Overdruk uit de stem van zaterdag 30 januari 1993
feit, hebben daarop met hun lijven
die planken wal tegengehouden.
Rug aan rug, vloekend en kermend
bij elke golfslag werd het water
gekeerd met een dijk van lichamen.
De lange bovenmeester was de eni
ge die over het hout naar de zee
kon kijken. Hij riep bij elke aanko
mende golf water: 'Houen, jon
gens*.
En de jongens hielden het, maar
werden zwakker en zwakker. Juist
voordat de menselijke dam het zou
begeven, sloeg een binnenschip in
de haven los van de ankers en dreef
dwars voor de coupure. Colijns-
plaat was gered, een wonder!
Twee mannen vertellen het me zon
der opsmuk. Voor geen prijs willen
ze herkenbaar in de krant, want
kort nadat het schip voor de dam
dreef zakte het water ineens heel
snel.
„Dus wisten we dat ergens anders
de dijken doorbraken en mensen
verdronken. Dan past geen triomf.
En nu nog niet," zegt de ene man
op een ton die geen tegenspraak
duldt, de ander knikt.
Dat is een verhaal van kerels. En
waar gebeurd. Ik noteer: Twee
oude helden, geen wonder!.
De ramp, het is te zien in
boekwinkels en biblio
theken in de delta, heeft
een reeks publicaties,
boekjes en boeken opgeleverd. Er
zitten sterk geromatiseerde verha
len tussen, vertelsels van leed en
kerels, foto-verzamelingen, opstel
letjes en ooggetuigeverslagen, vaak
in eigen beheer uitgegeven. Heel
soms vond ik een parel tussen al
die watersnoodletters. Ramplitera
tuur van hoog niveau. Het gedicht,
van Gerrit Achterberg.
Watersnood.
Beelden van Zadkine stonden moe
ders daar
babies boven de springvloed uit te
beuren
Zonen zagen hun vaders medesleu-
ren
wat wordt een ouder in je handen
zwaar
de schuren van de boederijen
scheuren.
Ratten en mensen klommen door
elkaar.
Een kind zat om haar dode pop te
zeuren
en was het ogenbliklijk zelf nog
maar.
Het water steeg tegen het vee om
hoog.
De koppen groeiden van geluid en
dood.
het wurgde zich, de balg onderste
boven.
Kippen vlogen als sneeuw de gol
ven over.
Padvinders vonden later, vals en
droog,
katten in bomen, een portret, een
boord.
Dit is weer zo'n overblijfsel waar
van je blij bent dat het er is. Zout
briljant, noteer ik, terwijl Achter
berg nog nagalmt in mijn hoofd.
Wat wordt een ouder in je handen
zwaar. Er zijn meer waardevolle
zaken. De ramp heeft niet louter
leed nagelaten. Voor de grootste
bevolkingsgroep in het zuidweste
lijk kleigebied, de landarbeiders, is
de ramp een absoluut keerpunt in
hun leven. Met de constante drei
ging van werkeloosheid in de land
bouw is het gedaan. Direct na de
ramp worden Schouwen-Duive-
land, Tholen en een deel van Zuid-
Beveland herverkaveld. De dijken
moeten hersteld, de akkers weer
vruchtbaar worden gemaakt, nieu
we sloten gegraven. Honderden
grondwerkers verdienen er voor ja
ren een boterham aan. Aannemers,
druk met de wederopbouw, werven
overal personeel.
Een ander, niet onbelangrijk ge
volg van de ramp, is me verteld, is
de versnelde invoer van de mecha
nisatie in de landbouw. Duizenden
trekpaarden zijn verdronken, maar
de boer moet immers voort. Dus
zien we in de jaren na de waters
nood de tractor oprukken over de
klei-akkers. In het spoor van de
tractoren komen de grote land
bouwmachines, het is een eerste
aanzet tot schaalvergroting.
