mm u HD!iiürHM Vrijdag 10 Augustus 1894. Negende Jaargang No. 458. IB. Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGN O VINCES FEUILLETON. TBOEKHOYEN HET GESTOLEN KIND. *n 94 ORTT. ES uitgever: ASie stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te sendees aan desa Uitgever. B olk en Overheid. II. Thans zouden wij een overzicht geven van de christelijke rechtsbe- sehouwing, zooals do heer Lobman die in zijne rectorale rede geschetst heeft. God schiep man en vrouw in één kring: het huisgezin, waarin de kin deren van wege hun minderheid en hulpbehoevendheid wel moesten on derworpen zijn aan de ouders. Aldus legde God van den beginne aan in de menschheid het beginsel van heer- schen en beheerscht worden. Dit geldt voor alle standen een dier voorwaar den voor de ontwikkeling' van den ïnensch is de erkenning van eens anders meerderheid. Wel is door sommigen beweerd, dat de ontwik keling der menschheid door de bot singen van ongeljkgezinde sociale groepen ontstaat (o. a. Gumplowicz schreef in dien geest)maar èn de gewijde èn de profane geschiedenis doet zien, dat de hoofdrollen op het wereldtooneel ve leer door groote persoonljkheden dan door groepen afgespeeld worden. Men denke b.v. aan Alexander den jGroote, Karei den Groote en Napoleon! Naden torenbouw van Babel hebben de vol ken zich waarschijnlijk groepsgewij ze gevestigd, en zien wj later de volken weer met elkaar in aanra king komen en elkaar overweldigen. Yan een innige behoefte aan het vormen van staten vindt men by die oude volken al zeer weinig; wèl echter van de overmacht van den sterkste en de noodzakeljkheid van den zwakkere om zich over te geven, Er is voor die onderwerping een na tuurlijke drangreden, maar er komen ook zedeljke redenen bij, en de over winning van den eenen staat over den anderen (of wil men, van het een"e volk, over het andere) schept het gezag niet, want dat was reeds vóo'r de overwinning in de afzon derlijke staten aanwezig. Men lette nu op de wording van den Israëlitische staat. Hij komt op uit huisgezinnen en stammen en verovert zich later in Palaestina vaste woonplaatsen. Bij den uittocht uit Egypte was er een vrijwillige onderwerping aan Mozes, die alle macht in zich vereenigt; die beslist regeert en rechtspreekt; en als dit hem te zwaar wordt, stelt hij rech ters aan. Maar heerschte Mozes nu absoluut naar willekeur? Hoe zou hij zijn macht dan hebben kunnen handha ven, zonder geweld, en dat over zulk een bewegelijk volk als Israël? Neen, van den aanvang af wordt het geheele volk, ook Mozes gebon den aan eene wet, die eeuwen lang, tot aan zijn ondergang toe, onver anderd bleef heerscheneene wet, die het geheele volksleven regelde, tot de reinheid toeeene wet, die ook voor de slaven en vreemdelingen gold, en waarin de Heere God overal op den voorgrond treedt als de souvereine Gebieder. De Israëliet mocht dus niet willekeurig over eigen vrijheid beschikken, en het kasten- wezen (verwekkende een blijvende ongelijkheid in één en hetzelfde volk) was in Israël onbekend. Israels wet geving berust op twee hoeksteenen Gods heiligheid èn 'smenschen strikte behoefte aan schulddelging. Maar te vens beoogt zij ook Israëls tijdelijk welzijnzij bevat immers ook voor schriften omtrent den akkerbouw, alsmede ten bate van den arbeider en van den armezij bestrijdt de zondige zelfzueht en wijst steeds op het einddoel van alle bestaande verheerlijking Gods. Zij werd niet opgelegd of ingelegd in het volk gelijk het