en huis met erf
eubilaire goederen
uchtboomen
n Woonhuis
:t erf en grond
i hel Militair Istiuis
EERSTE BLAD
wlieleps
Controleurs!
nstellingsbewijzen, dief
'an het R. R. v. Z.
omen nemen.
Openbare
rijwillige Verkooping
Notaris AKKERMAN te Oolt-
bs'splaat is voornemens op
■>NDERDAG2JANUARl1919
inzet en op DONDERDAG
JANUARI 1919 bij afslag
Ipectievelijk in het hotel Hob-
en Moelker aldaar, telkens
voormiddags ten 11 uur
publiek te verkoopen:
inde en gelegen aan den Oude-
dscben dijk te Ooltgeusplaat
-snover de hofstede van wijlen
Heer H. Schilperoort. Kad.
tie A Nrs. 1034,1035 en 1036,
Bht 15,45 Aren. Verhuurd op
gebruikelijke conditiën aan
Heer G. van der Stelt voor
50 per week.
en verzoeke van den lieer
VV. VAN KEMPEN te OOLT-
s'SPLAAT. 4-1
VERKOOPING.
i Dinsdag 27 December 1918,
m. 2 uur, te Dirkaland, op het
■aa den Heer Jb. Both Cz. van
zerzoeke van Mej. H. M.Cortel.
taris VAN DER SLUYS.
Donderdag 19 December 1918
n. 1 uur te Melissant, in den pol-
toxeDisse van een groote party
3 rooien, wilgen, mantelingen
3senstruiken, ten verzoeke van
>brs. Keur.
jjatis VAN DER SLDYS.
Vrydag 20 en 27 December
s avonds 61/2 uur, respectieve-
1 Hotels van den Doel en de
veiling en afslag van
jksland, aan de Voorstraat,
ik te aanvaarden, t.en ver
van den Heer W. Koole.
iris VAN DER SLUYS.
ilieke Verkooping.
aris AKKERMAN te Oolt-
laat is voornemens op
NSDAG 18 DECEMBER
des namiddags ten 3 uur
gebouw van het Militair
elijk Tehuis aan de Slik
te Ooltgensplaat
bliek te veckoopen:
Dit blad verschijnt iederen ZATERDAGMORGEN.
Prijs per kwartaal bij vooruitbetaling. f 0,75
Losse nummersf 0,07'
Zaterdag 21 December 1918.
P Jaargang. N°. 7.
Advsrlentiën van 1—6 regelsf 0,90
Elke, regel meerf 0,15
Bij contract aanzienlijk korting.
alsmede
Uitgegeven onder leiding van J. J. L. VAN ZUYLEN door de N.V. Uitgeversmaatschappij „Onze Eilanden", Voorstraat 210 Kiddelharnis. Telef. Interc. No. 15.
Adres voor Redactie en Administratie: Bureau „Onze Eilanden" te Middelharnis.
AGENTEN te: Bridle: Boekhandel Kluit. EellevoetsluisBoekhandel J. A. ten Hoope. Ooltgensplaat: fa. Breur Zonen. Oude Tonge: PJ. Simonse. Nïeuice TongeH.Robert. OuddorpC. de Mooij. Stad aan
'tHaringvliet: J. C. Elvé. Dirkalandfa. Binkhorst Zaaijer. Melissant: H. Rooij. Harkingen: A. Munters. Den Bommel: J. Woudstra. Oudenhoorn: A. Tuk. ZwartewaalD. Hoftijzer Tzn. Nieuw Helvoet:
J. NootÖboom. Rockanje: RL Monster. Goedereede: Jac. v. d. Tol. Stellendam: N. J. van Dongen. Eiland Rozenburg: J. v. d. Vliet Cz., Zanddijk D 88. Middelharnis en Sommclsdyjk: Bureau „Onze Eilanden".
Zuidland: C. v. d. Werf. Spvjkenisse: G. E. van Gent. HéenvlietW. Hoepel Bz. Alle brievengaarders nemen advertentiën en abonnementen op dit blad aan.
KERSTMIS 1918.
Dit jaar vallen wel alle uiterlijke dingen,
die het Kerstfeest gemeenlijk maken tot
een van de gezelligste en intiemste en
stilste vaii alle Christelijke feesten, wég.
Terwijl ik dit schrijf giert de storm
door de natte, kale boomen. Geen witte
winter dekt de velden.