Met de aanleg van de Deltadam-
men raakt Zeeland uit z'n isole
ment. Die dammen, een recht
streeks gevolg van de ramp, zorgen
voor een enorme werkgelegenheid
en verbinden de eilanden. Het
wordt een ommekeer. De vlucht uit
de landbouw, landarbeiders wor
den fabrieksarbeiders, het grote
haven- en industrieterrein het Sloe
komt er, de pendel naar de Rotter
damse havens, de recreatie neemt
geweldig toe. Zeeland komt boven
en met een sterkere economie dan
ooit tevoren.
Het is welletjes geweest.
Vandaag is de laatste dag
van mijn tocht. Zeventien
plaatsen bezocht en meer
ramp teruggevonden dan ik aan
vankelijk op die dijk bij Ouwer-
kerk had gedacht. Ik sta nu midden
op de stormvloedkering, dat sien-
ce-fictionachtige wonder van mo
derne waterbouw. Het sluitstuk
van het Deltaplan, het einde van
mijn zoektocht.
Ik heb de hoogmoedige inscriptie
gelezen op de plaquette daar bene
den: Hier gaan over het tij, de
maan, de wind en wij. Een dichtre
gel van Ed Leeflang. Dat moet je
maar afwachten, denk ik, want
onderschat de zee en je schoenen
lopen vol. Onderschat de wind en
je paraplu knakt om. De zee. de
loerende erfvijand die krullend
wacht op kameraad orkaan. Maar
eens in de vierduizend jaar een
superstorm en dan nog droog blij
ven? Zeeland is veilig, zei de konin
gin. Ze klonk zó beslist.
In het Topshuis op de dam is een
permanente expositie over de Del
tawerken en over de ramp. Ik be
luister er de originele radioberich
ten uit 1953.
'Burgers van Nederland,' zegt een
krakerige stem, 'het zuidwesten
van ons land is door een grote
ramp getroffen'. Het Polygoon
toontje klinkt neutraal, brutaal on
aangedaan. De man heeft gewoon
een bericht voorgelezen, als dui
zend andere. Hij had geen notie.
Dit is een passende finale. Dat nu
horen, veertig jaar later, op deze
grote dam, het komt onwerkelijk
over. Maar ik heb het gezien, een
heel nieuw eiland met jonge bo
men, de zerken, de merktekens op
de huizen: zo hoog stond het water
bij ons. Het zout in de gevels, de
ramppoëzie, de monumenten, de
littekens in het landschap, de rare
kronkels in de dijken. En de men
sen: Keeke van de Congo, de broer
van de zuster, die visser. De spook
sels in de hoofden van de ouderen.
De stormlichten bij nacht. Het zin
der in de zee, vergis je niet, het is
nog altijd daar.
Deze reis heb ik, toch van nó de
ramp, te veel overstroming ge
proefd. Ik droomde 's nachts van
golven van ijs die krijsend van
plezier hele dorpen opvraten Ge
zwollen veekadavers, weggedreven
mensen, hulpgekrijs in het donker.
Het was zo zinloos allemaal, zo
immens groot ook. Maar het is tijd.
Overmorgen komt de koningin hui
len. Oude rampen moet je niet
eeuwig blijven oprakelen. Wat is
dan nog de werkelijke zin? Mijn
notitieboekje is aardig vol, maar er
moet nog één aantekening bij. Ik
noteer: het is veertig jaar geleden
en de ramp is nog overal.
Bronnen:
- Archief Dagblad De Stem
- Zeeuws Documentatiecentrum
- De Ramp, een reconstructie. Kees
Slager
- Deltavisie. ir. H. A. Ferguson
- Ziedende Zee. Jaques Cats.
- De sociale gevolgen van de
watersnood. J.L. Haverda.
- De februariramp. dr. J. Ellemers.
De ramp
is nog
overal
Onderschat de zee
en je schoenen
lopen vol.
Onderschat de
wind en je paraplu
knakt om
VERVOLG VAN VORIGE PAGINA
Voor de hervormde kerk in
Kruiningen in Zuid-Be
veland staat al sinds jaar
en dag een vrouw in
brons. Keurig in een perkje, niet
ver van de glas-in-loodramen in de
kerk waar ook taferelen van de
ramp in verwerkt zitten. Het is een
somber strak beeld, ingetogen, niet
sentimenteel, zeer bewogen. Wa
tersnood heet het simpelweg. Een
gebogen vrouw in dekens met een
verdronken kind in de armen. Het
kindje is in lappen gehuld, je ziet
alleen die kleine hand. In alle een
voud is het een zeer krachtig beeld.
