Herder op een verdronken eiland
Ds. F. Mallan
ontfermde
zich over
kerkelijke
gemeenschap
op Schouwen-
Duiveland
tijdens
watersnood
INHOUD
tMMiliffMyHUil
Reformatorisch Dagblad
donderdag 30 januari 2003, 32e jaargang nr. 258 PAGINA
PAGINA 16
Eduard Böhl leert
men kennen in zijn
"Dogmatik".
PAGINA 17
RK-Kerk moet con
flicten niet te veel
geheimhouden.
PAGINA 19
De Statenbijbel van
Franklin Roosevelt.
Eindredactie:van 't Hul
Als een herder op een verdronken ei
land gaf ds. F. Mallan tijdens en na de
ramp van 1953 leiding aan de kerkelij
ke gemeenschap op Schouwen-Duive-
land. Op de dag zelf bracht hij velen
met zijn auto in veiligheid voor het
oprukkende water. Later trok de pre
dikant, verbonden aan de gerefor
meerde gemeente van Bruinisse, met
zijn lieslaarzen aan langs de huizen
voor een pastoraal bezoek. „Te mid
den van alle leed mocht ik de bijzon
dere kracht van Gods Woord erva-
Ben Tramper
Vijftig jaar na dato vervult zijn hart
zich nog altijd met zorg als de barome
ter zwaar weer aangeeft. Tijdens de re
cente storm in november was hij met
zijn gedachten voortdurend in Bruinis
se. Een van zijn kinderen woont er, met
enkele klein- en achterkleinkinderen.
„Bij windkracht 9 tot 10 voel ik me
nooit zo rustig. Dat heb ik overgehou
den aan de ramp van 1953."
In zijn woning in Alblasserdam neemt
de 78-jarige emeritus predikant van de
Gereformeerde Gemeenten in Neder
land ruimschoots de tijdvoor een terug
blik op een van de meest bewogen epi
sodes uit zijn leven. Gastvrij gebaart hij
zijn bezoek plaats te nemen op een bre
de fauteuil. De stoel blijkt historische
waarde te hebben. „Hij heeft helemaal
onder water gestaan, maar kwam er on
geschonden doorheen."
In een eikenhouten kast in de woonka
mer staan enkele grote perkamenten
banden, de Opera Omnia van William
Perkins. De eeuwenoude werken liepen
in 1953 lichte schade op. Net voordat de
vloedgolf de pastorie binnendrong, kon
de predikant zijn antieke boeken op vei
lige hoogte brengen.
Oorlog
Ds. Mallan was 27 jaar toen de ramp in
Zuidwest-Nederland zich voltrok. Vijf
jaar eerder was hij door ds. J. Fraanje
bevestigd tot predikant van de gerefor
meerde gemeente in Bruinisse. Het dorp
was nog volop bezig aan de wederop
bouw toen hij er de herdersstaf opnam.
De Tweede Wereldoorlog had diepe
sporen van verwoesting door de ldeine
vissersgemeenschap aan de oostkant
van Schouwen-Duiveland getrokken.
Geallieerden hadden op dit deel van het
eiland zware beschietingen uitgevoerd.
Na het vuur kwam het water. In de
nacht van zaterdag 31 januari op zondag
1 februari braken op tal van plaatsen de
dijken van Schouwen-Duiveland door.
'in Bruinisse kon de zee aanvankelijk
worden gekeerd. De meeste bewoners
buiten het dorp kregen daardoor de ge
legenheid zich in veiligheid te brengen.
Op zondagmiddag brak echter een bin
nendijk bij Oosterland. Toen stortte de
vloedgolf zich op Bruinisse. Alle huizen
liepen onder water, waaronder de pasto
rie van ds. Mallan.
Bruinisse had één dode te betreuren:
een gemeentelid dat hulp had verleend
bij het versterken van de dijken. Andere
dorpen op het eiland werden vele malen
zwaarder getroffen. In het naburige
Oosterland, Nieuwerkerk en Zierikzee,
waar ds. Mallan consulent was, kwamen
meer dan 350 mensen in de golven om.
Tientallen van hen zijn in de loop van
het jaar door de predikant begraven en
herbegraven.
Alarmgeroep
Ds. Mallan werd in de nacht van zater
dag 31 januari op zondag 1 februari ge
wekt door alarmgeroep op straat. Bui
ten, bij de haven, constateerde hij dat
het water tot grote hoogte was gekomen.
De schepen torenden boven de kruin
van de dijk uit. „Het water was zo hoog
dat we onze handen erin konden was
sen. Met man en macht werd er gewerkt
om de dijken te verstevigen."
In die uren las de predikant bij vele
dorpelingen de angst van het gezicht.
Met gedempte stem zegt hij: „Ik heb alle
aangezichten zien betrekken als een pot.
Het was verschrikkelijk. Wat was ieder
een bevreesd! Zelf heb ik ook gedacht
dat geheel Bruinisse zou omkomen in
het Water. Toen ik bij de dijk kwam, was
het hoogtepunt van de vloed nog niet
gekomen. Het moest nog twee uur
vloeien."