Wat Kerstmis maakt tot een féést, is
de poëzie, die ons omringt op dien dag.
En zie, hu, van 't jaar is alles wel zoo
hard prozaïsch als maar denkbaar is.
Geen helder opllikkerend haardvuur
de brandstoll'ennood jaagt ons al vroeg
naar bed. De kerstboom, het symbool van
licht te midileu der duisternis van den
winter, zal nergens ontstoken worden bij
gebrek aan kaarsen. Voor cadeautjes
geven is 't geen tijd. „We doen er van
't jaar niet aan," we moeten zuinig zijn.
Vroeger was de maaltijd op eersten Kerst
dag een hoogtepunt, als een dampend,
geurig stuk vleesch op tafel verscheen.
En als dan het lied van den „Vrede
op Aarde" zoozachtkens weerklonk, o dan
was alles in en om ons zoo goed. Dan
werden alle veeten opeens vergeten eu
smolten we weg in zaligheid. Ook nu,
de vier laatste jaren, kon het heimwee
zoo sterk zijn naar dien aardscben Vrede,
dat we onze tranen niet weg konden
houden, en geen vlieg kwaad konden
doeD.
Maar dan, den volgenden dag, w. s alle
warmte opeens uit ons weg. Dan stonden
we weer midden in het koude, harde
leven. Dan mochten we weer haten en
ruziën. Dan voelden we nog wel 'n beetje
iets als 'n moreelen kater, en 'n terug-
FEUILLETON.
DE STOMME PASSAGIER.
Oorspronkelijke Roman door G. H. PRIEM.
verlangen naar dat heilige land van gis
teren, maar twee dagen later was ook
dat voorbij eu leefden we er weer op los
als voorheen.
Want er is bij ons Kerst feestvieren
altijd zoo heel veel sentimentaliteit geweest.
Alle omstandigheden werkten daartoe
dan ook mee.
En nu, van 't jaar: geen kerstboom
met lichtjes, geen warmte, geen sneeuw,
geen geschenken, geen feestmaal, wel
vrede, maar-wat-voor-een.
Want we durven dit woord nog bijna
niet gebruiken, liet ontbreken van oorlog
is nog geen vrede.
Zoo worden we dus gevuld met droef
heid of wanhoop, als we denken aan
hel kerstfeest dat komt. Hoe zullen we
die heide dagen doorkomen? Daar zitten
we nu. Al ons leven lang hebben we
ons zelf voor de mal gehouden met die
uiterlijke dingen. En bet ging wel. We
dachten maar niet te veel door. Het was
nog aardiger dan Sinterklaas. „Eere zij
God en vrede op aarde" klonk nog liever
dan „Zie de maan schijnt door de boo
men."
En nu, dit jaar misschien voor 't eerst
van- heel ons leven, kost 't onroensche-
lijke moeite om ons in slaap te wiegen,
gelijk dat vioegèr jaren zoo gemakkelijk
ging. We zijn aangewezen op ons inner
lijk bestaan, op onzen eigen lijkdom, op
de waarachtige waarheiden nu blijkt
bij zoo heel velen, dat ze geen innerlijke
rijkdom bezitten. We voelen ons armen
naakt. Zulke echt zielige wezens.
Tenzij we rijk zijn in ons zelf. Dan
zullen we ons zelf niet hoeven op- te
winden tot een gemaakte, rust van één
dag. Dan zal het kerstfeest ons een opwek
king zijn, om ons eigen licht, diep uit
onze ziel te doen uitstralen over de
menschen rondom ons. Dan zullen wij
vanaf kerstmis met nieuwen gloed onze
omgeving verwarmen.
Want een opwekking om met nieuwen
moed den strijd aan te binden voor de
komst van het koninkrijk van den God
des vredes, hebben we zeker wel noodig.
Zulk een aanmoediging tot het werken
voor den vrede, „die alle verstand te
boven gaal" zij kerstmis 4918 voor ons
allen.
Nog een reisverhaal.
'tWas winter en koud.
Te 4 50 nam. vertrokken we met de tram
van de R. T. M. uit Rotterdam, in de hoop,
Hellevoetsluis na niet al te langen tijd te
bereiken en verheugden ons by voorbaat in
de goede verwarming, waarvan we daarna
op de boot naar Middel bamis hoopten te
geDieten; de tram was als naar gewoonte
onverwarmd.
