Bastiaan ds Losbol. wie zal het den scherpzinnigen heer Mees verbeteren. Maar hoe zal men die grens in de praktijk doortrekken, als men gedurig „welgestelde bur gers" ontmoet, wier gezichteinder (zooals de heer De S. Lohman te recht heeft gezegd,) slechts beperkt blijft tot de belangen van hun af faire terwijl tal van andere kiezers ondanks nood en ontbering toch de algemeene belangen boven de bij zondere blijven stellen. Op het standpunt der liberalen blijtt daarom elke buitensluiting van kiezers willekeurig en stuitend. Daarom gaan wij niet mede met het roomsche orgaan „De Tijd,''hetwelk den Minister Tak een verwijt maakt van de groote uitbreiding, die hij aan het kiesrecht wil gevenmaar prijzen veeleer zijn moed om de dingen tot haar consequenties te lei den. Het spreekt vanzelf, dat thans bij velen de vraag ontstaat, of de hoogere standen door zulk een stroom kiezers uit de lagere klassen niet overstemd zullen worden, en of de bezittende klassen daardoor niet in groote moeite, ja onder zwaren druk zullen geraken. Doch op liberaal standpunt moet die gelegenheid daar- gesteld worden. In hun tuin zijn er tegen dat kwaad geen kruiden ge wassen. Slechts hebben zij den con servatieven aard van ons volk in hun voordeel. Hierdoor kan het best zijn, dat wij voor groote omkeerin gen op het Binnenhof bewaard blij ven. Yelen, die nu hard schreeuwen over het hun aangedaan onrecht, omdat zij geen kiezer zijn maken wellicht toch straks geen gebruik van het hun verleende recht. De ervaring onder hen, die in '87 kie zers werden, doet dit vermoeden. En in elk geval kan het bewustzijn, dat de verdrukte standen zich bij de stembus hunnen laten gelden, tot betoon van recht en billijkheid aan sporen. Over de roeping derantirevolutiare partij in dezen stand van zaken, spre ken wij een volgende maal. Het nieuwe Merwede- kanaal. Over de opening van dit kanaal, die met grooten luister heeft plaats gehad, wordt verschillend geoordeeld, vooral te Amsterdam. Yelen hadden een kanaal door de Geldersche vallei gewenscht, doch daartegen rezen provinciale bezwaren. De Amsterdammer vindt het Mer- wedekanaal veel te smal, en uit over het geheele werk heftige klach ten. En ook het Handelsblad is niet in allen deelé tevreden. Toch ziet deze redactie de volgende voordeelen lo dat de reis Amsterdam Yreeswijk voor de schepen, die van den nieuwen waterweg gebruik ma ken, maar half zoo lang duurt2o dat er schepen van ongeveer viermaal meer tonnen inhoud kunnen gebruikt worden (alleen eenige van de aller grootste Rijnschepen kunnen niet door het nieuwe kanaal) en 3o dat de reis thans volkomen vrij zal zijn, terwijl vroeger een hoog bedrag aan bruggeld, havengeld en sluisgeld moest voldaan worden. Nu, we zouden zoo zeggendie voordeelen zijn in elk geval van Rijkswege duur betaald. De Minister Klerch ver klaarde in 1881, dat voor den aan leg van een kanaal door de Gelder sche vallei 8 millioen gl. zou noodig zijn en dat het in 8 jaar klaar kon wezenalsmede, dat men voor het Merwedekanaal met 12 millioen en met 4 jaar toe zoude kunnen komen: maar in de werkelijkheid is thans de som tot twintig millioen geloopen, en men heeft er bijna 12 jaren over gedaan. Wel een bewijs, dat ook zeer geleerde rekenaars zich grovelijk kunnen vergissen. JLessesi en Wenken. ij die zich nu op ons blad abon- neeren ontvangen de nog in <leze maand verschijnende nummers Volkeren «Ier Aarde. Het is duidelijk dat wij, wat de politiek betreft, in den komkommer tijd leven. Overal genieten