VOOR VELDJf HUIS.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
N°. 61.
Twaalfde Jaargang.
A0. 1871.
Oude kwalen.
SI III SC «WEM
Dit Weekblad verschijnt iederen Dinsdag en Vrijdag. Prijs der Adverlentiën van 1-5 regels 0,75 elke regel
Prijs per drie maanden voor het voormalig 4de district van Vrnrlao» I 1 A uw daarboven ƒ0,12 Va- Groole letters naar het getal gewone
Zeoland ƒ1,15; voor de overige plaatsen des Rijks, franco J O O* regels die zij beslaan.
Pyv- -ost f 1,30. Afzonderlijke Nummers ƒ0,05.
voet te z.j.ij.-
n - r»> "u en Brieven, de Redactie betreffende, benevens Advertenliën en gewone'Berichten ol Mededeeliugen van Correspondenten,
te bezorgen bij den Uitgever dezer, alles FRANCO.
naar Da. STARINGH.
Algemeen tracht men thans hier te lande
om hoogere opbrengsten van zijne eigen
dommen te verkrijgenen geen wonder.
Wanneer wij zien de landerijen om de sleden,
bij kleine landbouwers in gebruik en groo-
tendeels met aardappelen beteeld, jaarlijks
honderd gulden van de hectare pacht op
brengen, cn dit vergelijken met de opbrengsten
van gewone hofsteden, die, zelfs op de beste
gronden, wel zelden meer dan veertig gulden
per hectare zullen rendeeren, dan voorzeker
begint men allicht te peinzen of, door ver
betering, ook vermeerdering van inkomsten
teweeggebracht zou kunnen worden, en of
misschien de eene of andere verandering in
de behandeling van den grond de laatstge
noemde gronden ook meer zoude doen ge
lijken aan de eerstgenoemde. Over het
algemeen beseffen wij alleen volkomen, dat
de meerdere opbrengsten van de gronden
om de steden hoofdzakelijk het gevolg zijn
van eene meerdere aanwending van kapitaal.
Meer werk wordt er aan het bereiden van
den akker besteedmeer mest wordt er
gebruikt, en de vruchten worden met meer
zorg van onkruid gezuiverd. Vandaar die
hoogere opbrengsten van dertig hectoliter
tarwe bijvoorbeeld, in plaats van zeventien
van de hectare; dat is, bij de tegenwoordige
prijzen, 402 gulden in plaats van 232 voor
het graanen 84 in plaats van 56 gulden
voor het stroo. Wanneer men nu aanneemt,
dat de gewone boer 200 gulden aan mest
en arbeidsloon besteedt en de kleine pachter
300 gulden, dan valt het licht te becijferen
dat deze laatstgenoemde evenwel nog 186
gulden winst kan makenterwijl de eerste
met 60 gulden tevreden moet zijn.
Maar, zegt menzulk eene aanwendiug
van kapitaal is voor boerderijen van eenigen
omvang ondenkbaar. In het klein en nabij
de steden, waar handenarbeid in overvloed
te verkrijgen iswaar het meeste werk
tusschenlijdsen dus zonder uitgaaf aan
hooge dagloooen, verricht wordt, is dat te
doenmaar het is ongerijmd om zooveel
besteed te willen hebben voor verafgelegen
landerijende geringere opbrengsten van
deze, in vergelijking van de stadsgronden, is
een noodzakelijk kwaadwaaraan niets to
veranderen is. Neenhier is wel degelijk
zeer veel te verauderen, wanneer men er
het geld voor over heeft en dit geld zoo
weet te besteden als het behoort. Daarin
zit de kneep. Onze landbouwers kenuen
veelal de wijze niet hoe uit zware uitgaven
zware inkomsten geboren worden, en daarom
kunnen zij geone zware pachten beloven.
Zij besteden 200 gulden voor de hectare
en zijn wonder wel tevreden met 60 gulden
zuivere opbrengstwisten zij 300 gulden
doeltreffend uit te geven, .dan konden zij op
86 gulden zuivere opbrengst rekenen en
buitendien nog 100 gulden pacht betalen.
