verlei
der). Wie de film nu bekijkt kan er .met de
beste wil van de wereld geen 'naziprop' in
ontdekken. Dat Veit Harlan en Kristina Sö
derbaum van het Promi van Joseph Goeb-
bels de opdracht hadden met die film het
(Duitse) publiek in een staat van 'Vater-
landsbegeisterung' te brengen en dat De
gouden stad bij de bioscoopgangers in de
bezette gebieden het 'vijandbeeld' moest
bijsturen, daar is anno 1993 moeilijk begrip
voor op te brengen. Toch werkte de natio-
naal-socialistische filmpolitiek volgens op
dit terrein erkende deskundigen als Sieg
fried Kracauer en Gerd Albrecht op die
manier heel effectief. De populariteit van
De gouden stad overleefde zelfs de ineen
storting van het Derde Rijk. Fred Bred-
schneyder, tot 1985 chef Filmzaken van de
KRO-tv, zegt in het blad GBG Nieuws (voor
jaar 1990) dat decennia na de bevrijding
kijkers de Nederlandse televisie nog her
haaldelijk schriftelijk verzochten om toch
eens 'die mooie Duitse film' uit te zenden
waarvan zij in de oorlog zo hadden geno
ten.
De gouden stad, juist die film, draaide in
de Duitse pronkbioscoop in Mokum. In het
Rembrandt-theater ging eerder, op 5 sep
tember 1941, acht jaar nadat de film in
Duitsland uitkwam, de eerste nationaal-so-
cialistische filmproduktie Hitlerjunge Quex
in première. Ln de kelder van het Rem
brandt-theater bevond zich bovendien 'De
Kuil', een bij hoge Duitse militairen en Ne
derlandse zwarthandelaren geliefde bar
dancing. Kortom, er zat iets niet goed aan
'de Rembrandt'. Op het witte doek versche
nen de verkeerde films, er kwam het ver
keerde publiek, het was in verkeerde han
den. Bijna logisch dat het een keer in de fik
zou vliegen, nog een wonder dat het tot
begin 1943, vlak voor de aanslag op het
Bevolkingsregister, heeft moeten duren
voor het zover was. In hoofdstukken over
'het verzet' in na-oorlogse geschiedenisboe
ken, wordt nogal eens gesuggereerd dat de
brand in het Rembrandt-theater 'een repe
titie' was voor de overval op het Amster
damse Bevolkingsregister. Het zou zijn ge
gaan om het uitproberen van 'vertraagde
brandbommen', die aan het eind van de
avondvoorstelling op één van de twee bal-
cons onder een klapstoeltje zouden zijn
neergelegd. Als één of meer leden van de
ondergrondse op de avond van de 25ste
januari 1943 inderdaad een kaartje kochten
voor De gouden stad om na de aftiteling
hun springlading in het theater achter te
kunnen laten, was die actie met recht 'een
geheime missie': geen mens heeft er nader
hand nog iets over vernomen, niemand-eis
te in vredestijd de aanslag op. Het Neder
landse personeel van de UFA-bioscoop (eens
een sprookje van schoonheid, volgens Alex
de Haas) stond de ochtend na de brand,
verzetsdaad of niet, te snikken bij de nog
smeulende puinhoop: bang voor represail
les, ongewis over hun toekomst en verdrie
tig over het verlies van zo'n mooi theater.
Welke idioot zet onder deze (oorlogs-)
omstandigheden in Godsnaam zo'n bio
scoop 'in de hens'?
In juni 1989 zitten we tegenover de Am
sterdammer Jan Beijer (1914), een man die
tijdens de bezetting lid van de Raad van
Verzet (RVV) was, een ondergrondse orga
De gevel van de Rembrandt-bioscoop voor de brand foto archief leeflang
nisatie waartoe ook Gertien Wagenaar en
Gerrit van der Veen behoorden. In de illega
liteit stond Beijer bekend als Witte Jan. Hij
zegt te vermoeden dat de bioscoopbrand
eerder het gevolg van vandalisme is ge
weest dan van een weloverwogen aanslag,
misdadigheid die kon opereren onder een
goed vaandel.
Roekeloos
Beijer: "Wij moesten er besmuikt om la
chen. Tegelijkertijd waren wij als verzets
mannen bezorgd over zoveel roekeloos
heid. Zulke individuele acties konden on
schuldige burgers het leven kosten. Ook het
personeel van het theater had door de Duit
sers aangepakt kunnen worden. Nog een
geluk dat dat niet is gebeurd."
