Vrijdag 6 Januari 1899.
Antirevolutionair
Dertiende JaargangNo. 690.
'orenmolen
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
aalpillen.
es de Haas
PENNING.
beschikbaar
FEUILLETON.
Eens Spookgeschiedenis.
voor «le Kuld-HoUimdiehe en Zeeuwselie Eilanden.
SlA DOORNBOS,
T BOEKHOVEN.
Familieberichten,
Dienstboden
Alle andere Annonces
A. VAI GELDER I Cf
II
VAN
PHOTO GRAAP
.OKKER,
SOMJfSELSIilJK.
~~Z v-.uagmorge n wuiaun au-
Vrouwelijke studie,
Onder den titel De vrouw en de
studie" is in druk verschenen
hetgeen in de vergaderingen der
Yereeniging ter behartiging van de
belangen der Vrouw te Rotterdam
op 3 Maart en 10 November is ge
sproken. Van Prof. Winkler vernemen
wij onder meer als volgtDe man
in dezen veeleischenden tijd en te
genover een weelderig interieur
eischende vrouw het werken en zor
gen moe. uit aanleg sceptisch en twij
felaar genoeg, begon de taak om haar,
de moeder met haar kinderen te onder
houden bezwaarlijk te vinden. In den
strijd, om te leven was een andere
vrouw, een ander ideaal dan de moe
der met de lastige kinderen, die zor
gen gaven en harden arbeid eischten,
niet ongevallig. In den strijd om 'tda-
gelijksch brood trad bet moeder-ideaal
terug, het maakte plaats voor de
aangename ontwikkelde gezellin bij
de meer beschaafden, voordemedy-
verdienster van het brood bij de min
deren. Daarbij dan liever geen kinde
ren, ten minste niet veel, want dat
verzwaarde meer."
Dr. Catherine van Tussenbroek en
mevrouw Rutgers-Iloitsema noem
den deze beschouwing onjuist» De
vrouwenbeweging, zeiden zij, is een
product van haar tijd, maar protest
tegen den tijdgeest is zij tevens. Vroe
ger verdiende de vrouw in huis wat
mee nu fabrikant eu industriëel haar
het werk afnamen, is het evenwicht
verbroken. Dit moet hersteld worden.
Ziedaar één der doeleinden van de
vrouwenbeweging. Schiller zong
eenmaal van de vrouwen als ver
meerderende de winst van den man
door de kasten te vullen met sneeuw
wit linnen en glanzende wolmaar
die tijd is voorbij. Het snorren van een
spinnewiel is tkm3 in de huiskamer
een ongewoon geluid. Er moet dus
voor de vrouwen een anderen winst-
gevenden, zelfstandigen arbeid gezocht
worden, waarin zij haar eer stelt, en
waarvoor zij verantwoordelijk is. De
vrouwenbeweging wordt zoowel door
de „arbeids vraag "als de „brood vraag"
en de „huwelijksvraag" be'ieerscht.
De veranderde «economische omstan
digheden hebben van de gelukkige
moeder eene huissloof gemaakt van
den beminnehjken, openhartigen jon
gen man een arroganten, zelt genoeg-
zamen vrijgezel van het gelukkige
tevreden jonge meisje, een hysterische,
prikkelbare, nerveuse jonge dame. Het
is ons niet te doen, zoo sprak Dr. van
Tussenbroek, om 't bezetten van een
handvol geleerde en niet-geleerde be
roepen, maar om het heroveren, het
bezitten van ons zelf, om het herwin
nen van eene waardige plaats voor
de moeder van het toekomstige ge
slacht. Wia denkt dat de vrouwenbe
weging eenigszint vijandig gekant is
tegen het huwelijk, bedriegt zich alzoo
grootelijks. Maar zij wil voorkomen,
dat een meisje huwt uit nood, om on
der dak te zijn, uit geldelijke afhanke
lijkheid. En dan, zoo voegde Dr. Aleida
Nijland er bij, is het toch onmogelijk,
dat de duizenden vrouwen, die er
meer dan mannen op aarde bettaan,
allen in het huisgezin haar hoogste
levensideaal vinden. Volgens Prof.