Dat Bruinisse die nacht werd gespaard,
is volgens ds. Mallan te danken aan de
dijkdoorbraak bij Sirjansland, een dorp
ten westen van Bruinisse. 's Zondags
ochtends was hem dat nog niet bekend.
Niemand wist toen dat in Zeeland al
vele mensen waren verdronken. „Wij
besloten om kwart voor tien naar de
kerk te gaan. Er waren zo'n zeventig ge
meenteleden gekomen, bijna allemaal
vrouwen. De mannen werkten aan de
dijk. Ik heb toen een korte meditatie ge
houden."
Later op de dag werd ds. Mallan dui
delijk dat Schouwen-Duiveland zwaar
was getroffen door de stormvloed. Hij
hoorde van een gemeentelid dat de situ
atie bij Oosterland kritiek was. De man
had een dochter wonen achter de Oude
Dijk, een smalle binnendijk tussen Brui
nisse en Oosterland. Twee dagen eerder
was de vrouw bevallen van een kind.
„Wij zijn op onderzoek uitgegaan. Op
de dijk drong de ernst van de toestand
ten volle tot mij door. We stonden voor
een kolkende en bruisende zee. Op kor
te afstand van de weg was de boerderij.
De wouw zwaaide met een zakdoek uit
het raam. We konden niets doen. Ook
enkele vissersmannen zagen geen kans
om er met een bootje naartoe te gaan.
We moesten terug naar het dorp. Ter
nauwernood kon ik die man meekrij
gen, de auto in."
De binnendijk kon de geweldige wa
tervloed onmogelijk de baas. Ds. Mallan
was nog maar net in Bruinisse of het wa
ter stroomde de polders in. Snel hande
len was geboden. „Ik ben naar de toren
van de kerk gegaan en heb een paar keer
hard aan het touw van de klok getrok
ken. Ik moest maken dat ik wegkwam.
Via de consistorie ben ik naar huis ge
sneld. Op m'n vlucht kon ik nog enkele
mensen meenemen."
In een mum van tijd rees het water tot
een hoogte van 2 meter. De predikant
en zijn vrouw en drie kinderen konden
zich op de zolder in veiligheid brengen.
„Samen met mijn zus en zwager, hun
baby, een ander gezin met vijf kinderen,
een ouder echtpaar, een ouderling en
een bejaarde man hebben we de dag bo
ven doorgebracht. Als ik uit het raam
keek, zag ik niets dan water. We zaten in
een benarde positie. Toch heb ik toen
een ruime opening naar de hemel mo
gen ervaren. Alles mocht van me afval
len: wat God deed, was welgedaan."
Laarzen
Op dinsdag kwam de redding. Alle be
woners van de pastorie werden met een
boot opgehaald door de politie en hulp
verleners. Omdat de predikant nog geen
laarzen had, werd hij door een gemeen
telid op de schouders genomen. Voorlo
pig kreeg het gezin onderdak in de Oude
Straat. „Daar werd ik 's ochtends vroeg
geroepen door een verpleegster. Of ik
wilde meekomen naar een hal van de
zeilmakerij.
Binnen zat een grote groep mensen in
grote nood. Er klonk geschreeuw, ge
roep en gehuil. De één had een vader
zien verdrinken, de ander zijn vrouw of
kind. De mensen waren niet tot bedaren
te brengen. Op dat moment besloot ik
een stukje voor te lezen uit Psalm 107.
Toen heb ik iets mogen ervaren van de
kracht van het Woord. De groep werd
helemaal stil. Ik heb een gebed mogen
doen en de mensen nog een persoonlijk
woord toegesproken."
De meeste dorpelingen werden, nadat
zij met hulp van vissers uit Urk en Yer-
seke aan veiliger land waren gezet, on
dergebracht in de Ahoy-hallen in Rot
terdam. Ds. Mallan zelf vond een
evacuatieadres bij familie in Baren-
drecht. Voor velen zocht de predikant
onderdak. Hij kreeg daarbij steun van
de gereformeerde gemeenten in Rotter
dam-Zuid en Rotterdam-Centrum.
Langzaam maar zeker kon de predikant
zich een beeld vormen van de omvang
van de ramp: er bleken 1835 mensen te
zijn omgekomen.
Noodbegrafenis
Halverwege februari keerde ds. Mallan
terug naar Bruinisse. Van zijn gemeente
waren zo'n zestig leden achtergebleven.