De dag na de verwoesting van het Rem
brandt-theater, waarbij de gepantserde
projectiecabine en de uiterst brandbare ni
traatkopie van de film De gouden stad
gespaard bleven, kon het publiek Kristina
Söderbaum met haar nopjeshoofddoek in
het verdorven Praag alweer voor de bijl
zien gaan in het Roxy-theater bij de Munt in
de Kalverstraat. De teloorgang van de Rem-
brandt-bioscoop werd door 'de vijand' in
tussen niet opgevat als een sabotagedaad.
In het directiekantoor van UFA/ToBis (ex
ploitant van Rembrandt) aan de Hobbema-
straat 20 in Amsterdam kwamen op woens
dagochtend 27 januari 1943 bij elkaar: dr
Bernard Künzig, directeur van UFA. zijn
procuratiehouder dr H. Arheidt, dr Leist-
ner, de 'Verwalter' van UFA Filmstadt Am
sterdam (=Cinetone), Piet Burbach, direc
teur Filmverhuur UFA, Marius de Rooy, di
recteur Filmverhuur ToBis en Hein Daudey,
directeur Nebimij, de theatertak van UFA/
ToBis. Het verlies van het Rembrandt-thea
ter werd weliswaar een catastrofe ge
noemd, niemand repte echter over kwade
opzet. Secretaresse Fraulein Steincke hield
de notulen bij voor het hoofdkantoor, de
'Ausland-Abteilung' van UFA aan de
Krautèenstratëe 37 te Berlijn. Het rapport,
waarin onder meer de beslissing is opgeno
men van het 'overplaatsen' van De gouden
stad naar het 'Zweitaufführungstheater'
Roxy, werd door de zes heren ondertekend
en stante pede naar de Rijkshoofdstad ge
stuurd.
Hoe reageerden de ambtenaren van de
Nederlands(ch)e Kultuurkamer aan het Ko
ningin Mariaplein 19 te 's-Gravenhage op
de bioscoopbrand? Dacht men daar aan het
moedwillig verwoesten van het parade
paardje van UFA in Nederland? Wim Kub-
benga (1917), destijds bestuurder van de
Vakgroep Filmreclame van het Filmgilde
van de NKK (waarin al de 'Arische' leden en
het personeel van de Nederlandsche Bio
scoopbond automatisch waren opgegaan),
zegt in december 1992 er vrijwel geen her
innering meer aan te hebben. Er is toen 'op
kantoor' weliswaar over de bioscoopbrand
gesproken, maar het maakte geen indruk.
Volgens Kubbenga zou een smeulende peuk
of kortsluiting de oorzaak wel eens geweest
kunnen zijn. In ieder geval veroorzaakte de
brand toen geen opschudding binnen de
gelederen van de Kultuurkamer.
Neutraal verslag
Zelfs Die Deutsche Zeitung in den Nieder-
landen publiceerde op 26 januari 1943 een
neutraal verslag van de brand met als titel:
'Groftfeuer in Amsterdam, Rembrandt
Theater durch Brand vollstandig zerstort!'
Het bericht werd afgesloten met de gerust
stellende mededeling: "Die goldene Stadt
wurde nicht beschadigt. Die Vorstellungen
dieses Films sollen im Roxy Theater in der
Kalverstraat fortgesetzt werden." Verder
maakte de krant melding van het wegens j
instortingsgevaar omleggen van de tramlij- i
nen 5, 9 en 11, die vrijwel langs het Rem-
brandt-theater reden, door de Vijzelstraat
en de Utrechtsestraat.
Al een paar dagen na het afbranden van
de Rembrandt-bioscoop konden de bezoe-
kers van de Cineac aan de Reguliersbree-
straat. een minuutje lopen vanaf de plaats
van de ramp. in het ToBis Hollandsch
Nieuws nummer 5 van het jaar 1943 een
reportage zien van de bluswerkzaamheden.
Als 'neutraal' nieuwsfeit was de in vlam-
men opgegane bioscoop geplaatst in een
journaal dat verder onderwerpen bevatte
als een verslag van een vormingsbijeen-
komst van het DAF en het NAF, de opening
door de Rijkscommissaris van de tentoon
stelling Kunst der Front en een flits van een
circusvoorstelling voor leden van Kraft
durch Freude. Cor Blad (1906-1992), van
1940 tot 1945 onder toezicht van de in
Parijs kantoor houdende 'Verwalter' Alfred
Greven directeur van de actualiteitenbios
copen Cineac te Amsterdam, Den Haag en
Rotterdam (en van 1945 tot 1977 gedele
geerd lid van de Raad van Beheer van het j
Cineac-concern), keek in maart 1989 nogal
geïrriteerd toen het onderwerp van ge- i
sprek op de 'verzetsdaad' in het Rem- I
brandt-theater werd gebracht. Blad: "Ver- I
zetsdaad? Wat zou daar het belang van zijn
Lees verder op pagina 26