dijken
Aarzeling en ongeloof op de
Zaterdag
D i ET
HaagscheCourant/HetBinnenhof i li
ZATERDAG 'J1 'ViMI1992 tf
Op 1 februari 1953 werd Nederland getroffen door de watersnoodramp: 1835
doden, anderhalf miljard gulden schade. Waar bleef in de haast 40 jaar die
sindsdien verstreken het complete boek over dat drama? Met die vraag zat
ook Kees Slager. 'Daarom schreef ik dat boek zelf maar'.
door Aad Wagenaar
Kees Slager hoort woensdagmiddag
hoe buiten de wind met toenemende,
naar storm groeiende kracht om zijn
Zeeuwse huis waait. Vorige week om
deze tijd hebben ze in de stormvloed
kering van de Oosterschelde voor de
twaalfde keer sinds 1986 de schotten
neergelaten. Het is nogal raak de
laatste tijd en vandaag. 18 novem
ber, is het ook nog eens precies 421
jaar geleden dat de St Elizabeths-
vloed een deel van het zuidwestelijk
deltagebied in de golven deed ver
dwijnen. Voorts is het over een paar
maanden 40 jaar geleden dat de
Zeeuwse en Zuidhollandse eilanden
en een deel van Brabant getroffen
werden door de Ramp, de waters
nood van februari 1953.
Toch zit Kees Slager er ontspannen,
knus en huiselijk bij in zijn lage
'boerderijtje in 's Heerenhoek, een
gehucht niet ver van de Westerschel-
de, op het eiland Zuid-Beveland. ,,Ik
weet gewoon dat het hier nu veilig
is", zegt hij. „Dat weet de rest van de
bevolking van mijn eiland ook. Na de
Ramp van 1953 heeft het weliswaar
tot 1978 geduurd voor veel zeedijken
verhoogd waren; een heleboel men
sen hebben nog 25 jaar achter de
zelfde rotdijkjes geleefd als toen.
Hier en daar waren ze wel iets verbe
terd maar niet verhoogd omdat er
dammen zouden komen; die was
men immers van het noorden uit
aan het bouwen.
„In 1976 stonden in Stavenisse de
vloedplanken weer klaar, het water
was al op de kade, het was een hele
angstige nacht. Maar toen zagje het:
in een gewaarschuwd dorp verdrinkt
geen mens dat was toen het ver
schil met februari 1953".
Kees Slager, 54, een journalist die in
1990 met zijn radiodocumentaires
voor de VPRO de Zilveren Reiss-mi-
crofoon won, heeft een boek geschre
ven dat eind van deze maand wordt
gepubliceerd. 'De Ramp' heet het
eenvoudig. Het is na vele weten
schappelijke studies en alle, vaak pa
thetische gedenkuitgaven die in
haast 40 jaar over de watersnood
van 1953 zijn verschenen, het eerste
échte, voor iedereen toegankelijke
boek over de grootste natuurramp
die Nederland ooit trof.
Slager schrijft over die ramp 442
boekenpagina's vol in een ongelofe
lijk spannende filmische stijl, met
zinnen die zich door hun kracht en
inhoud nauwelijks binnen de leeste
kens laten houden geen boek is in
één adem uit te lezen, maar bij 'De
Ramp' lijkt het maar vier of hooguit
vijf happen lucht te kosten. En de le
zer vraagt zich dan steeds af: waar
om heeft het 40 jaar moeten duren
voor dit boek er was?
„Met die vraag liep ik ook rond",
zegt Kees Slager, „en dus heb ik het
zelf maar geschreven"
Reconstructie
In de nacht van 31 januari en 1 fe
bruari 1953 werd de Nederlandse
kust door een stormvloed bestookt.
In zuidwest Nederland verdronken
daardoor 1835 mensen en tiendui
zenden dieren en moesten circa
100.000 mensen worden geëva
cueerd. Er werden 4500 gebouwen
verwoest en tien keer zoveel bescha
digd. Bijna 200.000 hectare grond
kwam onder water te staan en pas
na negen maanden kon het laatste
dijkgat worden gedicht. De totale
schade van de watersnoodramp be
droeg anderhalf miljard gulden.