Evers zijn in ons land 54 pCt. van
de vrouwen tusschen de 17 en 50
jaar ongetrouwd, dus zonder kostwin
ner. Wat wil men met haar beginnen,
als zij geen maatschappelijke beroepen
kunnen krijgen. Wilt gij, voorstanders
van het oude stelsel, al die vrouwen
en meisjes, overeenkomstig rang en
stand onderhouden, als zij zeiven geen
middelen meer hebben
Niemand zeida hierop ja en men
werd het dan ook hierover eens dat
het goed is om ook vrouwen op te
leiden voor een betaald wordenden
arbeid. Maar welke arbeid moet dan
door de meisjes gezocht worden, Zij
moeten, zegt Dr. Cox, als zij niet hu
wen, zooveel mogelijk betrekkingen
kiezen, waarbij de sckoone eigen
schappen der vrouw, fijngevoeligheidr
tact met hulpvaardigheid tot haar
recht komen. Zoo b.v. onderwijs, ver
pleging, de geneeskunst ten behoeve
van vrouwen en kinderen." Verder
heeft Dr. Cox, ofschoon een felle
tegenstander van de vrouwenbewe
ging. er geen bezwaar in, dat de
vrouwen ook kantoorwerk verrichten
bij notarissen, ontvangers, op post
en telegraafkantoren, enz.
Maar hoe dan opzichtens de stu
die Daarvoor acht Dr, Cox de
vrouwen ongeschikt. Tenminste voor
echt wetenschappelijk werk. En Prof.
Winkler is het hierin met hem eens.
Anderen echter, zooals Prof. Treub,
komen er tegen op. Neen, zeggen
zij, de omstandigheden warende stu-
deerende vrouw tot dusver tegen.
ZÜ kon op wetenschappelijk gebied
niet uitblinken, maar dat bewijst
niet tegen haar vermogens. Konden
enkele mannen met bijzonderen aan
leg de ongunstigste omstandigheden
overwinnen, dit bewijst niet, dat
allen het konden, en dat ook niet
groote mannen talenten door de om
standigheden zijn ondergegaan. Voorts
bedenke men, dat het bezitten van
studie-aanleg en het bezitten van
kracht om ongunstige omstandighe
den te overwinnen, twee zijn. Studie,
zoo schrijft Dr. Cox, eischt „dat
men aan niets anders denkt dan aan
het onderwerp van zijn studie, we
ken, maanden en jaren lang." Laat
het nu waar zijn, dat de vrouwen
hiervoor weinig geschikt blijken, dan
is het ook waar, dat slechts weinig
mannen aan dien eisch voldoen. Bv.
lang niet alle gegradueerden. Men
late dus aan de vrouwen den weg
voor studie vrij, zelfs al zou men
vóóruit weten, dat er van haar slechts
grootheden van den tweeden of derden
rang te wachten zijn. Prof. Treub
sloot zich aan bij hen, die de vrou
wen mee willen laten studeeren. Lie
ver aan domme jongens geen weten
schappelijke opleiding te geven dan
meisjes met goeden aanleg van de
studie te versteken. Wetenschappelijk
wertc en voorbereiding tot de taak
van huisvrouw en moeder staan ook
niet vijandig tegenover elkaar.
