Flitsen uit Zeeuwsch-Vlaantleren.
TWEESOUVEREINEN GEDIEND
No. 150
Vrijdag 28 November 1947
3e Jaargang
DE SCHAKEL
ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN
Verschijnt iederen Vrijdag in alle plaatsen van West Zeeuwsch-Vlaanderen
Prijs per kwartaal f i,Franco p.p. f 1,15 Adv. 7 cent p. m.m. Drukker-Uitg. Fa. Smoor de Hulster, Boulevard 120, Breskens, tel. 27
Zoals ik verleden week reeds schreef,
ben ik kort geleden weer enige tijd
in het Land van Cadzand geweest en
natuurlijk heb ik daar weer talloze
oude kennissen ontmoet en gesproken.
Hoe men een gesprek ook tracht af
te leiden, steeds komt men toch terug
op het bekende onderwerp, de weder
opbouw. Veelal zijn het klachten over
de langzame gang van het herstelwerk,
die men te horen krijgt en daarvoor
bestaat ook wel aanleiding. Het kon
inderdaad vlugger gaan, vooral indien
er meer materialen en bouwvakarbei
ders beschikbaar konden worden ge
steld. Een ieder wil natuurlijk het eerst
aan de beurt zijn en het is ook even
verklaarbaar, dat men zijn nood-behui
zing zo spoedig mogelijk wil vervangen
door een behoorlijke woongelegenheid.
Maar evenmin als Keulen en Aken op
een dag zijn gebouwd, kunnen ook
alle voor herstel en wederopbouw in
aanmerking komende dorpen van
Zeeuwsch-Vlaanderen binnen een kort
tijdsbestek worden uitgevoerd. Toch
zijn ook hier en daar lichtpunten te
bespeuren en vooral is me opgevallen
het grote aantal woningen dat thans
te Breskens in aanbouw is en binnen
zeer afzienbare tijd betrokken zal
kunnen worden. Ook in de gemeente
Aardenburg heeft het herstel al zeer
aanzienlijke vorderingen gemaakt, ter-
.wijl ook Cadzand, Zuidzande en Nieuw-
vliet een veel gunstiger indruk op me
konden maken, dan verleden jaar het
geval was. Maar ondanks dit alles
moet ik toch tot de eindconclusie ko
men, dat er in bepaalde regionen nog
steeds, een groot tekort aan de nodige
soepelheid bestaat. Het zijn zeker geen
plagerijen waaraan sommige gezagheb
bende autoriteiten zich schuldig maken,
maar de pietluttigheden die in verschil-
66) door OU1DA.
Zuiver instinctmatig schreed hij voort,
tot hij in de schaduw van een dwars
straat was gekomen. Daar bleef hij
staan. Hoe zou hij ontkomen? De man
nen, die hem vervolgden, stonden
stellig op post aan 't spoorwegstation.
Alleen de korte, kostbare uren van de
nacht restten hem voor de vlucht. -
En vluchtten moest hij, wilde hij de
mensen redden, aan wie hij zijn leven
had ten offer gebracht.
Maar hoe? Waarheen?
Opeens klonken lichte, haastige schre
den achter hem. Rake's half ademloze
stem trof zijn oor.
„Stil, meneer! Volg mij! Ik zal u
redden".
Die stem was voor Cecil als water
voor een versmachtende in de woestijn.
Met zijn leven zou hij voor de trouw
van zijn oppasser hebben ingestaan.
Hij vroeg dus niets, zeide ook niets,
doch voigde de man door een tiental
bochtige steegjes, tot even buiten de
stad achter een paar stallen en schuren.
lende gevallen worden vertoond, dra
gen voor de betrokkenen toch dikwijls
het karakter van ,,zoekerij", van spij
kers zoeken op laag water. En in de
portemonnaie van de betrokkenen is
het, dank zij ons bloeddorstig belasting
stelsel, veelal laag water, terwijl de
huidige tijdsomstandigheden van dien
aard zijn, dat er geen tijd mag wor
den verknoeid met het zoeken naar
spijkers. Zo vertelde een der betrok
kenen mij het volgende. Hij had zijn
huis voor omverduwen door bull-dozers
kunnen behoeden. Het was wel erg
gehavend doch kon naar het oordeel
van een deskundig ingenieur nog wel
worden hersteld. Niet geheel naar de
wens van de gemeentelijke opzichter
van het bouwtoezicht, werd aan de
betrokkene een vergunning voor zwaar
herstel van zijn woning uitgereikt en
het herstel werd vrij spoedig geheel
uitgevoerd. Aan de voorwaarden van
de herbouw werd geheel voldaan, met
dien verstande evenwel, dat na het
gereedkomen bleek, dat de indeling
van de ruiten in de ramen aan de
voorzijde enigszins afweek van de ra
men, die er vroeger in ha'dden gezeten
en 'die herplaatst hadden moeten wor
den. Aan deze voorwaarde was niet
voldaan, omdat de oude raatnkozijnen
waren gestolen en er dus nieuwe
moesten worden aangemaakt. Let wel,
lezer, de ramen zitten precies op
dezelfde plaats als de vroegere; ze zijn
ook even groot als vroeger en geen
mens van de honderden personen die
dagelijks langs dit huis lopen, ziet het
verschil tussen de tegenwoordige en
de vroegere toestand van het huis. En
toch is er een verschil; de bovenste
ruit moet n.l. ongeveer tien centimeter
groter worden dan vroeger en de
onderste ruiten natuurlijk pl.m. tien
centimeter korter, maar zoals gezegd,
de nieuwe ramen zijn even groot als
Hier stonden twee gezadelde paar
den. Een daarvan was de King. Met
een gil sloeg Cecil het dier de armen
om de hals.