instinct in de dieren maar zij werd gegeven in den vorm van een Yerbond tusschen een wel doend God en een vrij volk en deze wetgeving had reeds plaats vóór dat Israel een staat vormde. Dat het volk, toen het eenmaal een begrensd gebied ontving, een nationaal doel is gaan najagen, staat nergens. Ook bleef de verhouding tusschen over heid en volk steeds dezelfde. Rigte- ren en Koningen werden door God met het gezag bekleed. De Koning stond in 's Heeren dienst en had zijn volk als zijne broederen" te erken nen (Deut. 17); hij bleel heerschen, maar moest de „oudste" of de „eer sten" of de „vorsten", die het volk als stam- of gezinshoofden vertegen woordigden, raadplegen, en de pro feten mochten vrij sprekenook den Koning vermanen of berispen. Het eigenaardige van Israels staatsregelen, merkt de heer Lobman op, ligt niet in den regeeringsvorm. Tusschen de Richteren en de Konin gen is een groot verschil te ontdek ken, vermits in den beginne ook het Koningschap niet erfelijk was, en God veroordeelde 's volks verlangen naar een Koning dan ook niet omdat het van regeeringsvorm wilde-veranderen, maar omdat het God's souvereiniteit had verworpen (1 Sam. YIII). Is rael immers was eene theocratie, en de theocratie is niet een regeerings vorm (zooals het vaak schijnt voor gesteld te worden), maar een begin sel van blijvende waardij. Veelal wordt de theocratie of Godsregeering verward met de hiërarchie of priester heerschappij. Maar in Israel bestond geen priesterheerschappij, wèl ont stond die later in de middeleeuwen, De Israëlitische priesters leelden vrij te midden van hun volk, en werden door dat volk onderhouden. Hoog steken Israel's staatsinstel lingen uit boven die van de ooster- sche ol van do oude volken, en zij zijn ook veel voortreffelijker dan die van den tegenwoordigen tijd. Zij ken nen geen almachtigen staat-god, die met zijn telkens wisselende meerder heden, het recht heet te hebben, elke persoonlijke vrijheid te dooden, en die de kerk slechts duld, zoolang het geloof in hem (staat-god) nog niet krachtig genoeg is om haar te kunnen missen. Maar zij openbaren Gods wijsheid, heiligheid en barmhartig heid, zij bedoelen een volksleven, waarin ieder, rijk en arm ter eere des Scheppers kan levenwaarin ieder, hetzij persoonlijkhetzij door z'jn natuurlijke hoofden en bescher mers, iets te zeggen heeft, zonder dat aan de hoogste macht het regee- ren betwist wordt. Zij rusten op een overheid, die zich vrij en niet des potisch onder het volk beweegt, en op eene priesterschap die in den dienst Gods haar zelfstandigheid vindt. Is het wonder, zoo vraagt de heer L. dat die staat, hoewel klein en onbeduidend, en ondanks 's volks voortdurenden afval, langer heeft bestaan dan eenige andere staat? Doch niet alleen onder Israel, ook in de landen van germaanschen oor sprong bewoog zich de staatsontwik- keling vele eeuwen lang om de twee polenvolk en overheid ook daar waren steeds beide gebonden aan een niet van den staat of van de overheid zelve afkomstig recht. Wat de hcogleeraar hiervan in hoofdzaak zeide, geve ons volgend ar tikel kortelijk weer. sdereede. ïellevoetslui |sluia uur. arnii lur. ■lam lur. plie tjjd. pat to. am, roorm, 5 aar, Bam, lm, amsohe tjjd. Augustus. KIS. Tm. 5,uur. vm. 6,uur. vm. 6,30 uur, nm. 2,uur, len nm. 3 uur] fdag 30 Aug' SIC. 