Nadat we een .paar stations waren gepas
seerd, zag ik den tegenover my gezeten
heer zich dichter in zyn winterjas hullen
en in het hoekje van de bank tot slapen
zetten.
Het voorbeeld werkte vooral ook door
het ontbreken van conversatie aanstekelijk
en ik deed dus als hy en spoedig hielp het
eentonige getik der wielen op de rails my
de koude, de R. T. M. eu wat daarbij be
hoort vergeten en verschenen geheel andere
gezichten voor mijn geestesoog.
Ik zat niet meer in een wagen van de
R. T. M. maar in een gemakkelijke, ruime
spoorwegcoupé, ik was van Rotterdam per
sneltrein op reis naar Vlissingen.
De oorlog met al zijn beslommeringen was
al vergeten, Vlissingen was Nederlandscb
gebleven evenals Zeenwsch-Vlaanderen en
de Stoomvaart-maatschappij „Zeeland" ver
voerde dagelyks drommen reizigers tusschen
Vlissingen en Engeland.
Onze trein ratelde met snelle vaart door
IJsselmonde maar niet naar Dordrecht 1
Dat meen je toch niet zei do eerste.
Ik meen liet stellig en vast en ik zal zelf
het genoegen hebben hem te arresteeren. De
Elzus is vol spionnen, moedertje, gisteren waren
er nog twee in Kolmar, men lieert ze gevangen
genomen, maar ze wisten; helaas, weer te ont
snappen. Anette, ga jy hein zyn brood en zijn
bier brengen! Ik zorg voor de rest.
Toen hy over de in Kolmar gearresteerde
spionnen sprak, repte hij met geen woord van
het meisje, wier portret in bet bezit was van
moeder Delu. Waarom bij dit niet deed, wist
h^j zelf niet.
Maar je zal toch geen domme dingen doen,
mijn jongen? vroeg de oude vrouw ongerust.
Bedenk wel, dat die man, zooals je zelf zegt,
een revolver heeft en jy bent geheel ongewapend 1
Ik zal hem ook nu niet arresteeren. Ik
moet eerst weten wat hy in 'l schild voert.
Anette had ondertusschen op een koperen
presenteerblad het noodige by elkaar gezet en
ging naar boven.
Welke kamer heeft by?
Tk zou 't je waarlijk niet kunnen zeggen.
Anette heeft hem er een gegeven.
We zullen 't haar straks vragen. Maar nog
eens, je doet me er geen plezier infie het dien
man lastig te maken. Eerstens vind ik het niet
behoorlijk dat by gearresteerd zou worden in
ons huis. Ily is hier gekomen met de verwachting
een veilig dak boven zyn hoofd te vinden, en
het lijkt inij dus, eerlyk gezegd, een beetje mis
bruik van vertrouwen eu dan ten tweede
Daar heb ik niet aan gedacht, moeder,
onderbrak haar Jacques. Neen, dat gaat ook
niet, maar wat wel gaat is, dat ik zal trachten
uit te vorschcn wal hij in zijn schild voert.
Als je daar zelf geen gevaar bij loopt, heb
ik er vrede meé-
Laat dat maar aan mij over!
Toen Anette terug kwam, vernam} hij, dal
de vreemde een der kamers had betrokken aan
den voorkant van hef huis.
Dan neem ik do andere, zei Jacques.
En zoo geschiedde het. dat de jonge man, die
moeheid veinsde, al vroeg naar boven ging,
zich half ontkleedde en wel zorgde met zoo'u
luiden bons in zijn bed' te vallen, dat liet in de
aangrenzende kamer goed hoorbaar was. Aan
slapen dacht hij echter niet. Hij luisterde scherp
toe, of hy van den spionneerenden monnik ook
wat vernam, maar alles was en bleef doodss til,
zoodat hy zelfs een oogenblik geneigd was te
gelooven, dat de kamer leeg was. Dit laatste
was echter onmogelijk. Dc man zou ot door het
raam ontsnapt moeien zyn of Lij was de lrap
Het dorp Barendrecht zag ik links liggen
en niet lang daarna passeerden we met
groot geraas een brug over een groote rivier,
die ik herkende als de Oude Maas.
Nog een oogenblik en de trein mindert
zijn vaart en houdt stil aan een vriendelijk
dorpsstation; ik lees op het Daambord:
„Oud-Bcijerland."