de leden der ver tegenwoordiging hunne vacantie's en zijn de staatslieden op reis, of rusten uit van de vermoeienissen. Alleen ÜSlgelaild maakt hierop eene uitzondering. Terwijl wij dit schrij ven is het Lagerhuis bijeen om de troonrede, in naam der Koningin uitgesproken, aan te hooren. De al gemeene verwachting is, dat deze rede niet veel zaaks zal zijn. Het tegenwoordige ministerie is ten doo- de opgeschreven, en zingt dus hede n zijn zwanenzang. Intusschen hebben in het laatst der vorige week de verschillende par tijen hunne clubvergaderingen gehou den, ten einde de te volgen gedrags lijn vast testellen. De liberalen, on der Gladstone, hebben de motie' van wantrouwen opgemaakt, waarmede het tegenwoordige menisterie omver O geworpen moet worden. Ook de Iersche partij kwam bijeen en besloot Gladstone tot op zekere hoogte in zijn plannen te steunen, natuurlijk vooral wat Ierland be treft. Tusschen I®ïlit§cllla3ic! en Hiaslajld schijnt eenige toenade ring te komen. Er is n. m. te Berlijn een schrijven ontvangen, memoran dum noemt men zoo iets gewoonlijk, waarin de Russische regeering ver klaart, thans het oogenblik geschikt te achten, om tot eene goede rege ling der handelsbetrekkingen te ko men. In afwachting van nadere voor stellen is men in Rusland bereid, voorloopig de differentiëele rechten af te schaffen. De keizer van Duitschland is op den terugreis uit Engeland, alwaar hij o. a. een paar zeilwedstrijden bijwoonde, en nog een prijs behaalde, met zijn jacht de Méteor. Ons dunkt dat keizer Wilhelm zijn tijd wei anders besteden kon, dan deel te nemen aan de, tegenwoor dig tot in het bespottelijke, heer- schende sport-manie. Ook zijn er reeds enkele Duitsche bladen die er op wijzen dat het vele reizen van den keizer een nadeeligen invloed uitoefe nen op den gang der Staatszaken, eene meening, die zeker door velen gedeeld zal worden. Bismarck heeft op zijn terugreis van de badplaats Kissingen, circa twee uur doorgebracht aan een der stations van Berlijn. Bij die gelegen heid is opnieuw gebleken, dat de ex-kanselier ook in Berlijn nog vele vrienden heeft. Er waren toch niet minder dan 6000 personen bijeen, welxe hem de meest hartelijke blijken van sym- phatie gaven. Volgens sommige bla den was nog nooit een vorst met zoo vele bewijzen van eerbied en toege negenheid ontvangen. Bismarck voerde herhaalde malen het woord, en verzuimde ook niet te herhalen dat hij zich niet het zwij gen liet opleggen, zoolang hij meende te moeten spreken. Hij zeide ook dat hij veel prettiger gestemd was op zijn terugreis dan toen hij heenging. Het had hem getroffen hoeveel vrienden hij buiten Pruisen ontmoet had, vrien den van het vereenigde Duitsche rijk. In het Hamburger blad, dat, naar men zegt, onder leiding van Bis marck staat, komt eene merkwaar dige beschouwing voor omtrent den Rijksdag. De wenschelijkheid wordt betoogd van deszelfs ontbinding, ten einde te trachten de macht van het Centrum, zoo mogelijk, te breken. Bismarck heeft dus nog, als van ouds, het land er aan, dat die ge hate „clericalen" ecnigen invloed op de regeering uitoefenen. Dat komt ook alleen de liberalen toe In llU§SaiHl breidt zich de vreeselijke bezoeking, de cholera, nog steeds verder uit. De naburige landen nemen maatregelen om de ziekte aan de grenzen tegen te hou den ja, van één land wordt ge meld, dat de genomen voorzorgen zoo voortreffelijk zijn, dat men geen vrees voor die ziekte heefttreurige overmoed van een wetenschap die niet meer met God rekend In de