Ziedaar het een en ander uit deze
interessante gedachtenwisseling mee
gedeeld, Ons dunkt, er is wel uit te
proeven, dat vele meisjes en vrouwen
ziende op het huwelijk en op het
wen3chelijke van een behoorlijk le
vensonderhoud, als het ware door
twee beweegredenen, of liever
van twee zijden gedrongen worden,
en dat haar streven naar deelneming
in de studie eu in den kantoor-ar-
beid niet voetstoots en onvoorwaar
delijk is at te keuren,
MPe stoffelijke zijde,
Eén van die schrandere opmer
kingen, waardoor zich vaak de brie
ven van Ds. Gispen in de Bazuin
gericht aaneendenkbeeldigen „Vriend
te Jeruzalem" onderscheiden, was
onlangs, dat de klacht van Dr. Dünner
over het gevaar van uitroeiing der
godsdienstige en zedelijke beginselen
van het Jodendom door de „neutrale"
school vooral het voordeel gaf, dat
de aandacht weer eens gevestigd
werd op de geestelijke zijde der din
gen, iets dat de schrijver zeer noodig
vond, omdat in onzen tijd het for-
meele en stoffelijke al te veel op
den voorgrond geraakt, zelfs in de
kerk, zelfs in de kringen der gere
formeerden.
Dit is, meenen wij, zeer juist ge
zien.
Vroeger had men voor alle rede
nee ring over verbetering der toe
standen weer een vast uitgangspunt.
Men stond onwrikbaar in de over
tuiging, dat alle onderscheid onder
de menschen, alle verschil in rang
en stand en positie, door God alzoo
vrijmachtig beschikt was en dat het
den christen voegde, dit onderscheid
daadwerkelijk te eerbiedigenbeschei
den, rustig en onderworpen te zijn,
ook al was hij bezig om te zoeken
naar verbetering van positie.
Tegenwoordig echter worden zeer
velen, en onder hen ook vele chris
tenen, als het ware vervoerddoor
hun pogen om de sociale verhoudin
gen te verzachten. De „rechten" meet
men breed uit, en de plichten wor
den te weinig overwogen. Men tuurt
te eenzijdig op hetgeen men zelf mist
en waar men meent rechtop te kun
nen laten gelden, terwijl men over
het hoofd ziet, de moeielijkheden
waarmede de hooger geplaatsten tc
worstelen hebben, en vooral het
2
Het is een vaste waarheid, dat ieder
een gaarne iets geheimzinnings en grieze
{Wordt vervolgd)
m
NOORDERMEER Lzn.
en Echtgenootf
hartelijke gelukwettsch.
nhoorn 1 Jan. 1899.
igers, Vrienden en Bekende
isbaren Zegen toegewenscht bj
en dea jaars door
A. DEURLO,
Mr. Broodbakke
del voet, 1 Jan. 1899.
jaar is weer voorbij,
Ier is 't heen gevlogen,
voorzeker maakt ons blij,
e staat weer als voor ons oog
sluier dien het bedekten,
heeft Gods alvermogen
idraad nog uitgestrekt,
baar daarvoor te verhoogen
van al zijn menschen waar.
zij zich. bevinden mogen
id aan mijn bekenden
eer dees wensch te zenden.
Uw. Uw. dn.
H. MOERMAN,
itsluis en Nieuw Helvoet.
ma VKERSEIV en
Groningen, levert £00«)
3e S§Su36BsfsI (Staalpil-
gebruiksaanwijzing franco
tegen 3 f.S©
ontröle van het Chemisch
van Onderzoek Dr. VAN
ROOS en HARMENS.
verflakkee en Goedereede
srijgbaar bij de firma
te SOMMELSDIJK.
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Abonnementsprijs per drie maanden franco per post 50 Cent.
Amerika bij vooruitbetaling f 3,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
UITGEVER:
Advertentiën 10 cent per regel en 3/2 maal. Reclames 20 cent per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel en Yj maal.
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent pei plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan
Advertentiën worden ingewacht tot Donderdagmorgen 10 uur.
AS Ie stukken voor de IBedactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te eenden aaoa den Uitgever.
EESWIJX Landb.te IBat-
bestaat gelegenheid tot het
Voor
alsmede aanvragen of aanbiedingen van
en voorts
Van 3 APRIL tot 30 SEPTEMBER.
Dagelijks nm. 2,45 uur.