'nis. 1 nm. S,uur niet aangelegd ïstus EL. vm 4,38 uur g Tm 6,uur ,43 Donderdag SLUIS 1 INGEN naar gende plaatsen EN III." idan. ocale tijd 6,06 uur 12,03 7,23 iion S: jocale ttfd 7,52 uur 50 9,10 r 30 min ua ket a het rertrek uit age, Amsterdam, Holland xjjn b(j Voor Militair»» geldig, b'llijk megel|k sntenH. P r ii D, Uieuwesluia >ireotie te Vlaar- DIBECTBU 'h wmm Deze Courant verschijnt eiken "Vrijdag. Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent. Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. $OMME8j£S)MA Mé. Advertentiën van 1 5 regels 50 Cent elke regel meer 10 cent en 3/2 maal. Boekaankondiging 5 Cent per regel en k/-i maal. Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur. 5.) HOOFDSTUK V. IN HET EFFECTENKANTOOR TE ARNHEM. De volgende weken verliepen in voortdurende en aanhoudende lichaamsoefeningen, waarin onzo Jrederik snelle vordering-en maakte. Zijn aero- batenpak stond hem zeer goed en de slappe koord vond in hem oen gelukkig beoefenaar. Dat hij insgelijks vorderingen maakte op den weg van zodelijke ontwikkeling durf ik volstrekt niet bewerentoch bleef hij vrij van dronkenschap. De heer Thomas begreep zijn eigen belang in dezen te goed; om zijne kunstenaars niet to verweekelijlcen, of toe te laten dat zij door los bandigheid hunne gezondheid verwoestten. Van God en zijn gebod bleven allen vreemdelingen. Thomas -was een volslagen ongeloovige, die met allen godsdienst den spot dreef, maar onder zijne onderhoorigen evenals bij het publiek het bijge loof voedde. In hoever vroegere en latere too- venaars ook in verband stonden met den horzen geest van leugen en be'drog, op meer of minder onmiddellijke wijze, wagen wij thans niet to beslissen. Zoo kwam de lente in het land en met haar begonnen de jaarmarkten. Onze Thomas had v zich een nieuwe tent gekocht, met sierlijke decoratiën, oogverblindend voor het eenvoudige volk,, dat zich op de kermissen met open oogen laat bedriegen. Rog niet alles was betaald; de directeur had veel onkosten gehad ook met do nieuwe acrobaten, die hij zich aanschafte en in wier onderhoud hij had moeten voorzien. Op zekeren avond riep hij Frederik alleen bij zich op de slaapkamer. „Frederik," das begon hij, „ik weet, dat ik op u rekenen kan. Ik heb u noodig. Wilt gij mij in een geheime zaak ten dienste staan?" „In al wat eerlijk is, gaarne," was het ietwat fiere antwoord. „Welnu, ik zal geen oneerlijkheden van u vergen. Beproef eens, of gij met dezen passe partout mijn kast kunt openmaken." Frederik beproefde dit en het gelukte. „Goed, en nu dio chiffonnière." Ook dit ging goed. „Welnu, gij bemerkt met dit ding komt men in alle sleutelgaten terecht. Luister nu goed toe. Hier in de Rijnstaat is een kantoor, gij kent dat groote huis met dien hoogen stoep. Daar naast vindt gij een klein poortje, hetwelk als ge het doorloopt toegang geeft tot een tuin. liet tuinhek is gemakkelijk te openen. Aan het einde van dien tuin ter linkerhand bemerkt ge eon glazen deur en naast die deur op manshoogto een klein vierkant venster. Dat venstertje komt uit in het kantoor van den bankier. Ik ben daar zelf dik wijls geweest om geld to wisselen. Dus ik weet er den weg." - We. V.;, r--»5^EV.' „En wat zou dat dan?" vroeg Frederik met niet weinig argwaan. „Luister verder, en onthoud goed wat ik u zeg. In dat kantoor staan verschillende kasten en kisten, maar daar letton wij niet op. Er is ook eene soort van toonbank waar achter de betalingen geschieden. Daarin zit eene lado. Nu zijn wij er Frederik. Die lade kan met dit passe partout geroakkeljk worden geopend en iB goed voorzien van klinkende munt. Begsjpt gij mij „Neen, mijnheer, ik