Het staat in een dorp dat zwaar is
getroffen. Hier wonen nog ouderen
die de vluchttas met de papieren
altijd gereed hebben en 's nachts
bij harde storm op zolder zitten.
„Hier zie je nogal wat lichten bran
den 's nachts, als de wind boven de
zeven komt," zegt de winkelier in
de dorpsstraat. Hij wijst naar het
bejaardenoord Bachten Vaete aan
de overkant van de straat.
„En daar vooral."
Ik zie een modem complex appar
tementen, veel plooigordijnen, cy
clamen voor de ramen. Kruiningen
noemden ze smalend na de ramp
het bankstellendorp, omdat de be
woners zoveel uitkering kregen van
het Rampenfonds dat ze bankstel
len konden aanschaffen. En dat
konden in die tijd alleen welgestel-
den. Ik noteer: ingepakte vlucht-
tassen en nachtelijk stormlicht in
bankstellendorp.
Ik loop terug naar het beeldje. In
1956 gemaakt door memand min
der dan Jan Wolkers, de schrijver
en beeldhouwer. Er zit een verhaal
aan vast dat me zelfs leidt tot de
ontdekking van een corresponden
tie tussen Wolkers en de schrijver
A. Roland Holst, een stukje van
zijn tekst staat op de sokkel.
Jan Wolkers, zo blijkt, herinnert
zich dat beeld maar al te goed.
„Ja, die watersnood, dat droeg zo'n
ontzettend zwaar drama. Ik woon
de er niet, maar mijn eerste vrouw
kwam uit Goes en het was iets
waar ik iets mee móest doen. In '54
mislukte een prijsvraag. Ik had een
ontwerp ingestuurd van een beeld
van twee golven van glas waar een
verdronkene in dreef. Maar men
vond dat te luguber. En ja, dat kan
over honderd jaar, dat kan nu
eigenlijk nog niet. Maar. dat beeld
in Kruiningen, ik was dertig toen,
daar wilde ik een stukje van dat
mooie gedicht van A. Roland Holst
onder hebben. Dus ik schreef hem
aan. Dat was wat hoor. Een jonge
onbekende beeldhouwer die zo
maar een beroemheid aanschreef.
Maar hij stemde toe, nota bene.
Zijn antwoord aan mij zit in de
collectie van het Letterkundig Mu
seum, waar zijn testament wordt
bewaard. Het zou wel aardig zijn
als u dat boven water krijgt, die
brief."
Die brief boven water gehaald, ge
tuigt van diep respect van een
beroemd schrijver voor een onbe
kende jonge beeldhouwer.
'Geachte heer Wolkers', schrijft A.
Roland Holst, 'Maar al te graag
stem ik in met Uw wensch die vier
regels uit mijn jeugdgedicht aan te
brengen op Uw beeld voor Krui
ningen.' A. Roland Holst vindt de
foto's die de jonge Wolkers hem
zendt 'bijzonder ontroerend', en te
weten dat zijn regels op de sokkel
komen te staan geeft hem 'een
diepe voldoening'.
En ik noteer: Ramp brengt twee
grote kunstenaars bij elkaar.
De Westerschelde over. Ik
stap op de veerboot bij
Kruiningen, in Zeeuws-
Vlaanderen is weinig
tastbaars overgebleven. Er is rela
tief gezien ook weinig gebeurd.
Slechts enkele polders liepen on
der, er waren wel elf doden te
betreuren. Acht mensen in het ge
hucht Duivenhoek in de Kruispol
der, een baby in Hoek, een inwoner
van Zaamslag en iemand uit de
gemeente Vogelwaarde.
En ja, de kerk in het dorp Ossenis-
se, die is helemaal gerenoveerd met
geld uit het Rampenfonds. En ook
dit Vlaamse land is beschermd
door zware Deltadijken. Er is bij
Campen een splinternieuw gemaal
gebouwd na de ramp. De Temeu-
zense binnenstad liep onder, de
Nieuw Neuzenpolder ook. Daar
staan nu de de witte koepels van de
chemiegigant Dow Chemical.