Na een oogenblik gaan we verder door
bouwland, boomgaarden en weide, we vlie
gen tusschenstations voorby, even zie ik een
naam op een daarvan: „Piershil" en even
later klimt de trein steeds kooger en wy
rijden eerst op een hoogen dam over de
gorzen, daarna over een reuzenbrug.
Vroolyk schijnt de zon over het „Vuile
gat", welk6 naam my bijzonder slecht ge
kozen lijkt voor zoo'n mooie rivier..
If zie Tien Gemeten oostwaarts liggen,
dichtbij-, de brug is achter ons on we gaan
verder, weer over een dam, waaraau ge
noemd eiland door een zijdam is verbonden,
nog een kleinere brug over het Haringvliet,
dat mij veel smaller voorkomt dan vroeger
en spoedig daarop rijdt onze trein het eiland
Plakkee in, om al gauw in Middelharnis-
Sommelsdijk te stoppen.
Ik zie door het raam de drukte op het per
ron; verscheidene reizigers stappen in en uit,
Twee locaaltreintjes staan aan een zijper
ron op de koersborden van bet eene lees ik
„Ouddorp", de trein zet zich weer in bewe
ging, ik wil ook gauw zien, wat op de andere
is aangegeven, doch 't gaat, al niet meer,
kan 't Zevenbergen zyn? of Lage Zioaluwe?
Ooltgensplaat was T, dunkt mij, niet.
Steeds verder gaan we, Dirksland voorbij,
langs HerkiDgen en dan weer over een
grooten dam, een zeer langen.
Veel gorzen en slikken en kreeken één
wat breeder geul, die we over een kleine
brug overgaan en we zijn in Schouwen.
Ik zie de aardige boschjes van Schudde-
beurs en vervolgens ven ijst voor ons oog
de dikke Zierikzeesche toren.
De trein houdt weer stil en weer zie ik
twee locaaltreintjes, één voor Burgh, een
voor 't ontgaat mij weer, want voort
gaat bet alweer.
afgegaan en had langs den gewonen weg hel
huis verlaten. Het eerste was al te ongerijmd;
men had hem dan toch van beneden moeten
zieD, daar het raain vau zyn kamer vlak boven
de ramen der gelagkamer was en bet laatste
was onmogelijk, daar de gangdeur den gauschen
avond bad opengestaan en hij daar toch iD elk
geval bad moeten pas9eeren. Bovendien was Sim
aan den weg aan 't werk en er kon niemand
in of uitgaan of hij zag bet.
Waarom zou ten overvloede de vreemde zoo
haastig weer hebben willen vertrekken?
Hy moest slapen, dat was de eenige oplossing
en Jacques geloofde, dal hij T met deze aan te
nemen, by 't rechte eind bad.
Een uur, anderhalf uur, twee uur lag hij wakker
telkens op zyn horloge ziende want het was
nog volstrekt niet donker en aldoor uiets,
geen verdacht geluid, geen geluid zelfs.
Hij voelde, dat hij zelf slaap kreeg en hij ging
heel zachtjes in zijn bed recht opzitten, daar hij
bevreesd was, dat al zyn goede voornemens
schipbreuk zouden lyden op het, na een ver-
moeienden dag zoo natuurlijke verlangen eenige
uren van de wereld en al haar beslommeringen
afscheid te nemen.
Hij zat nauwelyfcs of... bedroog hij zich
niet?... Er bewoog iets in de kamer naast do
zijne.
'Neen hij vergiste zich niet. Het bed kraakte,
heel even maar weliswaar, en hij hoorde een
zacht geschuifel. Toen was alles weer stil. En
hel Weef stil.
Jacques vroeg zich af of h(j reeds zoozeer
onder de betoovering van den slaap kon zyn
geweest, dal hij gedroomd had. Doch dit-was
onmogelijk. Hy herinnerde zich van seconde tot
seconde, van minuut tot minuut. Had bij gedroomd,
hoe kort dan ook maar, dan kon hij tiij 't zichzelf-
ondervragen, gestuit zijn op een oogenblik, waar
van hij geen heugenis had. Van beneden kon
het geluid evenmin gekomen zijn. Sim sliep nog
hooger achteraan op den zolder. Als die een
polka danste, hoorde bij het hier nog niet en
ook van beneden drong geen geluid tot hier
door. Bovendien waren zijn moeder en Anette
even na hem naar bed gegaan, dat wist hy
zeker.
Hoe kwam T echter, dal alles nu opeens weer
stil was?
Weer wachte bij, zijn rug steunende tegen
het kussen.
