;t
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEUWSCH-VLAARDEREN-
N<->. 40.
Een en twintigste jaargang.
A". 1880.
Vrijdag 8 October.
Een waarschuwing op ge
neeskundig gebied.
SLUISC3
Dit weekblad verschijnt iederen Vrijdag.
Prijs per drie maanden 1.
Afzonderlijke nommera 7 cents.
Prijs der advertentiënvan 15 regels GO cent,
elke regel meer 7y2 cent. Groote letters naar het ge
tal gewone regels die zij beslaan.
Ingezonden Stukken cn Brievenbenevens Advertentiën (uiterlijk des Donderdags avonds 4 ure) en gewone Berichten of
Mededeelingen van Correspondenten, te bezorgen bij den Uitgever, of bij den Redacteur J. P. LÉIJSENNAAR.
Generaal Agentschap, N1JGH en VAN UITMAK,
Algemeen
Advertentiebureau te Rotterdam.
Een zonderling verschijnsel van onzen
tijd, dien men, verwaand tot vervelens
toe, soms den tijd van vooruitgang noemt
en die in vele opzichten wel aan terug
gang tot de tijden der barbaarschheid zou
doon denken, is onder twee klassen
dor maatschappij, de hoogere en de wer-
kendo klasso, op te merken.
"Wij bedoelen eene neiging tot afdalen
naar den stand van hot verscheurend
dier
ónze groote dichteres Lucretia Wilhel-
mina van Merken maakt in haar onover
troffen leerdicht, het Nut der Tegenspoeden,
de alleszins juiste opmerking dat, «toen
de arme mensch het vleesch der dieren
at", het heirleger van lichaamskwalen
onder de menschen ontzettend vermeer-
dorde, terwijl do wijze dichter bij uitno-
meudheid, Bilderdijk, de eenige, hoe ver
guisd en miskend ook door hen, die bij
hunne oordeelvellingen maar al te zeer
vergaten, dat Bilderdijk een mensch was
van gelijke roerselen en bewegingen als
zij, wees op meer dan eene plaats op
oorzaak en treurig gevolg.
Is het gebruik van vleesch dan niet
goed 'i
Wij antwoorden het is een noodzake
lijk kwaad De mensch is oorspronkelijk
geen vleeschvretend, geen verscheurend
dier, doch geplaatst aan het hoofd der
schepsolen, heeft hij macht over allon 011
de strijd voor het bestaan, een nood
wendig govolg van het verlies van zijn
idealen, oorspronkelijken toestand, bracht
er hem toe om, door het gebruik van
vleesch, de meer en meer afnomende
krachten zijns lichaams te herstellen. Ver
meerdering van voedende, krachtherstel-
londo bestanddeelen noopte hem tot het
gebruik van vleesch, dat het bloed ver
meerdert en de krachten des lichaams
steunt. Het gevolg dor ervaring is, dat
bloedrijke, sterke gestellen evenzeer de
vleeschvoeding behoeven om in denzelfden
toestand te blijven als zwakke, teedere
gestellen om hunnen toestand te verbeteren.
De rijken gebruiken tot dat doel het
jund- en schaper.vleesch, de minvermo
genden ii.it varken- en geitenvlcesch, ja
zelfs levertraan. Inderdaad speelt lfbt vet,
benevens het in alle vleesch aanwezige
eiwit, in do voeding een groote rol.
Nu is men sedert cenige jaren echter in
een groote dwaling vervallen, namelijk
om vleesch, halfgaar 011 bloedig, ja zelfs
rauw te eten en dit noemen wij, uiteen
zedelijk oogpunt, barbaarsch en achten dat
vandaar tol het kanibalisrae (menscbeneten)
slechts een geringe afstand meer is en
dat de oudo vertelseltjes van het gebruik
van knapen- en maagdenbloed, door af
getobde en uitgeputte wellustelingen en
dergelijk bederf der samenleving, bewaar
heid zouden kunnen worden.