Van 2 OCTOBER tot 30 DECEMBEE
Dagelijks nm. 1,30 uur.
vertentiën voor het eerstvolgend No.
aangenomen.
12.—
«ciiïionwerij
larktveid,
WJEL8MHJH.
eerste kwaliteit
andvieesck
ing. Billijke prijzen.
elecfd aanbevolen.
.ssurntiën,
;n en Coupons,
ilirksland.
eei ste
sr-üütP-Ela«e-
tlOl KipstraaT
ITER DAM.
tbeek d 4V4 en onder
2 soliedo personen, tot een
rag van 1 300,— a 5
.35. 3?. Rotterdam
E KOOP een
Sleesiesi
burgerbestaan oplevert,
SaaüïB' en dui», te be-
HOOGENDIJK Az. te
d I.Jselwelke zich ook
et het huren on ver-
»8»en en verkoojien,
an I^axitSerifen en
rstrekt op billijke voor-
is als le en 2e hypotheek
jen en iRuizen.
S'ooraelioUen aan
erg, Weehondersi,
eia Winkeliers
tor f mits
preken Dinsdag to Rot-
'in het Cafe Bondeel
naast bet Viaduct, van
EEN DORPSVERHAAL.
10)
Heel vroeg in het voorjaar, even na
Pasehen, zou Dominee van der Bijl met
zijne vrouw een paar weken in het ou
derlijkhuis van laatstgenoemde gaan door
brengen. Het genoegen, dat Betsy zioh
daarvan voorstelde, was moeilijk door
haar onder woorden te brengen. Zij tel
de de uren met een smachtend verlan
gen, zooals zij vroeger, toen zij nog een
kind was, de aren wel eens geteld had,
die haar nog van haar verjaardagscheidden.
Toen zij eindelijk goed en wel op reis
was, eu in den spoortrein zat, die haar
binnen weinige uren rijdens naar haar
geboortestad zou brengen, geraakte zij
in zulk eene opgewonden stemming, da
zij zich onmogelijk bedaard kon houden,
zoodat zij in de oogen van hare mede
reizigers zeker een wonderlijk schepseltje
scheen te zijü. Toen zij den toren, de
fabrieksschoorsteenen en de haar zoo wel
bekende huizen zag naderen, moest zij
zich met moeite inhouden, om geen lui
den shreeuw van blijdschap te geven en
niet van verrukking te gaan dansen. Hoe
was het mogelijk dat zij vroeger die
zelfde straten en winkels en huizen zoo
koel en onverschillig had kunnen voor-
bijloopen, alsof zij niets daarom gaf?
Al wat zij thans na zoovele maanden
scheidens wederzag, had zij aan haar
hart willen drukken, zoo onuitsprekelijk
dierbaar was het haar.
Maar deze eerste opwinding bedaarde
spoedig en maakte plaats voor kalmer
vreugde. O, hoeveel zou zij te vertellen
hebben aan hare ouders en broeders en
zusters en kennissen. Veertien dagen zou
den daartoe veel te weinig zijn. Twee
weken vliegen immers in een ommezien
voorbij. O, hoeveel belang stelde Betsy
in alles, wat gedurende hare afwezigheid
was voorgevallen in den uitgebreiden
kring van hare familileden en kennissen
hoe leefde zij nog altijd met hen allen
mede.
Slechts éénmaal gebeurde er iets, dat
eene zeer kleine schaduw wierp op Betsy's
vreugde. Ter eere van het verblijf van
het jonge echfpaar, hadden Betsy's ou
ders op zekeren avond bezoek gevraagd.
Toen allen heel gezellig onder het ge
not van een kop thee bij elkander zaten,
kwam het gesprek onwillekeurig Betsy
wist zelf niet naar aanleiding waarvan
op geestverschijningen, en over de
dwaasheid van daaraan te gelooven werd
breedvoerig uitgeweid.