begrijp u niet; wat moet dit alles beduiden? Wilt gij dat ik daar geld zal gaan stelen?" Thomas heet zich op de lippen, van wege do onhandelbaarheid van zijn leerling. „Neen," ant woordde hij, „niet stelen; ik leen van don bankier een paar handvollen geld en bankpapier. Later moogt gij zelf het hem terug brengen." „Een mooie zaak! Ga het dan liever aan den bankier vragen, als het toch geleend geld is „Hoor eens, Frederik, dat is mijne zaak. Ik weet dat hjj to gierig is om het mj te leenen, daarom moet gj het voor mij gaan halen en later, als wij goed bij kas zijn, moogt gij het waarlijk terug gaan brengen als gii er kans toe ziet," voegde hij binnensmonds daarbjj. Frederik aarzelde nogmaar nu werd de di recteur toornig, verweet, bedreigde hem voor een lafaard. „Wat," dus eindigde hij „gij durfdet wel op den kruisweg met den duivel spreken, en dit onnoozel ding durft gij niet!" Frederik liet zich gezeggen, eu toen het donker „ESatha." „Ei- is één, die uitstrooit, denwelken nog meer toegedaan wordt; en eon, die meer inhoudt dan recht is, maar het is tot gebrek. De zegenende ziel zal vet gemaakt wordenen die bevochtigt, zal ook zelf een vroege regen worden." (Spr. 11 24, 25.) Men verhaalt, dat de specerijgeuren van Ceylons schoone tuinen een uur ver in zee zich verspreiden. En de lieflijke geuren van den Geest, die op Pinkster de gemeente van Christus kwam vervullen, waarin worden ze soms meest waargenomen Is het niet in de werken der liefde en der barmhartigheid Wel opmerkelijk. Te midden van al de misstanden, nooden en ellenden, ver wijderingen en verdeeldheden in onze dagen zien wij hier en daar een plekje, kennelijk van God gezegend. En daartoe rekenen wij zoo menige stichting, zoo menigon arbeid door plichtsgevoel en was ging de directeur met hem op weg. liet huis, het poortje, het tuinhek, het kleine vier kante venster alles werd gevonden. Maarinden tuin hield een hond de wacht. Dat was oen verklik ker en alles behalve een etill c. Thomas wist dit, maar had ook daarop gerekend. Onmiddellijk haalde hij een groot stuk rauw vloesoh uit den zak, lokte daarmede den hond buiten het tuinhek en liet het hom rustig opeten. Het dier bromde nog wel een weinig tusschen de tab don, maar daar het bemorkte, hoe deze twee een sleutel hadden, waarmede het tuinhek openging, liet hét hen begaan. Het venstertje bood luttel tegenstand en Fre derik kon er bost door. Men had op inbrekers van zijne grootte niet gerekend. De toonbank was gemakkelijk to bereiken en de lade sprong onmiddellijk open. In olie haast vulde Frederik zijne zakken met wat hem in de handen kwam. Ilj voelde in het donker ook wel papiertjes, maar die liet hij liggen met de klinkende specie guldens en rijksdaalders vnldo hij zijn beide zakken en vertrok, na do laden to hebben ge sloten, langs donzelfden weg, waarlangs hij gekomen was. Rij het neerdalen ontvielen hom nog enkele geldstukken, die door Thomas schie lijk werden opgeraapt. Toch had de hond h<*t gehoord on kwam hij reeds aan galoppeeren. Maar Thomas en Frederik maakten zoo vlug voort, dat zij er heelhuids afkwamen. „Dat 's gelukt," zei do directeur; „laat ons eens tellen hoeveel wij van den ouden bankier geleend hebben," voegde hij er spotachtig bj_ ontferming in het leven geroepen. Hoe vele en hoe groote bezwaren zich ook opdeden, hoe menige stichting verrees in de laatste jaren en staat tot op dezen dag als een teeken van Gods gunst en goedheid. Ook Effatha, de Vereeniging tot