ONZE EILAND
EN VAN ZATERDAG- 9 NOVEMBER 1918.
Uit de Pers.
Het lijkt wel, of, naarmate de paplernood
grooter wordt en de exploitatiekosten vaD
een blad vermeerderen, ook het aantal week-
bladen toeneemt.
Er ligt er weer een voor ons, een splinter
nieuw: „Volk en Weerkracht", orgaan van
het Verbond tot Democratiseering der Weer
macht. Het is het verbond, dat b\j de laatste
verkiezingen een candidaat in de Tweede
Kamer wist te krijgen. Wanneer men onder
staand gedeelte van het eerste artikel leest,
zou men niet denken, dat 't uit was ge
komen eenige dagen voor de bekende mili
taire onlusten begonnen.
Frischheid is noodig ia een atmospheer
van dufheid, van laksheid, luiheid, berusting,
en wy hopen frisch te blyven, om des te
krachtiger den strijd te kunnen voeren.
Want strijd zal gevoerd moeten worden,
om te komen tot eenheid tusschen leger en
volk, om te bereiken dat het leger het beeld
der Natie zij, dat beide niet alleen tot
elkander naderen, maar in elkaar opgaan.
Stryd zal gevoerd moeten worden om de
kastegeest uit het leger te bannen. Om te
bereiken, dat om met den oud-Minister
van Oorlog Colijn te spreken niet langer
een min of meer uitgelezen keurbende het
lot van den Staat in handen heeft, maar
dat in ieder land de gansche volkskracht
van kind tot grysaard, van kleindochter tot
grootmoeder zich moet vereenigen tot be
reiking van het ééne groote doel dat alles
en allen bezielt.
Wij willen werken aan de Democratisee
ring der Weermacht.
Rustig zullen wij die nieuwe idefiea pro-
pageeren, en heeten allen, die ons b\j dien
arbeid willen steunen, van harte welkom.
Belangen van personen of groepen staan
hier niet op het spel, het behartigen daar
van ligt niet op onzen weg. Wij willen ons
land en volk weerbaar zien, naar ons toe
trekken allen die kunnen helpen dat doel
te bereiken, afstooten allen, die ons bij ons
streven in den weg staan.
Het orgaan zal veel goeds kunnen uit
richten, indien bet de beloften houdt, die
de Redactie in dit eerste nummer doet.
„De Vrijzinnig-Democraat" van 26 October
schrijft:
De nieuwe mannen in de Kamer komen
los of sommigen ook niet losl De mannen
die van zichzelf in den verkiezingstijd ver
telden, dat ze het levensmiddelen-vraagstuk
met en benevens alle andere vraagstukken
wel eens eventjes zouden oplossen. Zy zou
den den wagen op gang helpen die door al
de politiekers in den sloot was gereden.
De mannen, die zoo overtuigd waren van
eigen gaven en talenten, dat ze eigen privé-
partijtjes oprichtten.
Ze komen nu los.
De revolutionaire socialisten demonatree-
ren hun onkunde. Zoo „eenvoudig" vindt
de heer Wijnkoop de moeilijke vraagstukken,
die iederen dag rijzen; dat hij eenvoudig
bewijst niets ervan te snappen en eenvoudig
aantoont, dat het veel eenvoudiger is in de
meeting te zwetsen dan in de Volksvertegen
woordiging te betoogen. En ds. Kruytis nög
eenvoudiger van geeste.
De heer Ter Hall och lezer, herdenk
even de snoevende reclame voor dezen man
deed z'n intrée met het voorlezen van
een 3-minuten redevoering om te vertellen,
dat in Rijswijk mondelinge voorlichting ge
geven wordt over distributie-mogelijkheden!
De speech des heeren Abraham Staalman
was even beteekeüisvol en twee minuten
langer.
De Economische Bond zwijgt
„Weert den honger, stemt Treub" stond
3 Juli aaugeplakt in Den Haag
Het is wèl belangwekkend de loopbaan
van de nieuwe mannen in de Kamer te volgen
In de Tweede K'amer.