„De nood was groot. Vele slachtoffers
werden geborgen. Zij kregen een nood-
Tientallen slachtoffers uit omliggende dorpen als Nieuwerkerk en Oosterland kregen
een noodbegrafenis in Bruinisse. „Zulke rouwdiensten vergeet je nooit meer. Maar de
Heere liet Zich niet onbetuigd. Hij gaf bijzondere ondersteuning.Archieffoto rd
Langzaam maar zeker kwam ook in Bruinisse de wederopbouw op gang. „Iedereen
was diep onder cle indruk van de majesteit Gods. De Heere had gesproken, dat legde
grOOt beslag." Foto Zeeuws Documentatiecentrum
Nieuwerkerk, waar ds. Mallan consulent waskwam geheel onder water te staan. Er
vielen veel slachtoffers. „Ik heb de aangezichten van de mensen zien betrekken als een
pOt. Foto Zeeuws Documentatiecentrum
Ds. F. Mallan bij de haven van Brui
nisse. „Ik dacht dat geheel Bruinisse zou
omkomen in het water. Toen ik bij de dijk
kwam, kon ik mijn handen in het water
wassen. En dat terwijl het nog twee uur
moest Vloeien.Foto RD, Anton Dommerholt
begrafenis. Ik herinner me nog hoe ik
door een politieman werd geroepen bij
een vader die het lichaampje van zijn
kind had gevonden. Met heslaarzen aan
moest ik door het water heen. We heb
ben het kind begraven in een graf bij de
dijk, samen met de vader en enkele
werkmannen eromheen. Dat was heel
aangrijpend."
Een reeks van begrafenissen volgde. In
Zierikzee stond ds. Mallan aan het graf
van een vader, een moeder-en drie kin
deren uit één gezin. Twee kinderen wa
ren nog in leven. De predikant moest
kort daarna in Nieuwerkerk een rouw
dienst leiden waarbij veertien slacht
offers grafwaarts werden gedragen. „Het
waren twee families. Zulke gebeurtenis
sen vergeet je nooit meer. Het waren
ogenblikken waarbij de Heere Zich niet
onbetuigd liet. Hij gaf bijzondere on
dersteuning."
Er was geen familie zonder slachtoffers
op het eiland. „In Nieuwerkerk woonde
een vrouw in wie de Heere grote genade
had gewerkt. De donderdag voor de
ramp voelde ik een drang om bij die
vrouw op bezoek te gaan. Zij heeft de
watersnood niet overleefd. Op het dak
van haar huis is ze weggedreven richting
de Oosterschelde. Haar lichaam werd
op Zuid-Beveland geborgen."
Psychische nood
In de jaren na de ramp gingen zowel
ouderen als kinderen gebukt onder de
zware verliezen. De psychische nood
was groot, zegt ds. Mallan, al werd dat
volgens hem toen nog niet met zoveel
woorden tot uitdrukking gebracht.
„Onderling werd er veel over gesproken.
Iedereen was diep onder de indruk van
de majesteit Gods. De Heere had ge
sproken, dat legde groot beslag. Het is
Hem bekend wat de ramp in geestelijk
opzicht heeft uitgewerkt."
Door velen werd de watersnood erva
ren als een sprake Gods, zegt ds. Mallan.
De predikant wees daar zelf in het bij
zonder op tijdens een dienst in septem
ber 1953. Dat was op oogstzondag, een
speciale zondag die in Bruinisse in die
tijd naast de dankdag in ere werd ge
houden. Ds. Mallan preekte over Amos
9: „De majesteit des Heeren in de weg
Zijner oordelen." De preek is onlangs
door hemzelf bijgewerkt en uitgegeven
ter gelegenheid van de vijftigjarige her
denking van de watersnood.
Hebben kerk en staat acht geslagen op
de roepstem van 1953? Ds. Mallan: „Op
die vraag kan ik geen gunstig antwoord
geven. Ondanks de ramp zijn wij door
gegaan op de weg die van de Heere en
van Zijn dienst afvoert. Wij zijn gesla
gen, maar hebben we wel pijn gevoeld?
Er is geen gezag, er is geen ontzag. De
ongerechtigheid is vreselijk. Daarom
hebben we zeer te vrezen voor nieuwe
rampen. Dat baart mij grote zorgen."
Heeft God afscheid genomen van Ne
derland? „Nee", zegt ds. Mallan, „dat
kan ik niet geloven. Sodom werd ge
spaard om tien rechtvaardigen. Die zijn
er nu zeker nog wel. Wat mij goed doet,
is dat ik veel post krijg van jonge men
sen. Voor het nageslacht mag ik gebed
hebben. De verwachting is niet bij me
weg. Wat er gaat gebeuren, weten wij
niet. Maar in dit verband moet ik ook
denken aan het Joodse volk, waarvoor
nog beloftes in het Woord liggen. Met
ds. Fraanje zeg ilc dat het oude bonds
volk een artikel in m'n gebed is gewor
den. De oude leraars hadden er hoop
voor.
Tegelijk voel ik me wel geroepen om te
waarschuwen. Dat deed ik destijds ook
in Nieuwerkerk. Kort voor de ramp
trouwde ilc een echtpaar met de woor
den: „Want de wereld gaat voorbij, met
al haar begeerlijkheden." De burge
meester was erbij. Hij zei na afloop: „Is
dat nu een trouwtekst?" Het echtpaar
kwam jammerlijk om. De vrouw was
acht maanden in verwachting. Het wijst
ons op de ernst van het leven.
Ook nu, bij een huwelijksbevestiging
of een doopdienst, kan ik niet nalaten
om de mensen te wijzen op de noodzaak
om een verberging voor hun zielen te
vinden. Alleen degene die in de schuil
plaats des Allerhoogsten is gezeten, zal
vernachten in de schaduw des Almach-
tigen."