Kees Slager heeft de Ramp gerecon
strueerd. Het sterkste materiaal
voor dat werk waren de herinnerin
gen van mensen die de Ramp 'met
enig overzicht' hebben meegemaakt.
Hij voerde met 200 van zulke perso
nen vraaggesprekken.
„Vaak kreeg ik de beste verhalen
over februari 1953 van mensen die
verder niet zo veel hadden meege
maakt in hun leven", zegt hij, „de
Ramp stond ze nog voor de geest als
of het gisteren gebeurd was, het was
echt ingegrift in al die koppen.
Hoewel Slagers weergave van de zo
verworven 'oral history' het boek
'De Ramp' zo spannend maakt, is
het resultaat van Slagers recherche
werk in de archieven niet minder
boeiend om te lezen. Veel van de do-
mimonton Hip hii vnnH waren nooit
Archieffoto
plan. dat toen geloof ik nog niet zo
heette, en die praat dan alleen over
verziltingsverschijnselen en hoe je
met de dammen het hele eilandenge-
bied open legt. Het Deltaplan is dus
niét een rechtstreeks gevolg van de
Ramp geweest, zoals veel mensen
denken. Het is wel door de Ramp ge
komen dat het plan zo snel gereali
seerd is; na die gebeurtenis kón het
opeens en was er volop geld voor, tot
in de jaren tachtig dan".
Slager constateert dat de inzet van
militairen, ook omdat de Ramp in
een weekeinde gebeurde, aanvanke
lijk stroef verliep en dat van commu
nicatie tussen burgerlijke en militai
re autoriteiten weinig sprake was:
..De militairen stonden in feite in
dienst van de burgerlijke autoritei
ten, maar daar trokken ze zich niet
veel van aan en in veel gevallen zie je
dat de commandanten die dorpsbur-
gemeestertjes gelijk overrulen en
zelfde zaak in handen nemen.
..De eerste twee dagen is het gebied
min of meer nog aan zijn lot overge
laten. Aan de randen van het ramp
gebied zie je dat er wel militaire hulp
komt, bij voorbeeld van commando's
uit Roosendaal, maar het blijft toch
heel erg beperkt. De Marine durft
niet eens het Haringvliet over te ste
ken op zondag en de piloot van de
ene helicopter die we dan in heel Ne
derland hebben, van de basis Val
kenburg, weigert te vliegen vanwege
de storm. Alleen uit Brussel stijgt
zondagmiddag een klein Bell-heli-
coptertje van de Sabena op, op ver
zoek van de burgemeester van Mid-
delharnis, en die bereikt uiteindelijk
zondagavond Goeree-Overfiakkee.
Die Belgische piloot is de enige mens
van buiten die de eerste dag de kern
van het rampgebied bereikt, maar
als hij aankomt is zijn benzine op".
De helden
De echte helden, vooral dorpsbrand
weerlieden, die mensen met groot
gevaar voor en soms verlies van ei
gen leven van daken en zolders of uit
het water halen, doen hun werk in
de rampnacht zelf. De mindere hel
den die echter breeduit in het
nieuws komen, omdat zich in hun
gevolg schrijvende en fotograferen
de journalisten bevinden, zijn de
buitenlandse helikopterpiloten.
„Het beeld", zegt Kees Slager, „dat
door de media aan veel mensen van
de Ramp is bijgebleven, is dat van
helikopters, waarmee mensen van
daken worden gered. Maar de heli
kopters. Engelse, komen op maan
dag en gaan pas op dinsdag helpen.
Die dinsdag komen er ook nog Ame
rikaanse helikopters uit Duitsland.