De levensmiddelendebatten zija afgeloo-
pen. Onder groote belangstelling zyn de
debatten begonnen over de interpellaties
Terwijl ze daar zoo stond, kwam Anette binnen.
Ilij zal toch niet dood gaan vroeg ze het
meisje.
Hier minder gemakkelijk dan buiten, was
het antwoord. Hoe komt zoo'n oud mensch zoo
alleen op weg en dat in dezen tijd van't jaar?
Je hebt hem dus gezien?
En madame Delu trok kaar nichtje mee naar
de tafel bij 't buffet en herhaalde heel zacht:
Je hebt hem dus gezien?
Anette knikte.
Zeker, dat moest toch wel. Ik was er immers
by, dat ze hem uit het rijtuig haalden?
Nu, en
En Ik heb hem gezien, dat is alles.'t Is
een klein oud heertje; by had zjjn oogen dicht
en zijn halve gezicht was verborgen in een witte
bouffante. Hij heeft geen woord gesproken en
liet met zich sollen als een pop.
We moesten eens kijken hoe 't met hem
is. Zoo in dien dikken deken en vlak by de
gloeiende kachel kon hij wel slikken.
Anette glimlachte en volgde haar tante, die
op den vreemde toetrad, maar blijkbaar er tegen
op zag hem aan te raken of de punt van den
deken van zyn gezicht weg te trekken.
Bon je bang, tante?
Bang? Waarvoor?
Het kwam er aarzelend uit en om te toonen, dat
/y verkeerd beoordeeld werd, bukte moeder Delu
zich, maar om oogenblikkelijk weer op te springen.
Neen, zei ze, doe jjj 't toch maar liever,
Anette. I' vind het griezelig. Kijk eens!
van de heeren Kruyt. ter Laan, Duymaer
van Twist en Troelstra betreffende den toe
stand in het leger en de muiterijen der
laatste dagen.
De heer Kruyt, christen-socialistisch domi
nee tot voor kort, thans medestander van
den heer Wijnkoop in de Kamer, was het
Diet eens met de genomen maatregelen op
8 October. Hy meende dat een christelijk
minister van oorlog als de heer Alting van
Geusau op 'n moment, dat er gevaar was
voor schending van onze neutraliteit, omdat
de oorlog weer angstig dicht by onze grenzen
gevoerd werd, in plaats van de verloven in
te boudeD, onmiddellijke en algeheeledemo
bilisatie had moeten afkondigen.
Deze meneer, mo6t U weten, is een van
de partij, die aan de Eerste en Tweede Kamer,
vóór hij er zelf lid van was, steeds verweet,
dat ze teveel praatte en te weinig deed. Een
zeer juist inzicht inderdaad. Maar waar haalt
hy dan in vredesnaam den moed vandaan,
ten aanhoore van ons geheole volk, zulk een
vraag te stellen aan dea minister, waar by
zeker is, dat het antwoord slechts schouder
ophalend op kan gegeven worden. Zoolang
er een minister van oorlog is, zal die ver
plicht zijn, op het oogenblik van het groot
ste gevaar het meest de tanden te laten zien.
Over demobilisatie kan men hel hebben, als
de toestand rustig is en de oorlog slechts
heel ver weg woedt,-zeker niet op het mo
ment van dreigend gevaar.
De heer Kruyt maakt niet den indruk van
een ernstig mensch te zyn. Het spijt me,
dit neer te moeten schrijven. Hy kan een
braaf en goedmeenende dominee zyn. Maar
de wijze waarop hij onze soldaten allen over
éen kam scheerde, was schandelijk. De hee
ren Marchanl en Duymaer van Twist waren
verontwaardigd en vielen hem met nijdige
uitroepen in de rede. Onze jongens hebben
nog onlangs by het spoorwegongeluk te
Weesp getoond, het hart op de rechte plaats
te dragen. En ook nu tegenover de vluchte
lingen hebben ze over bet algemeen gedaan
wat ze konden, om de stakkers te helpen.