Ook uit een gezondheidkundig oogpunt
achten wij het eten van rauw vleesch of
spek allerschadelijkst. Hot is, bewezen dat
het eten van rauw spek den lintworm van
liet varken in het lichaam van den mensch
overbrongt, evenzeer als de trichines, die
onzichtbare diertjes, welke krankzinnigheid
en dood veroorzaken. Ook hot gebruiken
van rauwe worst kan do vreeselijkste ge
volgen hebben; men herinnere zich do ge
schiedenis der Middelburgsehe leverworst
van voor een paar jaren In de worst
ontstaat namelijk een vergif, dat onder
den naam van worstvergif algemeen he
kend en gevreesd is; het is eene besmet
ting, waaraan zelfs het fijne kalfsgehakt
der rijken en gegoeden blootstaat. Men be
reide dus het vleesch zoo toe, dat het vet
en de sappen, als de moest voedende dee-
len, bewaard blijven en in het lichaam
worden opgenomen. De kracht van den
bouillon bewijst het, terwijl de zoogenaam
de bouilli (het afgekookte vleesch) weinig
of geen voedende eigenschappen bezit en
dus even als de aardappel geon voedings
maar een vullingsmiddel is. Wie zou er
aan gedacht hebben, dat er onder dein
onzen tijd zoo veelvuldig voorkomende
oogziekten eene is, die niets anders dan
het gevolg onzer voeding zijn kan; hot
ontstaan namelijk van een levend wormpje
in het oog. Wij vinden over dit laatste
in een Fransch dagblad een opstel dat
we, tot nut van 't algemeen, alhier ver
taald wedergeven.
«In 1830 ontdekte Sommering het be
staan van een levenden blaasworm (waar
uit de lintworm ontstaat) in het mensche-
lijk oog. Hij schreef het aanwezig zijn
van dit diertjo daar ter plaatse toe aan
het opnemen van het zelve in do spijsvor-
teeringswerktuigen. Von Oroefe hooft mot
behulp van een gezichtkundig werktuig,
Ophtalmoscoop genoemd, het veelvuldig
aanwezen dezer diertjes in het monsche-
lijk oog voldingend bewezen, maar wat
het beste is, en dat onze nieuwcro groo
te geesten maar al te vaak vergoten, to-
vons hij de kwaal de geneeswijzo aange
geven, die iu eene in zichzolve niet
gevaarlijke Lewerking bestaat.
Deze blaasworm behoort altoos tot do
zelfde soort; het is een parasiet, 0011
diertjo levendo in het bekende granigo
spek en vleesch. Doze naam herinnert ons
dadelijk dien van het dier, in welks spie
ren eu vezelen het ontstaat, namelijk ons
varken. Vandaar de eerste vraag des ge-
neesheers bij een ooglijder «Hebt gij
rauw varkenvlecsch gegeten Deze vraag
berust nogtans op eeno dwaling engoldt
alleen den lintworm en de trichine.
Het ontstaan van den worm in hot oog
is toch niet hij een enkel mensch waar
te nemen, maar bij een aantal menschen
en wel op eeno middellijke wijzo.
De oogworm komt niet voort uit hot
gegeten varkenvleesch. Want dit vleesch,
wij herhalen het, veroorzaakt don Tenia
of Lintworm. Docli wanneer de lintworm
•zich ontwikkelt in het monscholijk lichaam,
scheidt hij bij tusschenpoozen eeno slij
merige stof af, waarin zich kiomon of
eitjes, microscopisch kloin, bevinden en
dio in talloozo menigte aanwezig zijn.
Deze eitjes nu komen met do fecalo stof
fen buiten hot lichaam, vermengen zich
met het stof, het water, don dauw op do
planton, onz. en worden wederom met do
groenten cn andere voedingsmiddelen in
het lichaam opgenomen. Hier vloeien zij
met hot bloed rond on vestigen zich in
het oog, soms ook in do horsenon, waar
zij de grootte van oen erwt kunnen bereiken.
Hieruit volgt dus dat de mensch, dio
rauw spok eet, den lintworm krijgt cn
deze brengt op zijne beurt don oogworm
voort. Dit heeft aanleiding gogeven tot
de opmerking «dat de lintworm in ons
huis even gevaarlijk is als die in onzo
maag."
De voortdurende aanwozigheid van dit
oogwormpjo bij den mensch in verschil
lende landen, is nog niet genoegzaam