Maar dan zijn veruit de meeste van
die 1835 mensen al verdronken, dus
de helikopters gaan vooral meedoen
aan de evacuatie van mensen die nog
betrekkelijk veilig op hoge stukken
zitten in het rampgebied Dat zie je
dan later op de heroïsche foto's".
'Koude oorlog'
Een van de thema-hoofdstukjes
heeft Slager de titel 'De koude oor
log' meegegeven; in het jaar 1953
leefde de westerse wereld met een
zeer primitief en zwart-wit vijand
beeld: het communisme was uit op
verovering en onderwerping van de
wereld. Die vrees leefde ook in Ne
derland en de watersnoodramp zette
de Russen-fobie niet op een tijdelijk
zijspoor.
Kees Slager: „Ik kwam in de provin
ciale archieven van Zeeland en Bra
bant BVD-materiaal tegen en dan
zie je de lulligheid van die tijd De
Communistische Partij Nederland
had na de Ramp een eigen hulporga
nisatie ingesteld, want ze deden
principiëel niet mee aan het nationa
le Rampenfonds. Dus de communis
ten, die weinig geld hadden, die ko
men naar het rampgebied met
schoonmaakpakketten. bezems,
dweilen en dat soort dingen. En dan
gaat razendsnel van hogerhand de
instructie uit dat bij voorbeeld de
dorpsomroeper van Kruiningen met
de straat op mag met het bericht dat
er hulpmateriaal is, want het betreft
hier communistische dweilen!
„Er worden in de zomer van 1953
kinderen uit Strijen en Klundert uit
genodigd voor een vakantie bij de
Franse communistische vakbewe
ging; dan komt de BVD in actie, de
bisschop van Breda wordt er bij ge
haald. de commissaris van de konin
gin, de ouders van de kinderen wor
den bezocht want dat moet wor
den tégengehouden. onschuldige
kinderen die op vakantie gaan bij
communisten en dan ook nog bij bui
tenlandse communisten!"
Rampenfonds
Het was soms Holland op z'n smalst,
maar tegelijk, vindt Slager, ook Hol
land op z'n breedst. „We hebben ons
als Nederlanders heel erg van onze
goeie kant laten zien; dat Rampen
fonds is een gigantisch succes gewor
den. Er is 137 miljoen gulden ingeza
meld in 1953, ze hebben zóveel kle
ren en schoenen ingezameld dat elke
bewoner van het rampgebied zich
acht keer voor zomer en winter had
kunnen aankleden. Ze wisten niet
meer wat ze met die kleren aan
moesten, die zijn uiteindelijk naar
het Leger des Heils gegaan, naar
West-Duitsland waar vluchtelingen
uit de DDR waren en naar slachtof
fers van een overstroming van de Po
in Italië.
„Het Rode Kruis zei al na een dag of
drie, vier dat er gestopt moest wor
den. Maar het was niet meer te stui
ten met die kleren, iedereen wilde
helpen. Alleen al in Den Haag lagen
na een paar dagen 17 pakhuizen vol
met kleren plus stapels kleren in
de koninklijke stallen, de remises
van de HTM. de Houtrusthallen. de
Alexanderkazeme. Ze noemden die
kleren daar op een gegeven moment
'een ramp in de ramp'. Men heeft als
een gek gegeven."
Een van de aparte thema's die Kees
Slager in 'De Ramp' uitvoerig be
handelt, gaat over de schuldvraag.
„Maai- dat hoofdstuk gaat eigenlijk
over het feit dat men geweigerd
heeft zich die "schuldvraag te stel
len", zegt hij, „dan zie je in de Twee
de Kamer dat de socialistische frac
tieleider Burger de vraag over even
tuele schuld 'op een passend mo
ment' aan de orde gesteld wil zien;
we moeten nü geen kritiek hebben,
vindt hij, want de ramp is door de na
tuur over ons gekomen. „Men wéi-
gert zich dus af te vragen wat er fout
is gegaan. Alleen het CPN-kamerlid
Gortzak roept dat als er bij een
spoorwegovergang een ongeluk is
gebeurd, altijd aan de overwegwach
ter wordt gevraagd of hij wel op tijd
de wissels heeft omgezet".