Het is best mogelijk, dat er wel eens iets
gebeurd, dat niet goed was. Maar wy komen
er tegen op, dat de heer Kruyt, die aanspraak
maakt op den naam van goedwillênd en
principieel man, een blaam werpt op hen,
die, al zij het volgens hem, voor een ver
keerde zaak, verscheiden jaren van hun leven
hebben opgeofferd voor het bestaan van ons
volk.
De heer ter Laan was meer belangrijk.
Hij noemde de bekende muiterijen en vroeg
allerlei inlichtingen. Hij constateerde, dat op
militair gebied, de opperbevelhebber eigen
lijk alles te commandeeren had, meer dan
de minister van oorlog en de Kamer met
hun allen. "Waarom was er geen enkele
onderofficier of soldaat benoemd in de com
missie van onderzoek naar de oorzaak van
de onlusten, waarom worden geen goede
koks aangesteld, waarom moesten de ver
loven worden ingetrokken, als ze even later,
zonder dat de toestand ook maar het aller
minste was veranderd, weer konden worden
verleend? "Waarom werd in de Troonrede
verlichting van de mobilisatielasten aange
kondigd? Er moet volgens den heer ter Laan,
zoo spoedig mogelijk en zooveel mogelijk
gedemobiliseerd worden, dat is het eenige
middel, om in het uur van gevaar een Hink
en niet geheel verluierd leger te hebben.
Ten derde de heer Duymaer van Twist.
Die maakte verschillende opmerkingen, was
als anti-revolutibnair natuurlijk heel wat
kalmei dan zyn beide voorgangers. Maar
éen opmerking was buitengewoon raak. De
minister heeft de commissie van onderzoek
op zyn departement geïnstalleerd. Hy heeft
daarbij vier punten genoemd, die speciaal
onderzocht dienden te worden, en een daar
van was, dat de officieren den maatregel van
het intrekken der verloven niet voldoende
aan den troep hadden verklaard. Nu zijn wy
toevallig eenigszins op de hoogte met wat
over deze zaak al zoo onder de officieren
bekend was. En dat is net heel precies abso
luut niets. Hoe moesten zy een maatregel
uitleggen, waarvan ze geen jota snapten
Hoe moesten ze verklaren, dat in Groningen
een soldaat zich geen uur van zijn garnizoen
mocht verwijderen, omdat in Vlaanderen
heftig werd gevochten? "Wat de officieren
konden zeggen tot hun soldaten, en wat ze
dan ook voor verreweg het grootste deel
gezegd hébben, was: niet mopperen, kalm
En zy wees op het pruikje witte haren.
Toen duwde Anette haar wat opzij, bukte zich
op baiir beurt en sloeg met vaste hand de punt
van den deken weg.
Een klein, verschrompeld, oud gezichtje kwam
voorschijn en toen het meisje de dikke bouf
fante wat naar beneden schoof, zagen ze, dat
hij haard noch knevel droeg, een paar dunne
blauwe lippen had en een vurige streep over
den kin, alsof hij daar een sabelhouw had ge
kregen, die maar nooit geheel had willen genezen.
Hij lag doodstil en scheen zelfs geen adem te
halen.
Moeder Delu deed een slap achteruit.
Noin de nom, zei ze, wat een gezicht! Laat
hem net zoo liggen, Anette, ik verzeker je de
man is dood. Wij zullen den koetsier uit l'Aigle
d'or vragen of by by den garde champêtrc aan
loopt Maar vannacht hou ik hem niet in huis.
Ze moeten hem maar in don stal leggen. Ik zou
geen oog dichtdoen, als hy hier bleef.