„Vlug in het zadel, meneer! 't Gaat
om uw leven."
Met verbijsterde blikken keek Cecil
zijn oppasser aan. Nog hield zijn arm
de hals van de Grijze omklemd.
„Zulk een rit kan het dier immers
toch niet volhouden. Van morgen bij
de wedren wankelde hij op de benen".
„Dit weet ik wel, meneer. Maar ik
heb een middeltje, dat een paard in
een ommezientje in orde maakt - wel
te verstaan, als het kwaad niet te ver
is doorgedrongen. Hij is nu de oude
weer en zal u dragen, tot hij er bij
neervalt".
„God zegen je, Rake! Maar ik kan
het dier niet meenemen. En - hoe ben
je dit alles te weten gekomen?" vroeg
Cecil met hese stem.
„Neem mij niet kwalijk, meneer,
maar de King zal liever gekapte brem
eten bij u dan bonen en hooi bij een
ander," klonk het rad en terwijl de
oppasser de singels nog wat meer
aanhaalde: „Ik weet van niets, me
de- oude. Evenwel was de gemeente
lijke opzichter er na het geleed komen
als de kippenJbij, om deze afwijking
te constateren en te rapporteren, met
het' gevolg dat een betrokken instantie
last gaf, om de vroegere ruiten-indeling
aan te brengen. Er moeten „daarvoor
nieuwe ramen worden gemaakt en
de vastgestelde schadevergoeding zal
pas kunnen worden uitgekeerd, nadat
aan deze lastgeving zal zijn voldaan.
Zo iets, geachte lezer, mag in deze
tijden niet voorkomen. Deze zo weinig
merkbare, bijna onzichtbare afwijking
van de gestelde voorwaarden, hindert
niemand, verstoort ook niet het stads-
schoon of wat daarvoor wordt aage-
zien. Zaak is dat we zo spoedig moge
lijk beschikken over voldoende en be
hoorlijke woongelegenheden waarbij
dan toch in acht genomen wordt een
behoorlijke naleving van het rooilijn- en
bouwplan en soortgelijke grote lijnen
in de heropbouw van een verwoest
dorp. Zeker, de betrokken ambtenaar
heeft zijn dienst gedaan, zeer nauwge
zet uitgevoerd zelfs, door het gepleegde
feit te rapporteren, doch daarbij had
het kunnen blijven. De chef van deze
ambtenaar had het feit voor kennis
geving kunnen aannemen, zichzelf
desnoods even ervan kunnen overtui
gen, dat hier geen halsmisdaad was
gepleegd en de zaak kunnen deponeren,
zoals dat ambtelijk heet, onder dankbe
tuiging aan de betrokken ambtenaar
voor zijn bijzondere oplettendheid en
met de toevoeging, in zijn dienstuit
voering toch vooral niet te verslappen.
Dan was alles in orde geweest en was
dit geval ook niet in de krant geko
men. Nu zal de Minister van Weder
opbouw zijn hand over het hart moe
ten strijken. Of niet. Ik vertrouw ech
ter dat Minister Neher genoegzaam
gezond verstand en menselijk gevoel
heeft, om deze zaak als nog in het
neer. Ook verlang ik geen sikkepitje
te weten. Alleen hoorde ik, dat u
moeilijkheden had gekregen. Maar toen
ik zag, dat die vervloekte schelmen u
achterriazetten, dacht ik bij mij zelf, dat
er mocht gebeuren wat er wou, maar
dat de King u zou redden. Daarop
sloop ik in allerijl en zonder dat iemand
mij snapte naar uw kamer, pakte een
kleine mantelzak, stak de paspoorten
bij me, liep toen terug naar de stal
en zadelde de King. Op Bill na, weet
niemand er wat van. Later zag ik u
langs mij heen naar de kurzaal gaan,
toen ging ik op de loer liggen, meneer.
Mother of Pearl was ik zo vrij voor
mijzelf mede te brengen".
„Voor je zelf? Wat meen je daar
mede? Beste jongen, ik ben geruïneerd.
Ik ben zelfs niet bij machte jou te
helpen of je bij me te houden; maar
't een zowel als 't ander zal lord
Rockingham ter liefde van mij wel
doen".
„Wij mogen met redekavelen geen
tijd verliezen, meneer. Waar u gaat,
ga ik mee. Toen ik een arme duivel
was, wien een ieder de rug toekeerde,
was u goed voor me. U zal mij bij u