gevangenis te Glasgow heeft een Iersche boef bekend, dat hij een der gehuurde moordenaren was, die in 1878 den 2en April, op last van de toenmalige Iersche home-rule- partij, lord Leitrim met zijn klerk en nog een persoon doodschoten, terwijl het drietal, op een kar ge zeten, naar graaf Leitrim's landhuis in het graafschap Derry reed. Hij bekende ook dat hij een der moor denaars was van lord Mountmordes, die den 25en September 1880, niet ver van zijn woning in het graafschap Galway, met zes revolverschoten doorboord, overleden werd gevonden. Yoor beide home-rule-misdaden was hij gehuurd door den man, die na derhand den verklapper Carey in Zuid-Afrika doodschoot. Genoemde Carey was medeplichtig aan de bekende moord in 't Phoenix- park te Dublin. Door evenwel alles te verklappen, ontving hij gratie, en werd door de regeering voortgehol pen naar Zuid Afrika. Doch ook daar vervolgde hem de wraak der Ieren, en na een kort verblijf kwam reeds de tijding dat hij doodgeschoten was. In Ierland is men, helaasniet bang voor moord en doodslag. Vooa* Jong' en Oad. I. Hetticng'd Uleuws. Bij de meesten menschen is de vraag hoe zie ik er uit? veel belangrijkerj dan de vraag: wie ben ik?" Yelen zijn er, die niet kunnen wacht ten tot ze worden gezien en daarom gaan ze zich vertoonen. Hadden de menschen evenveel over voor goed-zijn, als voor mooi zijn, dan waren ze tegenlijk beter en mooier. Zelfbehagen maakt den mensch onbe haaglijk. Men gaat niet licht een spiegel voor bij zonder er in te zien. Een mensch ziet gaarne zich zeiven,namelijk van buiten. Menig mensch werd leelijk van binnen, door mooi te willen zijn van buiten. DE STAM VAN HET WILDE LOT. Eer wij rechtstreeks aan den titel be antwoorden, zullen wij terloops enkele punten uit het leven van Bastiaan's vader aanstippen. Adriaan Struikhof zoo heette hij was in zijne jeugd een vrij losbandig jongeling. En hoewel hij niet tot de be hoeftige klasse behoorde, had hij toch een ellendig leven. Zijne ouders waren hein reeds vroeg ontnomen. De toezie ners, die alstoen over hem waren gesteld, moesten hem niet zelden de les lezen; doch al hunne vermaningen sloeg hij in den wind, en waren, als hij van onder hunne oogen verdwenen was, spoedig weer vergetenen toen hij de drie-en- twintig jaren achter de rug had, dacht hij, nu ben ik eens baas. Nu had hij aan spraak op het Kapitaal, dat hem zijn ouders hadden nagelaten. Kapitaal! laat we niet te luid roepenmaar tochwilde hij er prijs op stellen, dan had hij, en mocht hij nog eens een vrouw krijgen, billijk kunnen bestaan, zonder de handen aan 't werk te slaan. Maar toen hij dezen leeftijd had bereikt, kunnen wij bijna zijn leven en handelwijze vergelijken, met den zoon in het vergelegen land waar van de Heere Jezus spreekt Luc. 1511. Zwieren, zwalken, altijd dronken, geld verkwisten met allerlei ijdele dingen enz. En verliet hij 's avonds de herberg, of liever moest hij zich verwijderen daar het sluitens was, dan zweerde hij met luid geschreeuw de straat over, en stoorde dikwijls velen zijner buren in hun nacht rust ten minste als hij nog zoo ver kon komen, en hem niet de bedwelming der lavenis dit verhinderde. Dikwijls bleef hij halverwege aan den weg liggen, en bracht aldus de nacht in wind en regen door. 't Is niet zelden geschied dat eenige zijner kameraden, die met hem aan den borrel waren geweest, doch wat vroeger de herberg hadden verlaten, hem onbe spied nagingen, en mocht het gebeuren dat hij machteloos aan den zijde der.weg neer viel en insliep, dan wisten zij zeer goed waar Adriaan zijn geldbeurs ge woonlijk had en dan werd hij in zulk een bewusteloozen toestand verkeerende zeer dikwijls door zijne eigene makkers, ten minste in de kroeg, van al zijn geld beroofd. 