Eindelijk merkte een der aanwezige
gasten op, dat men al een zeer bekrom
pen verstand en eene hoogst lichtgeloo-
vige natuur moest hebben, en op een
achterafplaatsje, buiten bereik van de
beschaafde wereld, wonen, om zieh daar
door ooit in ernst vrees te laten aanjagen.
Betsy en Ferdinand zagen elkander bij
deze woorden veelbeleekenend aan. Bei
den dachten aanstonds aan wat op den
laatsten Oudejaarsavond hun was over
komen. Betsy, die tot hare schade, en
in dit geval ook tot hare schande, haar
hart op de tong had, riep daarop plot
seling uit: „Jelui hebt goed praten, maar
toch kunnen er somtijds vreemde dingen
gebeuren, waarvan niemand een voldoen
de verklaring kan geven. Op Oudejaars
avond hebben wij te Vossenburg eene
spookhistorie beleefd, en nog begrijpen
wij niet, hoe deze geschiedenis in elkan
der zit."
Een spotachtig, medelijdend lachje
zweefde op de lippen van de meeste gas
ten, terwijl sommigen in een schaterend
gelach uitbarstten. Een van hen riep
zelfs uit, terwijl hij daarbij bedenkelijk
het hoold sohudde„Nu komt, de aap
uit de mouw kijken, en kuDnen wjj zien
hoe gij geheel en al een buitenmensch
zijt geworden. Ik moet zeggen, dat gij
wonderlijk vlug de domme bijgelovig
heden van Vossenburg's volkje hebt over
genomen.
Het was onvriendelijk om zoo iets te
zeggen, maar tevens onwaar. Betsy ge
voelde haar gelaat rood worden van toorn;
en hare stem klonk recktaf verstoord,
toen zij hernam: „Ik ben geen buiten
mensch en zal dat nimmer wordenhet
stadsleven zal ik altijd oneindig verre
verkiezen boven bet dorpsleven. En mijne
zintuigen zijn gelukkig alle nog in orde
maak u daarover niet ongerust. Wat ik
evénwel op Oudejaarsavond gehoord heb
dat is geene verbeelding geweest. Ik
zal dat blijven volhouden, al werd ik ook
voor den rechter gedaagd. Een welgestaatd
feit kan door geen laohen of ongeloovig
schouderophalen worden weggeredeneerd.
Betsy's stem was onder het spreken
zoo ernstig geworden, dat velen van het
gezelschap werkelijk nieuwsgierig wer
den om eenige nadere bijzonderheden
te vernemen. Van versohillende zijden
klonk dan ook het verzoek: „Toe ver
tel ons deze spookgeschiedenis eens 1"
ligs hoort vertellen. Het gezelschap op
dien avond leverde daarvan opnieuw het
bewijs. Hoe ongeloovig ook, zoo spitsen
toch allen de ooren, om het wonderlijke
voorval te vernemen.
Maar Betsij bezat den moed niet om
hare spookgeschiedenis te vertellen. Zij
vreesde voor de tweede maal uitgelachen
en voor een buitenmensch gescholden te
worden. Het speet haar nu, dat zij zich
ooit een woord over de zaak had laten
ontvallen. Zij had te veel geleden, om
deze geschiedenis tot een voorwerp van
spot te hooren maken. Zij wierp een
smeekenden blik op Ferdinand, en deze
verstond dien blik. Hij kwam zijne vrouw
te hulp. Hem zou men wel niet zoo spoe
dig van lichtgelovigheid beschuldigen
als zijne zenuwachtige wederhelft, en
daaiom begon hij in geuren en kleuren
de geschiedenis te vertellen.
„Ik verzeker u," zoo ving hij aan
„dat mijne vrouw de waarheid heeft ge
sproken, en dat wij den Oudejaarsnacht
eene geschiedenis hebben doorleefd, die
aan alle vereischten voldeed, om haar
eene spookgeschiedenis te mogen noemen.
Ik laat natuurlijk een ieder vrij, om er
van te gelooven, wat hij wil; maar val
mij vóór het einde niet in de rede."