Deze streek is veel bespaard geble
ven. Het gras voelt nat als ik weer
eens op de kruin van een dijk ga
zitten en op Deltahoogte noteer:
Ik heb de hoogmoedige inscriptie gelezen op de plaquette daar beneden: Hier gaan over het tij, de maan, de wind en wij. Een dichtregel van
Ed Leeflang. Dat moet je maar afwachten, denk ik. foto's de stem dick de boer
Dat gebeurde ook in 1953. Maar de
vloed was zo sterk dat de middelste
steunbeer van de coupure, het lom
pe ding daar dat nu weer mooi is
opgemetseld, losscheurde, waarop
de constructie het dreigde te bege
ven en heel 'Colijn' zou doen ver
drinken.
Tientallen mannen, en dat is een
Het betrekkelijke geluk van
Zeeuws-Vlaanderen.
Nee, dan Stavenisse in Tholen,
daar was het vreselijk.
Ik loop door een straat waar zeven
tig mensen verdronken. Ze woon
den in huisjes die in één klap
werden weggevaagd. De meesten
lagen in hun bedsteden op de bega
ne grond, als ratten in de val. Het
waren landarbeiders, doodarm, een
stevig huis konden ze niet betalen.
Ze metselden met goedkope kalk in
plaats van met cement, halfsteens
muurtjes vaak, nauwelijks gefun
deerd. Uit de cijfers van de volks
telling van 1947 blijkt hoe achter
gebleven dit stukje Nederland was.
Landelijk had negentig procent
van de huizen al meer dan twee
kamers, terwijl in Zeeland bijna
een derde van het totale woningbe-
zit bestond uit huisjes met één of
twee kamertjes, in Stavenisse was
dat percentage nog hoger. Het wa
ren huisjes die weinig nodig had
den om in elkaar te donderen.
Ik heb het al zo vaak gezien deze
week. In al die dorpjes die zo
zwaar getroffen zijn. Op oude fo
to's staan de kerken overeind, de
molens, want die stonden hoger, de
grote boerderijen/de herenhuizen,
terwijl het binnenste van die dor
pen, waar de vissershuisjes en de
arbeiderskotjes stonden, veranderd
zijn in een chaos van hout en puin.
Uit onderzoek van de provincie
Zuid-Holland vlak na de ramp,
blijkt dat in het Hollandse deel van
'Hoe ouder ik
word, hoe meer het
me aangrijpt. De
herinnering aan de
ramp wordt
intenser'
het overstroomde gebied 1649 ar
beidershuisjes verwoest werden,
tegen 15 kleine boerderijen, 8 grote
boerderijen, 14 middenstandswo
ningen en 1 grote woning. De ramp
was dus voornamelijk een ramp
voor de kleine luyden.
In de Kerkstraat in Stavenisse
"woonden veel arbeiders. Ik heb
De steunbeer van de coupure in Colijnsplaat. Hier voltrok zich destijds het 'wonder'.
weer een oude foto. Ditmaal van
een kaalgeslagen straat met nog
een enkel overgebleven njtje hui
zen. dat het beeld extra dramatisch
maakt. Alleen de erfscheidingen
zijn nog te zien, als vierkante vlak
jes in een maanlandschap van losse
balken en stukken plaat. Dat was
de deze Kerkstraat.
Ogenschijnlijk herinnert niets meer
aan die kwade dagen. Er staan wat
Noorse noodwoningen, die mooie
houten huisjes ben ik al in ettelijke
dorpen tegengekomen. De delta
kreeg er tweehonderd van Noorwe
gen voor de wederopbouw. In
Klundert staat er een heel vriende
lijk, romantisch pleintje van. 't
Noorseplein heet het daar. En hier
ook, in Stavenisse, die huizen moe
ten degelijk gebouwd zijn, al is het
dan allemaal hout, want ze staan er
veertig jaar na dato nog buitenge
woon welvarend bij. Ik noteer:
Noors hout leeft langer dan veertig
jaar.