't Is te begrijpen, dat door zulk een gedrag, zijn kapitaaltje aanzienlijk ver minderde. Dit echter begon hij zelf ook in te zien, en trachtte dit wat te veran deren. Men vond hem niet zoo dikwijls in de kroeg meer, gedroeg zich fatsoen lijker, en bedacht ten laatste een middel aan te wenden, om de verdronkene dub beltjes, en hetgeen hem ontvreemd was weer te bemachtigen. "Weer tot het vak keeren waarin hij zich in zijn jeugd had geoevend, namelijk het timmervak,! vond hij nu echter geen lust. Hij had iets bedacht, waaraan zoo hij meende, meer te verdienen wasen wei hij schaam de zich zijn goede afkomst niet han del drijven in koeien met groote koop lieden. Aldus begon hij't ging eerst wel niet al te voorspoedig doch hij vertrouwde: 't zou langzamerhand wel beter gaan 't ging werkelijk ook beter. Op zekeren dag, toen het weder koeien- markt was, had hij het gewaagd, zulk een aantal op te koopen, dat zjjn gehee le vermogen er bij na meê bemoeid was. Het verwonderde hem zeiven ook wel, dat hij zulk een slag had gedaan, maar het was ook al gekomen door don borrel, welke hierbij gewoonlijk niet gemist wordt. Het was dan hoe 't was, zijn geldelijk bezit was in levend vee ver anderd. Het was echter zoo erg niet, want hij gevoelde zijn uitgegeven gelden en de winst als in den geest, reeds in zijn beurs. De koeien werden door aangestelde marktboeven eenige uren ver weggeleid, naar den handelaar, voorwelke hij ze nu altijd had opgekocht. Maar nu het geld! en al wat hij bezat was er bijna meê vervlogen! Nu ja, dat zou al3 naar ge woonte over de post volgen, volgens de conditiën welke hij den geleiders altijd meê gaf, en ook nu had mede gegeven. Het duurde echter langer dan hij ver wachtte, maar kreeg toch op zekeren dag de tijding, dat het zoo lang verwachte geld, voor hem op het postkantoor was te bekomen. Hij ging derwaarts en eischte maar zie, eerst toen bemerkte hij dat er een aanzienlijk deel minder was dan de bedoeling was. Verbaasddat begreep hij niet recht. Altijd had hij volgens ak koord ontvangen, en nu zoo? 'tWas te erg om het er bij te laten, en wilde dus zeiven den handelaar hierover spreken. Hij nam zich voor, zich bij hem aan te melden, en eenige dagen later ging hij er op af, nam al het gebeurde geld met zich want dieven slapen niet en ving de voetreis van drie uren aan. Door woeste heidevelden moest hij zich begeven, verwilderde bosschen kreeg hij telkens in 't gezicht, waardoor hij passeeren moest, wilde hij zijn doel be reiken. 't\Vas dus een akelige streek; en in het dichte bosch huisvestte meer dan de boschvogels. In 't midden van het eerste bosch geko men, bemerkte hij alreeds dat het er lang niet zuiver was, en spoedig zag hij, drie vermomde roovers op hem aankomen. Nu greep hem de schrik zoo danig aan, dat hij bij het zien zijner vijanden afs aan den grond genageld stond, en niet wist wat te doen. Zij na derden, sloegen de handen aan hem, en wierpen liem ter aarde. „Je geld of de dood! zoo klonk hun wreede stem.