Toen in de eerste week van Februari 1953, terwijl overal de redding van mens
en dier nog in volle gang was, een eerste voorlopige balans van de grote over
stromingsramp, welke Nederland, België en Engeland had geteisterd, kon worden
opgemaakt bleek al spoedig dat het eiland Schouwen en Duiveland van alle
getroffen gebieden het meest te lijden had gehad.
Ruim 16.000 ha goed polderland overstroomd, d.i. 80% van het gehele eiland;
534 mensen verdronken; in de twee zwaarst getroffen dorpen Ouwerkerk en
Nieuwerkerk elk 15% van de bevolking. Een zeer geïsoleerde ligging waardoor
zowel bij het reddingswerk als bij de eerste actie's voor dijkherstel grote moeilijk
heden te overwinnen waren bij het vervoer van mensen en aanvoer van materiaal
en materieel. In de gezamenlijke buiten- en binnendijken 54 stroomgaten, waar
onder een aantal zeer grote en ernstige breuken; bovendien tientallen kilometers
dijklengte zwaar beschadigd.
Het is dan ook geen toevalligheid, dat
de opdracht om dit eiland te redden
werd gegeven aan de Dienst dei-
Zuiderzeewerken en dat in het kader
van deze opdracht de werken aan de
nieuwe inpolderingen in hetljselmeer
practisch werden stil gelegd. Al het
grote materieel dat daar in bedrijf
was, werd in de volgende maanden
naar Schouwen en Duiveland gediri
geerd en zeer doelbewust werd de
gehele ervaring van "Waterstaat" op
gedaan bij het maken van de Afsluit
dijk, het indijken van de Zuiderzee
polders, alsmede, die opgedaan na de
oorlog bij de herwinning van Walche
ren, gericht op het ene, grote doel
„voor de winter de dijken van
Schouwen en Duiveland weer ge
sloten, de zee uitgebannen en de
zwaar beschadigde dijkgedeelten
naast de gaten weer veilig voor na-
jaars- en winterstormen". Wetenschap
en praktijk reikten elkaar de hand. In
het Waterloopkundig laboratorium
te Delft werden modelproeven opge
zet en uitgewerkt. Studiediensten en
tekenkamer rekenden en tekenden,
maar als aanvoerders en begeleiders
van de materieelstroom streken ook
de grote „natte" aannemersbedrijven,
gehuisvest vaak in hun grote kantoor-
en woonarken, overal op het eiland
neer en in het eertijds zo vredige
Zierikzee gonsde het al spoedig van
de drukte en de werkdrift. Het straat
beeld werd beheerst door mannen in
lieslaarzen en een dragline die zich
moeizaam door de nauwe stadsstraat -
jes perste baarde nauwelijks meer
enig opzien.
Aan de opdracht werd voldaan. Vrij
dagnacht, 6 November werd het
laatste gat bij Ouwerkerk geblok
keerd, maar in al de lange, lange
maanden leefden zowel de bewoners
als de dijkdichters onder een grote
spanning, want bij dit soort werk kan
niemand tevoren het succes garan
deren.
In laatste instantie is dit een gevecht
tegen de natuur. Een ongelijke strijd
van de sterke, twee maal per etmaal
onvermoeid terugkerende zee, tegen
menselijke list en kunde, de mens ge
wapend met moderne technische
hulpmiddelen als grote zuigers, bag
germolens, draglines en kranen,
mobilofoon en natrium-verlichting;
maar dezelfde mens o zo klein als hij
midden in de nacht bij stormweer in
een verlaten landschap staat op de
kruin van een dijk en luistert naar het
beuken van de golven op het dijk-
beloop.
En we kunnen dan ook rustig vast
stellen, dat als de maanden Februari,
Maart en April de weersomstandig
heden hadden geleverd, waarop wij
dan recht hebben of als de najaars
stormen in Sept. of Oct. waren losge
komen, dan zou het land van
Schouwen en Duiveland naar alle
waarschijnlijkheid thans nog niet aan
de zee zijn ontrukt en dan zouden de
bewoners van Ouwerkerk en Nieuwer
kerk Oud en Nieuw hebben moeten
vieren op hun dorpseilanden midden
14
Verrijzend Nederland