be vordering van christelijke opvoeding en onderwijs van doofstomme kinderen en jongelieden mag in dien zegen deelen. Wel is haar arbeid moeilijk: door de vindingrijkheid der liefde de geslotene poort te openen, waardoor het Evange lie, de wet van 's Heeren mond, die beter is dan duizenden van goud of ziiver, het bewustzijn van de van zooveel ver- stokone kinderen kan bereiken. Het is eene lange weg om daar te komen. Hoeveel tijd moet hieraan gewijd, hoeveel geduld en volharding is hier noodig om deze kinderen, die onder de menschen verkeerendo, toch niet begre pen werden en niet begrijpen konden, tot eenige kennis te brengen. Maar aanmoedigend is het de vruchten van dezen arbeid te zien. De bezoeker, die het eenvoudig gebouw in de Lan- gebrug te Leideu binnentreedt en de kindergroep ziet, opgeruimd genietende van het goede, dat God hun geeft, wordt verrast, wanneer hij uit den mond dier doofstomme kinderen zich hoort begroeten met hun eigenaardige klanken, zoodat men een oogenblik haast zou vergeten, dat men voor doofstom-geborene kinde ren staat en hoeveel er noodig geweest is ze zoover te brengen, dat zij gelijk nu een aantal woorden kunnen uitspreken. In stilte gaat deze zoo nuttige arbeid voort. Weinig ruchtbaarheid wordt er aan gegeven. Toch heeft ook dit werk zijn vrienden en vriendinnen en wordt soms de liefde ook hier verrassend open baar. Zij het evenwel aanbevolen in de belangstelling van zoovelen, die dezen arbeid tot dusverre niet of weiuig steun den en worde dit als in de schaduw schui lende plantje der christelijke barmhartig heid daarom niet vergeten. Dat de kerken ook hieraan haar aan dacht en steun schenken. Ze betreden hier een spoor, waarin onze Heer en Heiland voorging, toen Hij zijn bevrijdend ai- machtswoord „Effatha" uitsprak. Deze stichting eert het lichaam des Heeren en kent aan den kerkeraad der plaatselijke Gereformeerde kerk het recht toe, om toezicht op de wijze te oefenen, waarop hare leerlingen worden opgevoed. Frederik schudde zijne zakken uit. 't Viel wel wat tegenhot geheele bedrag beliep vijftig gulden. Hadden onze inbrekenen ook papieren medegenomen, dan zou zeker dit bedrag aan merkelijk veel groi ter geweest zijn. Toch was het een groot geluk, dat dit slechts betrekkelijk zoo klein was, want op het kantoor dacht nie mand den volgenden morgen aan inbraak. Wèl kwam de klerk, met dit deel belast, niet uit met zijn geld, maar hij meende zich verteld of ver gist te hebben on hield de zaak stil. Eerst in den naasten winter kwam hij er voor uitmaar toen was ar meer uitgekomen, zooals de geduldige lezer bomerken zal. De lento, zomer en herfst gingen voorbij, terwijl de heer Thomas met zijn gezelschap van stad tot stad reisde: en niet alleen ons vaderland, ook het naburige Duitschland en België bereis den zij. Frederik leidde nu een geheel ander levendtje dan achter den kruiwagen met bezoms van Pieter 011 Trijntje uit Groesbeek, dat be grijpt ieder gemakkelijk. Het ging hom nis al dat kermisvolk, die er een goed leven van nemen als zij het bekomen kunnenmaar dank zij de voorzienige liefde Gods, hij bleef voor veel on gore olitigheden bewaard, waaraan anderen zich overgaven. O, lezer, daar is een onzichtbaar verband tusschen het gedrag van een kind en de gebeden eener teedere, geloovige moeder, 't Is soms onbegrijpelijk hoe wonderljk sommige kinderen en jongelingen bewaard bijven te midden van A

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1894 | | pagina 1