Er mogen enkele uitzonderingen zijn, waar
verafgelegen ligging, schraalheid van grond
en uiterst dunne bevolking dit besteden van
een groot kapitaal voor verbeteringen on
raadzaam maken, waar het verstandiger is
om houtleelt uit te oefenen of vee te
fokken dan een veifijnden akkerbouw te
drijvenmaar in ons gezegend vaderland
zijn die uitzonderingen zeldzaam. Kunstwegen
doorkruisen het land tegenwoordig alom
waar die nog ontbreken, worden zij aange
legd, en het kost Jlechts eendrachtig sa
menwerken der tV'jKnghebbenden, om die
overal te verkrijgen. Langs die wegen voert
men tegenwoordig met één paard zooveel
landbouwproducten naar de groote water
wegen, als te voren met vier. In zulke
waterwegen als Nederland bezit, kunnen
zich al zeer weinig landen verheugen; wa
terwegen, die door de stoomvaart zoo ge
heel van aard veranderd, zoo verbazend in
waarde vermeerderd zijnen daarin nog
aanmerkelijk vermeerderen zullen, wanneer
de schipperij de spreuk „tijd is geld" leert
kennen en stoombooten met stoomsleepers
alle rivieren en kanalen bevaren waar zulk
varen slechts doenlijk is. En hoezeer wordt
dit vervoer alsnog in de hand gewerkt door
onze spoorwegen Waar waterwegen niet
gemakkelijk te bereiken zijn, zullen mettertijd
alie landbouwvooitbrengselen per spoor de
reis aannemen, cn buurtspoorwegen met
paardensporen gemakkelijk maken. Maar
de thans bestaande wegen en vaarten loopen
binnen het land zoo te zamen, dat er bijna
geene verafgelegen streken meer bestaan
dat de kleiboeren in Groningen, Friesland
en Zeeland even gunstig gelegen zijn als
die van Zuid-Holland, Utrecht cn do Betuwe;
dat de zandboeren van Overijssel, het Zut-
phensche en Noord-Brabant niet meer af
gelegen liggen dan die van Veluwenzoom en
Utrecht. Voor den een iets meer den ander
iets minder, maar voor allen zal eene ver
standige en ruime aanwending van kapitaal
de zuivere opbrengsten verbazend vermeer
deren. Schotland, in streken wier luchts-
gesteldheid met betrekking tot den landbouw
vrij wat ongunstiger is dan de onzeen
wier natuurlijke vruchtbaarheid die van den
Nederlaodschen bodem, over het algemeen,
zeer zeker niet overtreft, kan tot een voor
beeld strekken van hetgeen goed besteed
kapitaal vermag. De gewone pachtsom van
een bunder land, bij groote boerderijen, die
zelf stot 400 hectaren land in gebruik hebben,
is daar 120 gulden en bij deze pachten
wordt den boeren het vel niet over de
ooren getrokken maar ze zijn vermogend
en blijven van ouder tot ouder dezelfde
pachthoeven bewonen.
Hoe steekt dit af bij onze 40 gulden
pacht. Wat valt er nog veel te leeren
voordat onze landbouw het tot die hoogte
gebracht zal hebben Landbouwverbeteringen
gevoelt men wel dat ingevoerd dienen te
wordenmaar men blijft bij de keus dier
verbeteringen nog veelal rondtasten in den
blinde. Zoolang men nog altijd drooglegt
bij wijze van proefneming; proeven neemt
met guano of beendermeelbemesting be
proeft of er grasland wil ontstaan zonder
bet uitzaaien van graszadenis men nog
proefnemer van den ouden stempel, maar
geen verlicht landbouwer, die op de hoogte
staat van de tegenwoordige wetenschap.
Er zijn evenwel oude kwalen bij onzen
landbouw, wier genezing bijna hopeloos is;
die niet ontslaan uit gebrek aan kennis bij
de individuen, maar uit onkunde, vooroor
deel en gebreken die aan de gezamenlijke
eigenaren van gelieele streken, en den ge
bruiker van den grond daarenboveneigen
zijn. Het is eene dergelijke onkunde of
beter gezegd bekrompenheiddie hier de
belanghebbenden terughoudt om eendrachtig
mede te werken tot het aanleggen van een
weg, en die ginds de verschillende eigena
ren, wier gronden onder een blokticnd zuchten,
terughoudt om eenparig de handen ineen
te slaan en die gemeenschappelijk af te
koopen, of die elders de zegenrijke verdeeling
van gemeenschappelijk eigendom belet. Ge
nezing van zulke oude kwalen is niet te
verwachten dan wanneer alle leden der
maatschappij, of althans het grootste gedeelte
dier leden, deze bekrompenheid afleggen.
En is dat, helaas, ooit te voorzien? Wordt
het goede dat ten dien aanzien tot stand
komt, niet steeds door een strijd op leven
en dood verkregen Alles roept om spoor
wegen maar vraagt de roeening dergenen
over wier gronden de spoorweg loopen
moetnegen van de tien zoeken hem van
zich af te schuiven of worden alleen door
hebzucht gedreven om hunnen grond af te
staan het dringende algemeene belang doet
het eigenbelang van slechts zeer weinigen
zwichten de groote meerderheid wenscht
gaarne de kastanjes te nuttigen wanneer
anderen die slechts uit het vuur halen.
Zoo is ook de geest van het algemeen
gestemd ten aanzien eener kwaal, die onzen
landbouw oneindig meer benadeelt dan men,
oppervlakkig beschouwd, wel vermoedt: de
verkeerde verdeeling namelijk der landeigen
dommen en het dooreenliggenin kleine
akkers, van verschillende eigenaren. Van
dit laatste vindt men bij eiken voetstap de
voorbeelden op de zandgronden, cn meer
bepaaldelijk daar, waar de bouwlanden tot