Opeensdaar was het weerNeen. hij bedroog
zich niet, 't was in de kamer van den monnik
en hy hoorde, dat de deur zacht geopend werd.
Dit bracht hem een oogenblik in verwarring
en hij overlegde wat hij doen zou. Hij vond liet
van zichzelf at heel dom, dat hy hierop niet
had gerekend. Hij had zijn deur gesloten, zooals
hij gewoon was, en by begreep dat, wanueer
hij die-du ging openen, om te zien wat do ander
deed, deze dit natuurlijk hooren zou.
Beginnen by 't begin! zei hy h\j zichzelf
en zonder dat het minste geritsel of gekraak
werd vernomen, liet hij zich op de tenen op den
grond glijden.
Spoedig gaan wo nogmaals over een groo
ten dam met nog meer water en minder
slikken er langs dan bij den vorigen, 't is
de beroemde Oosterscheldedam, een werk,
waarmede de Nederlandsche waterbouw
kundigen hun naam opnieuw over de ge
heels wereld hebben gevestigd, naar mijn
medepassagier mij vertelt.
We zfiD er over eD weldra houden we
nogmaals stil: „Colijnsplaat". Al weer een
locaaltje: „Goes" lees ik er op.
Veel zeeuwsche kleeding, welbekend, een
aardig station, niet zoo groot.
Al weer verder, Wissekerkelees ik „in
de vlucht" en weer gaan we over een hoogen
dam, doch niet zoo lang als de vorige, we
dalen af in 't eiiand Walcheren, ik zie rechts
't kanaal met schepen en na een kort tijds
verloop liDkseen auder spoorweg aansluiten,
„van Rosendaal" zegt mijn overbuurman.
Middelburg, zoo hebben ze daar ook een
station gekregen!
Nog maar een paar minuten en we rijden
het station Vlissingen binnen, de stationsklok
wyst 6.20.
Precies op tijd! merk ik op, doch mijn
medereiziger bromt: „De mailtrein doet er
toch nog veel korter over, maar 70 minu
ten."
„Ja, altijd baas boven baas", stem ik toe
en wordt plotseling wakker van een Hinken
schok, ik wrijf de oogen uit we zyn te
Spijkenisse R. T. M.
UTOPIUS,
Uit de Hoofdstad.
Het socialisme in de regeering! 't Heeft
niet veel gescheeld, of in Amsterdam was
het de vorige week tot een allervreemdste
oplossing van dit vraagstuk gekomen.
Het kwam naar aanleiding van een uiting
van de soc. dernocr. wethouders Vliegen en
Wibaut, welke hierop neer komt, dat deze
socialistische regeeringspersonen hun functie
zouden neerleggen, zoodra het toteenalge-
rneeDe staking der arbeiders zou komen.
Ja, wat heeft men nu aan mannen, die er
Weer was alles stil-
Zou zyn buurman nog in de kamer zijn?Zou
hy haar reeds verlaten hebben? VVie zou het
zeggen! Hij strekte zich heel voorzichtig op den
vJoer uit en poogde door de spleet onder de
deur te zien, wat op het zolderdeel, dat tusschen
de twee voor en de twee achterkamers lag,
voorviel, doch daar geen enkel raam hiereenig
licht liet vallen, was al zyn moeite vergeefs.
Heel voorzichtig kwam hy weer overeind.
Wat te doen? vroeg by zich af.
Inderdaad was dit een zeer moeiiijk te beant
woorden vraag. Hij stond er vrijwel voor als
iemand, die zich op een stikdonkere plaats be
vindt, waar hij nog nooit geweest is, en die
nu den koristen weg zoekt om naar builen te
komen.
OpeensDat was het gerammel vaD sleutels,
er viel niet aan te twijfelen.
De zaak kwam hem hoe langer hoe geheim
zinniger voor: Wat moest die vreemde daar
midden op den zolder met sleutels uitrichten?
Kom? Er moest een einde aan komen! Hy
zou heel kordaat de deur openen en naar buiten
stappen. Hy was toch geen vreemde en kou
desnoods naar beneden gaau, alsof hij iets ver
gelen had ot drinken wilde, of wat al niet!
Dat behoefde nog niet eens tot een ontmoeting
met zyn buurman te leideD, als hy die niet
wenschte.
Het besluit genomen, voerde hij bet oogen-
blikkclijk uit.
Hij draaide den sleutel in het slot om, opende