Op dit oogenblik kwamen Sim en de koetsier
de gelagkamer binnen, een groolen leer en koffer
meer voortzeulend dan dragend, twee kléine
valiezen in de vrije hand. Ze sleepten het zware
monster tot naast het buffet en zetten de valie
zen er boven op.
Sacré matin, wat een vracht, zei Sim. Als
dat allemaal Napoleons zijn, heeft die oude meer
dan mijn heele voorgeslacht ooit had en myn
nageslacht ooit hebben zal.
Stil toch! Stil toch! maande Delu, op den
grijsaard wijtende.
zyn, er is toch niks aan te doen, het zal
wei gauw afgeloopen zyn, enzoovoorts. Ver
klaren konden ze niets, en verklaren is in
zoo'n geval het éene noodige.
Toen kwam de heer Troelstra aan het
woord. Die eischte het onmiddellijk aftreden
van den opperbevelhebber. De leider der
sociaal democraten verklaart absoluut geen
vertrouwen te hebben in deze regeering, die
geen verband heeft met het volk. Daar er
geen onmiddellijk gevaar bestaat voor onze
neutraliteit, dringt hij aan op gedeeltelijke
demobilisatie.
Dit laatste werd door den minister-presi
dent tegengesproken. Het gevaar is juist nu
het grootst. Van demobilisatie is geen sprake.
De regeering is van plan, onze onafhanke
lijkheid tot het uiterste te verdedigen. De
premier sprak voorts een sympathiek woord
voor het optreden van ons leger jegens de
vluchtelingen. „Meerderen en minderen heb
ben alles gedaan, om den naam van Neder
lander hoog te houden." Demobilisatie zou
geljjk staan met zelfmoord, riep by uit.
Den volgenden dag, Woensdag, kwam de
minister van oorlog eerst recht aan het
woord. En er woei, dat moeten we bekennen,
een frissche wind door de Kamer. Een aan
kondiging van goede voornemens. Er zou in-
het leger met den bezem gewerkt worden.
Verschillende officieren, die zich slap ge
droegen, ook hoofdofficieren, zullen aan den
d(jk gezet worden als onbruikbaar. De heele
oude geest in het leger moet verdwijnen.
Ook de opperbevelhebber heeft ontslag ge
vraagd, want de minister kon bij de schoon
maak niet op diens hulp rekenen.
Voorts klonken er blijde tonen in van ver
wachting van vrede. Er zal nog meer bij
zonder verlof worden verleend. Men zal op
houden met werken aan liniën en stellingen,
met aanmaken van wapenen en geschut.
Eu ja, voorwaar, het is by na niot t8 ge-
looven, de militaire voorraden zullen worden
aangesproken voor de volksvoeding!
Er was een begrypelyke, zeer blijde ver
rassing in de Kamer, die onder andere uit
kwam in de woorden van den heer ter Laan.
Hellevoetsche brieven.
Hellevoetsluis, 31 October 1918.
Zeer geachte Heer Redacteur.
U vraagt me, of ik U eenige brieven zou
willen schrijven over myn verblijf te Helle
voetsluis, nu ik hier reeds zoo lang gelogeerd
ben en met myn vrouwelijke nieuwsgierig
heid en scherpzinnigheid (zeer bedankt!)
heb rondgekekenHoogst gevleid, heer redac
teur en gaarne zal ik trachten met mijn
zwakke pen (alle pennen zijn zwak) aan
uw verzoek te voldoen.