De Kerkstraat anno 1993 is een
gewone straat met gewone huizen.
Alleen dat rijtje huisjes daar, dat
met die zeven typische schoorste
nen, dat staat er nog. Die huisjes
stonden op de oude foto. Een jonge
vrouw werkt in een voortuintje van
zo'n huisje.
„De ramp? Ja, mijn ouders vertel
den er wel over, maar ik weet er
eigenlijk niet veel van, ik ben van
'62. Dit huis? Zout? Nee, nooit iets
van gemerkt."
Ik laat haar de foto zien, ze is
verbaasd.
„Was het hier zo? Goh. Wat een
puinhoop, zeg. Ja, dat is dit huis,
kijk maar naar dat dakkapelletje.
Hoeveel mensen zijn hier verdron
ken? Zoveel? Goh."
Soms vind je de ramp niet meer
terug. Alleen die oude foto's blij
ven. Jonge mensen hebben andere
rampen. Maar in de hoofden van de
bewoners van Stavenisse moet toch
veel ramp zijn overgebleven. Ten
minste, als je dat krantebricht uit
1975 moet geloven: een groot deel
van de bevolking van Stavenisse
lijdt aan stormneurose. Een op de
zes dorpelingen gebruikt kalme
rende middelen, meldt de dorps-
arts, aldus de krant.
Mee speelt dat juist Stavenisse een
christelijk zeer orthodoxe bevol
king kent. 'Zware' oud-gerefor
meerden die de ramp zagen als een
straf van God. 'Wanneer het on
weert heeft dat volgens een groot
deel van de bevolking van Stave
nisse niets te maken met electrici-
teit maar alles met de stem van de
Heer,' meldde het opinieblad Vrij
Nederland in 1973. Logisch dat in
zo'n cultuur de verwerking van de-
ramp een andere lading krijgt.
Nou, de dorpsarts van toen is er
niet meer om het ontstellende
kranteverhaaltje te bevestigen, en
zijn jonge collega Veldman is van
daag gewoon niet thuis. Maar voor
lichtingsambtenaar Bakx van de
gemeente St. Maartensdijk is er
wel, en hem lijkt het krantebericht
zo onwaarschijnlijk nog niet. „Ik
heb zelf gezien in de januaristorm
van '75, toen de stormvloedkering
er nog niet was en de dijken nog
niet op deltahoogte, dat de angst
onder de mensen buitengewoon
was. En kalmerende middelen? Dat
begrijp ik ook wel als je ziet wat
hier is geleden en hoe men dat
probeert te verwerken. Nu nog
steeds."
Ik noteer: Valium tegen waters
nood. Sterk vermoeden van nog
immer aanwezige stormneurose in
de oude hoofden in Stavenisse.
Een dag later zie ik een documen
taire op de TV. Over de ramp. Een
oudere vrouw. Een slachtoffer.
Ze zegt: „Hoe ouder ik word, hoe
meer het me aangrijpt. Het wordt
intenser. Wanneer ik nu over de
ramp lees, duurt het twee pagina's,
dan huil ik al."
Een verhaal waar de symboliek wel
van af druipt, is het verhaal van de
bijbel van Stavenisse. De kerkbij
bel was gaan drijven toen de kerk
onder zes meter water liep, bleef
steken in de kroonluchter aan het
plafond, en toen het water gezakt
was troffen de dorpelingen die bij
bel aan, hangend in de luchter.
Dat voert me naar een
plaats waar volgens de
geromantiseerde overle
vering een waar wonder
is gebeurd. Colijnsplaat op Noord-
Beveland. Het wonder van Colijns
plaat, fluisteren de oude gevels in
de Voorstaat geheimzinnig. Nu ik
hier sta, op deze vrolijk zonnige
dag, op de plaats van het wonder,
lijkt alle mystiek ver weg. Ik sta bij
een coupure in de dijk, een insnij
ding tussen het dorp en de haven.
In de sponningen van de coupure
plaatsten mensen de vloedplanken
bij storm, zodat de hoogte van de
dijk intakt bleef.