gon geladen, zoouls, vervolgdo men, die
lage platte waggons, die ge daar ziet en
waarmede men in oorlogstijd, caissons,
kruitwagens, kanonnen zelfs en in vredes
tijd locomobiles en dorschraachines ver
voert en 't raadsel was mij opgelost.
Ik bevond alles doelmatig en juist en
de vervoertarieven, vooral met bet oog
op het beschadigen dor goederen, alles
uiterst voordeelig.
Over do tarieven op de bijzondere
tramwaijs kan ik niet oordeolen, veel hang!
in dezen af of men verder van Staats- of
Maatschappij-spoorwegen gebruik maakt,
doch er bostaat alle uitzicht, dat de maat
schappijen zich woldra tot eeno drieledige
keuze zullen genoodzaakt zien lo. Hunne
lijnen aan den Staat overgeven of 2o.
Hunno tarieven minstens 'la* verlagen of
wel 3o. Bezwijken onder de concurrentie,
dio do Staat hen zal aandoen
Andere voordeelen (bepalen wij ons tot
ons gewest) zijn, gozwegen van de voor-
doeleu eonor goodo en vasto verbindings
gemeenschap met Belgie en Frankrijk,
ja zelfs met Duilschland (lijn Gerit-Meche-
len, enz.) dat wij ten onzent met der tijd
het geheelo gewest onderling en mot den
vreemde zullen kunnen verbinden
lo. Breskens-IJzendijke-Caprijck (Bel
gisch station.)
2o. Breskens-Kruisdijk-Groede-Nieuw-
vliot-Cadzand-Retranchement-Heijst, (an
der Belgisch station). Deze lijn met het
oog op de visscherijen en badplaatsen.
3o. Oostburg Zuidzande-Cadzand (zelfde
richting verder als onder 2.)
4o. Sluis, St. Anne, West-Capelle-Heijst
(al :io. 2).
5o. Hoofdplaat (Scholdohaven)-Biervliet-
IJzendijke (als 110. 1.)
6o. IJzondijke Watervliet (Belgisch sta
tion.)
en 7o. (Zijtak Watervliet-Sl. Jan in
Eremo, St. Marguerito-St. Laureijns-Eede
(naar de ontworpen lijn.)
Al deze zijtakken zijn, wanneer do
hoofdweg er ligt, slechts kwestien van
tijd en van de linantien der gemeenten.
Sluis heeft dit reeds begrepen en maakt
zich gereed. Wat zou Aardenburg belet
ten om het lijnlje Sluis-Draaihrug te
leggen, ja reels nu te leggen om met
het kanaal van Sluis naar Brugge in da
delijke verbinding Ie komen.
Nadoelen nauwe passage door de stra
ten Neem een kijkje in de Veldslraat
to Gent en in Antwerpen; ga naar Rot
terdam waar het tegen de draai- en wip-
bruggen opgaat en praat dan eens mee
Schrikken der paarden, rook en stof
oude wijven praatjes, der vermelding bij
zoo erustigo zaak niet waard 1
Prijzen van vervoer 1 Allomaal gekheid;
concurrentie doet leven 1
Wat dunkt u nu lezors, lacht gij nog
Van Breskens naar Brussel, Parijs en
Marseille en met der tijd naar Londen en
Schotland 1 1 1
A. -4- B.
W. M. De Jongh voor het gerechtshof to
's Gravenhage.
Donderdag is met de behandeling dezer
zaak voor het hof een aanvang gemaakt.
Zooals men weet, wordt De Jongh beschul
digd van lo. wegvoering van eeu minder
jarige 2o. doodslag mot voorbedachten
rade en 3o. bij naamloos geschrift bedreigen
niet moord.
Te 10 uren nam de zitting een aanvang.
De beschuldigde was in een celwagen,
geëscorteerd door maréchaussees naar de
audiëntiezaal gebracht. Do gereserveerde
en publieke tribunes waren eivol; ook waren
er vele dames. De beschuldigde, zeer netjes
gekleed met een Havannah overjas, werd
binnengeleid en boog zich voor den Hove.
Op zeer verstaanbare wijze vermeldde hij
zijn naam, ouderdom, beroep en woonplaats.
De voorlezing van het arrest tot terecht
stelling en van de akto van beschuldiging
was te 11 uren geëindigd.