Maar wat een pretentie heeft dat blad
van U „Onze Eilanden", 'tZyn net zoo goed
„de onze" hoor!, en we hebben hier ook een
heel goed blad, n.l. de Hellevoetsche Courant,
verschijnt nog wel 2-maal per week en in
gemoede moet ik U verklaren, als je het
niet leest, je lichamelijk èn geestelijk te
gronde gaat! nu moet U niet grijnslachen,
'tis zool, want in de 1ste plaats moet je er
in zoeken (en vinden!) wat de distributie je
hier te eten geeft en dat is nog al wat,
groene erwten, veen-petatters, suiker, vet,
chocolade, macaroni, vermicelli, kaas, koek.
jam, eieren, vleesch, 'tis gewoon om van
te watertanden en 'tis flauw om te zeggen,
zooals zooveleo hier doen, je kunt er wel
om vragen maar je krijgt toch niets; neen,
mijnheer de Redacteur, als'ter is, geven ze
het altijd aan de distributie. U ziet dus dat de
lichamelijke kant in dit blad goed verzorgd
wordt en voor de geestelijke zijde zorgen de
dames hier, die er in adverteereD, wanneer
ze hun „jour" hebben.
Nu hebben we wel niet veel dames hier,
maar die er zyn, zorgen tenminste voor stad-
sche allures en zoo'n „jour" is dolletjes of
criant vervelend.
'k Heb wel eens gehoord, dat er niemand
kwam! nu dat i3 natuurlijk erg „sneu". Je
zit dan met je koekjes en thee voor niemen
dal, en dat is tegenwoordig te duur om zoo
maar voor niets uit te geven, al is 't dan
ook maar t)s pond allerhande en surrogaat
thee; als er veel dames komen, dan is 't
echt gezellig, je kunt dan zoo heerlijk alle
menschen de revue laten passeeren en bo
vendien is er tegenwoordig altijd discours
Stil? Waarom stil? vroeg nu de koetsier,
die by de kachel in zyn handen stond te wry ven.
Als hij dood is, hoort hy niets meer en als hy
niet dood is, zegt hy toch niets.
Hoe bedoel je dat? vroeg de waardin.
Wel, hy heeft den heelen weg over geen
woord gezegd. Als ik hem wat vroeg, knikte hy
maar of hjj gaf in 't geheel geen teeken van
begrijpen. Precies een os, waartegen je Spaansch
praat.
Het pruikje grijs haar bewoog zich plotseling
heen en weer, en klonk een lang gerekte zucht
en men zag van onder den deken een paar kleine
spichtige handen tc voorschijn komen, die tever
geefs beproefden de bouffante wat losser te
trekken.
Maar reeds lag Anetta naast hem neergeknield
en in een oogenblik had zij, zijn hoofd met de
eene hand opheffende, met de ander den wollen
doek verwijderd.
Toen zij bemerkte, dal de oude man moeite
deed om overeind te gaan-zitten, hielp zy heju
zoo goed en kwaad het gi'tig en een oogenblik
later zat hij rechtop, opende nu voort 't eerst
de oogen eri keek verwonderd om zich heen.
Hoe is 't, m'ssicu? vroeg de koetsier. Wat
beter?
De vreemde keek hem onderzoekend aan en
toen, plotseling zich herinnerènd, knikte hy
bevestigend.
Moeder Delu kwam al met een kop warme
koffie aanloopen en Anette aanduwend, wees zij
haar, dat zij hein zou laten drinken. Weer knielde
genoeg. Over de slechte tijden en al die leuke,
nieuwe recepten, waar je je maag mee be
derft; maar nog veel gezelliger is zoo'n „jour"
als er eens „by ODgeluk" een knappe luite
nant op verzeilt en mijnheer de Red. U
zult er toch niets van zeggen, als ik dat
leuk vindZoo in politiek is 't doorgaans
niet veel, maar met die flanellen windsels
(hoe noem je die dingen ook) om hun beenen,
dan zi9 je eerst eens wat een gespierd ras
hy is. Er is er één bij, hy had ook een motor,
daar ben ik eenvoudig dol op, (vergeef me,
mijnheer de Red., maar myn hart is zoo
vol, en U weet wat myn mond dan doet),
als U dat geheel zag, dan was dat geheel
één geworden, je wist niet, wat motor en
wat mensch wasSubliem Sport, zalig, wij
vrouwen zullen ons daar ook meer op wer
pen, want dat idee van 't „zwakke" geslacht
■moet en zal er uit.