-Arme Adriaan, toen hij zich op reis begaf dacht hij dieven slapen niet, nu heeft hij het bij zich gestoken, en gaat hun zelf te gemoethij was niet in staat een woord te spreken. Was hij bij zijn makkersin de kroeg, dan was hij zoo hij zich hield, de grootste held, daar lag hij nu. Al spoedig doorsnuffelde de verwilderde roovers al zijne zakken, en was weldra van zijn geheele bezit beroofd. Hoewel hij door de schrik die hem aan zijne lippen de spraak onthield niet één weigerend woord kon spreken, gaven zij hem toch zulke duchtige vuistslagen op zijn aangezicht, dat hem zijne oogen dichtzwollen. Zoo werdt hij een eind buiten het bosch gesleept en verdwenen zij weder in het bijna ondoordringbaar struikgewas. Daar lag hij eenigen tijd, tot hem een boer naderde, die inkoopen gedaan had, in de stad, vanwaar ook onze Adriaan was gekomen. De boer echter bleef in zijn voort gaan ongedeerd, maar was ook in dien het noodig mocht zijn van aile verdedigingsmiddelen voorzienWant deze weg was in die omstreek wel voor onveilig bekend. Bij den verslagene Adriaan gekomen zijnde, gelaste hij zijn knecht liet paard vast te houdenook den boer verliet zijn wagen en begat zich tot den ver slagene. 't Was niet de eerste maal dat hij op dezen weg zulk een ongelukkige aantrof, 't Was reeds dikwijls geschied en met dezulken had hij altijd de voet stappen des barmhartigen Samaritaans ge volgd. Evenzoo wilde hij ook nu met deze doen. Hij richtte hem op, doch scheen wel dood te zijn, maar in ieder geval hij bracht hem met behulp van den knecht op zijn wagen. De knecht, die bemerkte dat er nog leven in was, nam een weinig der gekochte azijn op zijn zakdoek en verfrischte zijn aangezicht wat. Intusschen reden zij verder, doch sloe gen een andere weg in dan Adriaan voornemens was. Eenigen tijd reden zij voort, en kregen weldra de hoeve in 't gezicht, waarvan onze goede boer eigenaar was. Al daar gekomen, werd als naar gewoonte het ingekochte af geladen, en toen zijn huisgenooten met den vonds des vreem- delings in kennis waren gesteld, werd hij voorzichtig dooi' veler hand van den wagen gedaan en in een kamer bij de warme kachel geplaatst. Door de ver schrikkelijke slagen, dien hij op zijn aan gezicht had gekregen, kon hij geen woord spreken en wist niet eens waai' hij zich bevond, maar kwam toch spoedig met' behulp van alle aangewende huismiddelen wat bij stuk. Veel wijsheid kon men toch dezen avond niet van hemkrijgen. Ten laatste viel hij in slaap en werd naar een zacht bed overgebracht. De boer welke met zijn geheele hart God vreesde behartigde het al- maal zeiven en handelde met hem alsof hij zijn eigen kind was. De tafel werd aangericht om het avond eten te nuttigen en daarna werd door Oosterhout zoo heette de boer hartelijk gebeden en gedankt, en mede i voor "liet levensbehoud van den voor den dood liggenden vreemdeling; en! indien het een wereldling ware, dat hij tot be keering mocht komen. Allen begaven zich hierna ter ruste. Doch Oosterhout welke met den versla- gene was aangedaan stond telkens van zijn bed op om te zien in welk een toestand hij verkeerde. En bij het morgenkrieken werd duidelijk blijkbaar dat een krachtig gebed des rechtvaardigenj zoo voor ande ren als voor eigen, veel vermag. Jac 5:16. Want opeens slaakte hij een zwaren zucht en riepi„Wie ben ik o God Oosterhout vlood haastig naar zijn bed, meenende, dat hij iets verlangde of dat het met hem gedaan zou zijn. Doch neen eerst nu was hij tot ernstig nadenken gekomen, en had hij al zijne zonden en misdaden, ja zijn geheele ellendige le vensloop voor oogen gekregen. De onge steldheid, waarmee hij den vorigen avond bezocht was, was nu zoo goed als ge weken, doch de krankheid zijner ziele had zich duchtig bij hem voorgedaan. „Wie ben ik o God, riep hij, en be doelde hiermeêwie ben ik dat ik thans nog in behouden handen ben, ik die het gansch niet waardig ben, ik die mijn geheele leven aan 't wereldsch genot heb besteed O, wanneer mij de Almach tige God eens voor Zijnen rechterstoel had geroepen, ik ware met al mijne wereldsche vermaken en genietingen ter eeuwige rampzaligheid beland. 