Tegenwoordig waren 49 getuigen a charge
en 3 vanwege de verdediging opgeroepen.
Niettegenstaande de afwezigheid van en
kele getuigen, werd met de behandeling
der zaak onmiddellijk voortgegaan.
Bij het noemen van den naam van Mus
quetier ontstond eenig gedruisch, wat den
president aanleiding gaf te zeggen, dat bij
de minste beweging de publieke tribune
zou worden ontruimd.
Uit het verhoor, dat De Jongh daarna
onderging, bleek dat hij indertijd naai
de Oost heeft overgeteekend als sergeant,
op grond der nieuwe regeling van den
cursus door den Minister van oorlog, waar
door zijn carrière werd bemoeilijkt.
Een hartziekte was de reden van zijn
terugkeer naar Nederland. Zijn plaatsing
ais volontair aan het Departement van Ko
loniën had hij te danken aan de protectie
van zijn oom, de overste De Jongh. Op
den dringenden raad van den president
om zijn gemoed te ontlasten, en op de
vraag of zijn plan een gevolg was van
langdurige foltering, antwoordde de be
schuldigde, in afwijking van zijne verkla
ring voor den rechter-comm., dat hij eenige
weken te voren het denkbeeld tot de mis
daad opvatte. De Jongh verklaarde nog,
dat hij het noodige had uit zijne betrekking
en de steun zijner moeder, alsmede uit de
bescherming en financiëele hulp zijner fa
milie. De President vroeg, of er bij hem
ontevredenheid wegens zijn toestand be
stond, waarop hij antwoordde «Neen,
ik werd beheerscht door de slechte zucht,
die wel eens meer zich van iemand meester
maakt". Door het lezen van romans is hij
op het denkbeeld gekomen om geld te vor
deren. Hij had de Hollandsche Illustratie,
waarin hij den roman «De twee moeders"
las, handelende over het stelen van een
kind door eene familie, uit vrees dat haar
eene erfenis zou ontgaan. Marius kende
hij slechts van aanzien. De fam. Bogaardt
heeft hem nooit iets in den weg gelegd.
Hij gevoelde al het verschrikkelijke van
het plan, en ook dat straffeloosheid zijn
deel niet zou zijn, of dat hij ontsnappen
zou aan de gerechtigheid. De wijze van
uitvoering van het plan, zooals in de akte
van beschuldiging is beschreven, erkende
hij. Overigens bleef hij volharden bij het
geen hij den rechter-commissaris heeft be
leden.
Verschillende getuigen werden daarop
gehoord, die het vroeger vermelde beves
tigden. Sommigen verklaarden bij het ver
nemen der misdaad niet aan wraak te heb
ben kunnen denken.
De meeste getuigen verklaarden echter
den beklaagde niet zeker te herkennen als
de man, met wieu zij in aanraking zijn
geweest. Noch de dienstbode bij den heer
Bouscholte, noch de koetsier, die Marius
met zijn ontvoerder heeft gereden, kan
zeker zeggen, dat De Jongh de man is
die dit deed.
Getuige Musquetier was zeer aangedaan
en kon slechts met moeite antwoorden.
Hij verklaarde, dat De Jongh iemand was
van een bedaard karakter en opmerkelijk
kalm. Van wreedaardigheid had hij nooit
iets bij hem bemerkt. Hij herkende den
stok als in vorm en kleur overeenkomende
met dien, welken De Jongh hem eens heeft
laten zien op zijn kamer. Het verhaal van
zijn bezoek na den moord bij de weduwe
De Jongh was hetzelfde als hetgeen vroeger
reeds is gemeld.
Bij het hooren der getuigen a decharge
kwam de quaestie aan de orde, dat De
Jongh zijn bekentenis zou herroepen hebben
in den brief, die ontvangen zou zijn door
mevrouw De Jongh.
Die brief, waarin stond dat De Jongh
de schuldige niet was, werd door den ge
tuige Van Schermbeek gehouden voor een
farce, zooals er meer betreurenswaardige
farcen bij deze zaak hebben plaats gehad.
De brief droeg het postmerk Rotterdam en
was geschreven met een keukenmeidenhand.