Een deel van het eiland Schouwen-Duiveland, daags na de stormvloed.
geopenbaard. „Ik heb bij toeval een
verslag gevonden in het provinciaal
waterstaatsarchief van Zeeland",
vertelt hij, „dat was van een inge
nieur die niet alleen onderzoek had
gedaan naar de toestand van de dij
ken maar ook dijkbazen en dijkwer
kers had gesproken in 1953. Dat is
een intern rapport gebleven en er is
nooit wat mee gedaan.
„Wat ik nog interessanter vond was
het waterstaatsarchief in Zuid-Hol
land, in Den Haag. Daar lagen 178
uitgeschreven interviews met men
sen op Goeree-Overfiakkee, ge
maakt door een ambtenaar van Pro
vinciale Waterstaat in de zomer van
1953. Dat lag daar zo maar; al dat
spul was destijds ook gebruikt voor
het maken van een intern verslag
waarin kritiek werd geuit op het
dijkonderhoud, de alarmeringsfase,
allemaal dingen die later in de offi
ciële rappórten van Rijkswaterstaat
en de provinciale Waterstaten niet
aan de orde komen
Conclusie
Kees Slager: „Ik concludeer dat de
stormvloed van 1 februari 1953 niet
had hoeven te leiden tot een ramp
van de omvang zoals we hebben er
varen, Dat wil zeggen dat er geen
1835 doden hadden hoeven te vallen.
In de eerste plaats waren er in het
verleden waarschuwingen geweest
van een in 1939 ingestelde storm
vloedcommissie van Rijkswater
staat. Die commissie heeft al in 1940
een voorlopig rapport uitgebracht en
in 1944 nog een, met de conclusie dat
de dijken in het benedenrivierenge
bied niet bestand waren tegen een
mogelijke stormvloed.
„In 1946 is er een vervolgstudie ge
weest, dat rapport heb ik gevonden
in het Algemeen Rijksarchief. Daar
in worden de Zeeuwse dijken kilome
ter voor kilometer bekeken en wor
den heel veel zwakke plekken aange
wezen. Er wordt dan ook gewaar
schuwd dat met een hoge vloed dor
pen in de polders onder water zullen
komen. Al die rapporten hebben niét
geleid tot het op enige wijze verho
gen van de dijken. Als men dat des
tijds wel had gedaan, was de Ramp
van februari 1953 misschien niet ge
beurd".
Kees Slager leerde voorts uit de ver
borgen rapporten dat de dijken be
halve te laae, ook vaak niet zo goed
van materiaal en samenstelling wa
ren. Hij vertelt: „In 1953 heeft men
dat dus duidelijk kunnen zien. Van
de 35 kilometer dijken die zijn gebro
ken of afgebrokkeld, is de breuk in
haast alle gevallen aan de achter
kant ontstaan, aan de landzijde dus.
De voorkant, de zeewering, was
meestal wel stevig genoeg, maai' om
dat de dijk te laag was, kwam het wa
ter er over en vrat daar het zeer stei
le, dus goedkoop aangelegde binnen-
talud aan. Daardoor zakten die dij
ken binnen de kortste keren onder
uit, kwam er afkalving aan de kruin
en wég waren de dijken het was
soms binnen een uur gebeurd".
De dijkgraaf
Een andere tekortkoming waar Sla
ger achter kwam: „Het is een oud-
Hollands beginsel dat bij storm de
dijkgraaf op de dijk hoort te zijn. Dat
is in de Rampnacht in zeer veel ge
vallen niét zo geweest. Het is aan
toonbaar dat heel veel dijkgraven ge
woon lagen te slapen, terwijl de
Storm vloedwaarschuwingsdienst
wél telegrammen had laten uitgaan.