'k Heb nu geen tyd meer, mijnheer de
Red. neem mijn ontboezeming niet kwaiyk,
maar een mensch en vooral een jonge dame
heeft behoefte, af en toe, haar bait eens
uit te storten. Ik blijf hier nog eeD t
poosje en U zult nog wel eens meer wat
hooren van uw RIKA VAN S.
Land- en Tuinbouw.
Aan de Landbouwers en allen, die
belangstellen in den Landbouw.
De Redactie van „Onze Eilanden" riep mij
terug naar Fiakkee. Da's te zeggen in hare
krant. Ze vroeg me, geregeld wat te schrij
ven voor de rubriek „Landbouw." Ik heb
gemeend, aan haar verzoek te moeten vol
doen. Want ik ben er van overtuigd, dat
zulk geschrijf de landbouwers ten goede
komen kan en dus ook de rest van de
menschen. Niet de meening alles het beste
te woten of beter dan menig ander is oor
zaak van die overtuiging, doch wel de ge
dachte, dat mijne opstelletjes of wenken, of
mededeeliDgeD, of vragen er aanleiding toe
zullen geven, dat ook anderen nu en dan in
deze Landbouwrubriek de pen zullen gaan
voeren. En zouden wij dit doende
elkaar niet nog veel nuttigs kunnen zeggen,
niet heel wat kunnen doen in het belaDg
van landbouw en veeteelt? Vertrouwende,
dat alle belangstellende en belanghebbende
lezers, dit zeker met mij eens zyn, heb ik
der Redactie bericht, de verzorging dezer
Rubriek op mij te zullen nemen.
In de hoop, dat Uwe verwachting niet
al te hoog zal zyn gespannen heb ik de
eer te zyn gaarne Uw dienaar,
G. VAN DER MOLEN, Landb.oDderw.
Vlaardingen, 4 Nov. 1918.
Het benutten van suikerbieten-
koppen en -bladereu.
Aldus het opschrift van een Regeerings-
rapport in verband hiermee, hetwelk ver
scheen in September 1915.
't Is alzoo reeds een drietal jaren oud, dit
rapport. Nochtans verloor het niets van
zijne belangrijkheid. Integendeel is de be-
teekenis er van grooter geworden. Want
naarmate de voedernood voor het vee al
door is toegenomen evenzoo goed als de
voedselnood voor den mensch, is ook de
beteekenis van de suikerbietenkoppen en
-bladeren grooter geworden.
Ik vermoed, dat dit de meeste landbouwers
wel zullen weten en het derhalve voor beD
vry wel overbodig heeten mag hier nog te
wijzen op de groote voedende waarde van
dit „afval". Maar zulks neemt niet weg, dat
het nooit kwaad kan er nog eens aan te
worden herinnerd. En zeker is 't nuttig
voor degenen, die tot heden de koppen en
bladeren nog in vry groote massa's maar
lieten slingeren, dat ze vooral thans worden
gewezen op het bovenbedoelde Regeerings-
rapport.
Het gebruik van bietenkoppen en bladeren
is op Fiakkee ai haast evenlang bekend als
de verbouw van de bieten. Ik herinner me
ten minste nog heel goed, hoe zeker al we 1
jaar geleden verschillende suikerbieten-
verbouwende boeren van bet loof en de
koppen kleinere of grootere partijtjes naar
het weiland brachten, waar er de beesten
zich zeer dankbaar voor toonden.'t Jongvee
smulde er al even lekker van als de oudere
dieren. En de melkkoeien toonden zich by
zonder gevoelig er voor. Wel is waar bleek
bet meisje naast hem neder, gaf hem den kop
koffie in de handen, deze mee vast blyvende
houden zoolang hij dronk. Toen de kop leeg
was duwde hij haar hand zacht terug en keek
haar dankbaar aan.