Het getuigenverhoor is dien dag afge-
loopen
De beschuldigde werd nogmaals onder
vraagd en bleef zijne bekentenis handhaven,
dat hij de misdaad heeft gepleegd, maar
vooraf geen plan had beraamd om te dooden
In eene volgende zitting onderging de be
schuldigde een nader verhoor en bleef hij
volhouden wat hij gisteren verklaarde, spo-
ciaal dat hij niet vooraf plan had gehad Ma
rius te dooden, daar dit denkbeeld hem niet
eigen kon worden. Opmerkzaam gemaakt,
dat hij daartoe toch in staat bleek, bleef bij
bij zijne verklaringen.
Do verdediger, mr. Van Rossum, ver
zocht een nieuwen getuige, Bouman, schoen
maker, te hooren, die hem gezegd heeft, dat
hij van zekeren bij hem inwonendon heer
Van der Smissen, thans in Indië, ter repa
ratie had ontvangen een degenstok, dien hij
ten zijnen huize aan De Jongh had zien
overhandigen, terwijl hij in eene aangren
zende kamor een gesprek had gehoord over
f 75000, waarin de naam Bogaardt werd
genoemd. De Procureur-generaal verzelte
zich krachtig tegen het hooren van dezen
getuige, op grond zijner ongunstige antece
denten, doch het bof gelastte zijne verschij
ning ten hove. Aarzelde Bouman aanvanke
lijk den degenstok te herkennen als dien
door hem gerepareerd, later meende hij dat
bet dezelfde stok was, boewei iets donkerder
van kleur. Hij had De Jongh meeim ilen bij
Van der Smissen thuis gezien en zeide, dat
zij als twee broeders op elkaar gelijken. Ge
tuige Van der Grijp weersprak dat, terwijl
de getuigen Pahud en Veenendaal van dege-
beele mystificatie nietsgeloofde. De boschul-
digde hield vol den stok gekocht en zelf ge
repareerd te hebben. Hiermede was dat in
cident geëindigd.
Daarna nam de procureur-generaal bet
woord
In eene uitvoerige rede verklaarde deze
de feiten volledig bewezen, ook den dood
slag, alsmede dat die doodslag is gepleegd
met voorbedachten rade, na eveneens reeds
zonder dien voorbedachten rade doodslag te
hebben gepleegd met het doel om twee mis
daden te voorkomen.
Zijn requisitoir luidde levenslange tucht
huisstraf.
Bij dit requisitoir bleef de beschuldigde
even kalm en onverschillig als gisteren.
De verdediger mr. Van Rossum droeg
hierop zijne verdediging voor. Daarin deed
hij uitkomen, dat bij den beschuldigde te
gen zijn uitdrukkelijken wil verdedigde en
alleen uit een maatschappelijk oogunt zijne
verdediging voerde. Hij stelde voorop, dat
bij de bepaling der mate van straf gelet be
hoort te worden op den gemoedstoestandvan
beschuldigde, wiens droevigeu levensloop,
bekrompen omstandigheden en andere we
derwaardigheden pleiter schetste. Pleiter
wankelt iu zijne overtuiging, dat De Jongh
de schuldige is niettegenstaande zijne be
kentenis, waarop de geheele instructie on
alle getuigenverklaringen rusten. Daarom
wenscht bij geen veroordeeling om den wil
van beschuldigde of zonder overtuiging dat
hij schuldig is. Overigens betoogde hij op
verschillende gronden, dat de premiditatie
niet bewezen is.
Hij wees er op hoe, waar het O. M. allo
punten der bekentenis aanneemt, dit juist de
halsstarrige verklaring van De Jongh, dat
bij niet het voornemen had te dooden, on
aannemelijk acht. Uit de herhaalde belofte
om den knaap aan de ouders terug te zenden
blijkt juist, boe beschuldigde dat moordda
dig voornemen niet had.
En resumé trachtte pleiter aan te toonen
dat men hier te doen heeft met iemand,
die volgens zijn aard, natuur en andere
antecedenten niet levenslange tuchthuisstraf
verdient, omdat hij een man is die nog
roeping kan vervullen en niet is degeen,
zooals hij zich bier heeft voorgedaan.
Bij zijn repliek heeft de procureur-gen.
Musquetier verdedigd tegen de ongegronde
verwijten en te kennen gegeven, dat hij
als eerlijk man en braaf soldaat heeft ge
handeld met goedvinden zijner kameraden.
De verdediger deed ten slotte nog nader
uitkomen dat hij geen vrijspraak van De