„Behalve in de Hoeksche Waard en
op Walcheren waren er toen ook
geen dijklegers die zijn, toen het
kalf verdronken was, pas na de
Ramp ingesteld om bij bepaalde ver
wachte waterstanden hele of be
perkte dijkbewa
king te gaan
doen".
Voorts bleek het
Slager dat als in
de late zaterdaga
vond van 31 janu
ari de autoritei
ten worden ge
waarschuwd, heel
veel gemeentebe
stuurders niet de
maatregelen ne
men, die passend
zijn. Kees Slager
noemt die periode
'de uren van aar
zeling en onge
loof.
„Ik stel ook vast
dat, als je gaat kij
ken waar de
meeste slachtof
fers in de dorpen
zijn gevallen, je
steeds in de arbei- KeeS Slager:
dersbuurtjes te
recht komt. Want de woningen van
die landarbeiders waren heel slecht,
het waren huisjes waar je vaak met
je hand bij de dakgoot kon, met mu
ren die zonder cement maar met
kalk of tras gemetseld waren, half
steens dikwijls; er hoefde maar een
flinke balk of een stuk schuur met de
vloedgolf mee te komen of wég huis
Het waren huisjes van niks; een van
de arbeiders vertelde me dat als je
even flink met je schouder tegen een
muur leunde, dan donderde die
muur al om.
„Juist in sommige dorpen in het
rampgebied, zoals in Dreischor en
Oosterland, bestond zéstig procent
van de hele woningvoorraad uit dat
soort piepkleine arbeidershuisjes.
Dat geeft dus aan wat voor situatie je
op de eilanden had: een geïsoleerde
streek met grote boeren en een bra
ve en nederige bevolking die niet ge
wend was in opstand te komen en ge
noegen nam met lage lonen, amper
geld had om te eten en armoedige
stulpjes om in te wonen, met een
vaak groot gezin".
Kees Slager kent die situatie. Hij
zegt: „Ik heb zelf ook achttien jaar
van mijn leven in zo'n arbeiders
huisje gewoond, waar in de winter
nacht de sneeuw door de pannen
kwam. Dan spijkerde mijn vader
stukken karton tegen de binnenkant
Ik weet nu dat het hier veilig is.
van het dak om het gure weer buiten
te houden".
Dat huisje van Kees Slager stond in
het dorp Scherpenisse op het eiland
Tholen.
„Mijn vader heeft die rampnacht op
de dijk gestaan en meegeholpen om
het gat te dichten dat. in de kruin
was gevallen. Maar later braken aan
de andere kant van het eiland, in St.
Maartensdijk, de vloedplanken en is
het water daar in dat dorp gelopen
waardoor het bij ons ging zakken.
„Ik zelf heb die nacht dwars door al
les heengeslapen. Toen ik 's mor
gens buiten kwam, begon voor mij
één lang verhaal van sensatie, span
ning en avontuur, want al de boeren
kwamen met hun koeien op het
dorp, er begonnen vliegtuigen din
gen te droppen, na een paar dagen
kwamen amfibievaartuigen. In de
weken erna mocht ik elke dag met
een speciaal papier met stempels
naar school in Bergen op Zoom,
heen-en-weer varen met een Duk,
dat was fantastisch; wat wil je als
jongen van veertien nog meer,
prachtig!"
Het Deltaplan waardoor Nederland
anno 1992 tegen het water is be
schermd, is al vóór de Ramp ont
staan. Het plan om de Zeeuwse en
Zuidhollandse zeegaten met dam
men te sluiten, had in eerste instan
tie tot doel om
de verzilting in
het gebied tot
staan te bren
gen, te zorgen
dat er betere en
snellere verbin
dingen tussen
de eiland kwa
men én dat er
door de korte
kustlijn minder
dijkonderhoud
hoefde te zijn.
Kees Slager:
„Het begrip
veiligheid komt
in dat hele ver
haal niet voor.
In december
1952 heeft de
toenmalige mi
nister van ver
keer en water-
foto Milan Konvalinka staat Algra het
voor het eerst
over het Delta-