Heb je niet wal voor me le elen, madame?
zei de koetsier eensklaps; ik verzeker je, dal ik
gcduchten honger heb gekregen. Misschien zou
een kom soep met brood onzen ouden heer ook
goed doen.
Zeker! Ga jij eens naar dekenken, Anette,
en zorg dal er wat eten komt!
Er is me opgedragen goed voor hem te
zorgen, vervolgde de koetsier.
Ik zou nu wel een petit verre lusten, zei
Sim tegen de waardin, en hij keek hegeerig naar
de llesschcn in 't buffet.
Dal had ik in at die consternatie geheel
vergeteo, lachte ze.
Even later stonden de twee mannen vóór, dc
vrouw achter de breede toonbank, debeide eerst en
met een glas brandewyn in de hand. dal hun
stemming aangenaam scheen le beïnvloeden.
Siüi's oogen schitterden tenminste en de koetsier,
die den elleboog vertrouwelijk op de toonbank
1 ei, knipoogde geheimzinnig in dc ricbtiDg vaD
den vreemde en zei fluisterend
't Is ecu wonderlijke geschiedenis met hem!
Stel je voor, we zaten gisterenavond nog heel
laat om den warmen kachelt daar geen van de
wat ver afwonende gasten er plezier in bad in
dien hevigen sneeuwbui naar huis te gaan, toen
eensklaps de deur openging en twee mannen
dit ongewone groenvoer oorzaak van een
eigenaardigen smaak en reuk aan de meik,
iets waarmee de gebruikers van die melk
niet bijzonder in bun schik waren, doch de
goede invloed van koppen en bladeren zoo
wel op de hoeveelheid als op het vetgehalte
van de melk waren oorzaak, dat men het
pas gedoemde nadeel (als 't een nadeel mag
worden genoemd altijd) over 't hoofd zag.
En geen wonder. Want de gezegde goede
invloed op melkgift en vetgehalte was niet
gering. Het Regeeringsrapport geeft in dit
verband eenige cijfers, welke stellig de
moeite waard zijn, hier te worden aangehaald.
„Van een kleine zuivelfabriek, waar alle
leveranciers bieten verbouwers zyn, ver
kregen we de volgende gegevens'.
Tijdvak Geleverde K.G. Gemiddeld
melk per dag pet. vet.
17 Sept.—30 Sept.
1 Oct. 14 Oct.
15 Oct.-28 Oct.
29 Oct.—11 Nov.
12 Nov.—25 Nov.
26 Nov. 9 Dec.
1540
1580
1880
1980
1980
1870
3,21
3,80
3,37
3,41
3,37
De belangstellende lezer zal 't met my
eens zyn, dat deze cijfers prachtig kloppen
met hetgeen verschillende practische meD-
scben in deze hebben ervaren. En 't zal
niemand verwonderen, dat hot in verschen
toestand door het vee doen oppeuzelen van
bietenkoppen en -bladeren in de bieten-
verbouwende streken band over hand is
toegenomen.
Er ging echter vroeger heel wat te loor
van dit nevenproduct van den bietenbouw.
De massa's waren veel te groot om in
verschen toestand te worden verwerkt. En
aan „inmaken" werd toen nog geheel
niet gedacht.
Da's tegenwoordig anders en beter.
Voorzoover er nog veehouders mochten zijn,
die zulks tot heden nalieten, hopen wy, dat
dit opstelletje voor hen een prikkel zijn mag
ook de proef te nemen. Zy bewijzen daar
mee niet alleen zich zelf een dienst, doch
tevens zal er de gemeenschap bij gebaat
zyn. Want ingemaakte bietenkoppen en
bladeren vertegenwoordigen heel wat dier
lijk voedsel eu dus zij het dan ook in
direct ook voedsel voor den mensch.
Voor die landbouwers welke 't tot heden
nog nimmer beproefden het loof (dat ze niet
in verschen toestand kunnen veiwerkeD)in
te maken, zy er nog dit van gezegd', dat
bedoeld inmaken op zeer eenvoudige wyze
kan plaats hebben. Men rijdt de-koppenen
bladeren aan een hoop. De eene'wagen na
de andere wordt afgeladen en opgetaseht.