't Was echter een verblijdend teeken voor Oosterhout; hij nam dadelijk de gelegenheid te baat, en sprak met hem over God en den Heere Jezus. Hij verlangde naar een heerlijk en nut tig gesprek, dat hij uit den bij bel zoude voorlezen. Oosterhout betoonde hierin alle toegenegenheid en las Luc. 15. Hier over sprak hij een degelijk woord, wat Adriaan van harte goed deed. Wordt vervolgd.) Een dievenfamilie. Eenige agenten te Parijs hadden reeds sedert een paar dagen opgemerkt, dat in de „Halles" de zakken der kooplieden en hun klanten werden onderzocht door twee kinderen, die vergezeld werden door een man van ongeveer veertigjarigen leeftijd. De agen ten hielden het drietal in het oog en Vrijdagnamiddag zagen zij een der kin deren een huishoudster haar portemon- naie ontfutselen. De jeugdige boosdoener liep er dadelijk mee naar een naburig café en gaf daar zijn buit aan zijn makker over. Daarop verliet hij het café en stal opnieuw. De agenten arresteerden hem en brachten hem, evenals zijn twee medeplichtigen naar het politie-bureau. Daar verklaarden de twee kinderen, dat zij broers Waren: Elie en Lucien Sohet, oud veertien en twaalf jaar. De veertigjarige man, onder wiens toezicht zij „werkten", was niemand anders dan hun vader, Charles Sohet. Een jongen, die met een zwaar beladen handwagen de hooge Jaffabrug te Kralingen kwam afrijden, had het ongeluk, daar hij de vaart van den wa gen niet kan stremmen, een 3-jarig kindje aan te rijden, waardoor dit viel en een der wielen over het rechterbeen kreeg. Luid schreeuwende werd de kleine op genomen en naar de ouderlijke woning iu de nabij heid overgebracht. Er bestaat echter hoop, dat het been niet ernstig gekwetst is. Een öjarig dochtertje van K., wo nende in de Waterloostraat te Kralingen, dat waarschijnlijk in reislustige stemming verkeerde, had zonder haren ouders iets te zeggen, de woning verlaten en den weg naar Rotterdam ingeslagen. Na in den blinde te zijn voortgegaan, kwam zij op het Van Alkemadepieiu terecht, waar de vermoeienis en honger haar te sterk werden en zij weenende op een stoep nederviel. .Medelijdende personen Ifhren spoedig bij haar aan wie zij het gebeurde vertelde en ook haar woonplaats opgaf, waarna zij door een hunner naar hare ouderlijke woning werd gebracht; de vreugde der ouders, dié hun lieveling reeds verdronken waanden, was zeer groot, toen zij haar ongedeerd, doch uit geput terug zagen. Zondag morgen had in den Nieu wen Enk te Apeldoorn liet volgende plaats. De beide broeders G. en 11. de G., oud 25 en 18 jaren, kregen om een kleinigheid ruzie. De oudste, G., die nog onder den invloed van sterken drank verkeerde, pakte zijn broeder bij de keel en gaf hem eenige klappen. De vader, dit hoorende, vermaande G. om zijn broeder niet te slaan, doch werd ook bedreigd en achtervolgdH. die bang was dat zijn broeder weder in huis zoude komen, en wetende dat hij, beschonken zijnde, graag een mes gebruikte, nam een op tafel liggend mes weg, waarmede hij naar buiten ging. Daar werd hij door G. weder aangegrepen, en bij de nu volgende worsteling bekwam G. een

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1892 | | pagina 2