Dit optasschen dient zóó te geschieden,
dat de massa's zooveel mogelyf gelijkma
tig verdeeld worden over den stapel. Verder
is 't zeer aan te bevelen, dat tydeia het opsta
pelen geregeld en flink worde aangetrapt.
Is alles aangevoerd, dan eeni; stroo er
boven op en ten slotte de geteele massa
zwaar belast. Daartoe bezige men aarde,
rondom den hoop uitgegraven. Joo ontstaat
tegelijk een greppel welke bevorderlijk is
aan de ontwatering van den grind waarop
de hoop is opgezet. Te zwaar tolasten kan
men niet. Hoe meer de bladerfomassa in
elkaar wordt geperst, hoe vastrf ze wordt,
des te beter en des te zekeiier ismen,
dat het aangenaam zuur wordmde voedsel
onbeperkten tijd goed blyft. It heb reeds
meermalen zulk persvoeder geaen, dat (als
restant van zoo'n hoop) in 't v<orjaar werd
toegedekt en gedurende den diarop volgen
den winter nog met succes gelruikt.
De praktiik beeft geleerd, datbet melkvee
zeer gaarne zulke ingemaakti koppen en
bladeren lust. Ze zyn er minsens even dol
op als op ingekuilde pulp. Oo: gaat 't tout
best, koppen en bladeren met pip te zamen
in te maken. Het mengsel is nede een zeer
aan te bevelen voedsel, hetwek gaarne ge
nomen wordt.
Het is dus van belang wiar op betrek
kelijk zóó eenvoudige wyze teionserveeren
valt dat dit op alle bedrijen waar men
bieten verbouwde ook worde gedaan.
Waar men in vele veerijkestreken reeds
5Vj, ja 6 c. ziet betalen voor 1 Kg. aardap
pelschillen, daar zal een ho-p ingemaakt
suikerbietenloof stellig een hel bedrag ver
tegenwoordigen.
Het benutten van suikerbiijenkoppeD en
bladeren is dus ook uit een mandeel oog
punt zeer aan te bevelen. G. v. d, M.
binnen kwamen, van wie niet viel meer te zien
was dan een vuurrood gezicht waarlangs het
water neerdrupte, nu ze zoo opeas in de warmte
kwamen. Hun kleereu en de k<Fer, dien zij h(j
zich hadden, zaten dik onder de sneenw. Ze
vroegen of er iemand geweest \as, die naar hou
gevraagd had en toen ze hoeden van niet,
namen zij plaats aan een tafelje in den hoek
en bestelden een schapenbout uel brood en een
karaf cider. De laatste gastei waren al lang
vertrokken en vvjj maakten os gereed om te
sluiten en naar boven to gaan, ben die seigneur
daar binnenkwam.
Met zijn vinger wees hij nux den vreemde,
die weer in zijn toestand van vddooving scheen
teruggevallen te zijn.
Hy nam, zonder iels te ziggen, een stoel
eu ging bij hen zitten. Een vai de anderen be
stelde wat eten voor hem en Jaarna kwamen
de brandewyn en de pijpen. Ie kleine rookte
niet, maar de anderen deden iet des te meer.
M'ssieu Eckhoiï nam me nparbn, daarhy zulke
goede klanten niet storen wou >n me nog noodig
kon hebben, .schonk hij me eei gfaS ouden wjjn
in en verzocht me bij hem le bgven. 't Was half
één voor ze opstonden en eeakamer vroegen.
Al dien tyd hadden ze zittei/redeneeren. zóó
druk en met zóóveel bewegingjji. van hoofd-en
handen,dat wij in het buflit*Au en dan stil
stonden te lachen en elkaar ctfè- aanstieten.
(Wn'dt vervolgd.)