No. 19.
12 Mei 1883.
6e Jaargang.
EEY BOEK IY DEY ZOMER.
Dit blad verschijnt iederen Zaterdag.
De prijs per halfjaar f 0.25, franco per post f 0,50,
waarover per halfjaarlijksche kwitantie
wordt beschikt.
ADVERTENTIEN
voor Vrijdagmorgen 10 uur te bezorgen bij den
uitgever J. A. KOSS, Goes.
Dienstaanbiedingen en
Dienstaanvragen worden geplaatst tegen 5 cent
en Advertentiën tegen 6 cent per regel.
GrooteLetters en Afbeeld, naarplaatsrnimte.
Advertentiën, alsGeboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende
Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den geringen prijs van 25 cents.
Staatsspoor Ylissingen Breda.
Breda
Prinsenhage
Liesbosch
Etten-Lenr
Hoeven
Seppe
Roosendaal
Van Breda naar Vlissingen
Wouw
Borgen op Zoom
Wocnsdrccht
Rilland-Bath
Krabbendijke
Krniningen
Vlako
Biezelinge
Goes
's-Heer Arendsk.
Arnemuiden
Middelburg
6,30
6,
,42
1,49
6,56
7, 6
7,15
7,28
7,40
7,49
7,58
8,11
8,17
8,27
8,83
8,43
9.13
9,21
9,30
10, 6
10,21
10,37
10,51
11, 1
11,13
11.36
11,45
11,50
12* 3
12,11
12*28
12.37
11,12
2,12
2,30
11,39
11,53
12, 3
12,14
12,23
12,36
12,42
12,
12,57
1, 8
1,17
1,25
1,40
1,50
2,—
2,50
3,
3,12
3,30
,41
,56
4, 3
4,19
4,25
4,37
4,48
4,58
5,14
5,25
5*35
6,32
6,58
7,20
8,12
8,37
8,44
8,20
8,50
9,—
10,—
(1 Nov.
7,30
7,36
7,42
7.49
7,56
8, 6
8,15
8,52
9, 2
9,12
9,21
9,34
9,40
9.50
9,55
10, 2
10,10
10,18
10,31
10,38
10,48
1883.)
(S)V
Middelburg
Arnemniden
's-Hecr Arendsk.
Goes
Biezelinge
Vlake
Kruiningen
Krabbendijke
Rilland-Bath
Woensdrecht
Bergen op Zoom
Wouw
Roosendaal y
Scppe
Hoeven
Etten-Lcur
Liesbosch
Prinsenhngc
Breda A.
Winterdienst.
Yan YlisslDgen naar Breda.
5.50
5,59
6, 6
6.20
6,28
6,39
6,46
6.51
7, 1
7, 8
7,22
7,32
7.44
7,54
9, 5
9,15
9.21
9,82
9,39
9.45
9,50
6,50
7,-
8, 9
8,47
9,12
7,20
a
7,29
8,40
9,30
9,40
9,47
10,—
10, 9
10,17
10,24
10.29
10,39
10,45
10,58
11, 9
11,21
11.30
11.43
12, 4
12,16
1,40
1,52
1.59
2,12
2.21
2,29
2,36
2,43
2,52
2,58
3,11
3.22
3,34
3,43
3,51
4,11
4,23
5,10
5,25
5.33
5,49
6
(6,13
6,21
6.38
6,45
7
7,14
7.28
7,88
8.39
8,49
8,55
9 5
9,12
9,18
,10 9,23
4,45
7,20
7,32
7,:
7,54
8, 3
8,16
8,23
8,28
8,38
8,44
9, 3
9,15
9,26
9,36
9,48
n
10* 8
Als in het najaar de avonden langer gaan wor
den en vooral als de winter komt, wekken wij el
kander tot lezen op en wijzen op de goede gelegen
heid, die er is voor allerlei lectuur en dus ook
den weg, om die lange avonden nuttig door te
brengen.
Is de winter eenmaal voorbjj, maakt bet zonnetje
zjjne bezoeken al wat langerdan behoeven we niets
te zeggen, want de boeken worden aan den kant
gedaan en als men al niet langer werkt, dan zoekt
men eene andere uitspanning of tjjdverdrjjf. De biblio
theken die in den winter voorraad verschaffenwor
den gesloten.
In den zomer leest men niet, tenzjj men tot die
klasse van stervelingen behoortdiezonder schade
voor hunne beurs, over ledigen tjjd kunnen beschik
ken of zich die verschaffen.
Men zou daaruit kunnen afleiden, dat de zomer
al heel weinig voor den geest oplevert en dat, schoon
men juist niet behoeft te lezen om wjjs te worden,
de gelegenheid tot kennisverzameling gesloten wordt,
als men zich daartoe zoo prettig zou kunnen zetten.
Doch dat zou een bepaald misverstand zijn en aan
leiding kunnen gevendat men den zomerdie in den
laatsten tjjd toch niet door groote aantrekkeljjkkeid
uitmunt, bjj den kouden winter ging achterstellen.
Men kan toch wel lezen zonder gedrukte boeken,
en wel wjjsheid verkrjjgen zonder te suffen in de
geschriften van vroegeren en lateren tijd.
Twee boeken als ge het zoo noemen wilt, liggen
ook den ganscben zomer voor ons open, de rijke
vroolijke natuur met bare duizendvoudige wenken en
lessen en de gelegenheid tot ontwikkeling onzer ver
mogens, zooals het leven ons die dageljjks biedt.
De boekerjj daarbuiten heeft boven alle anderen
veel voor, ware het alleen, dat men daar bjjeen vindt,
wat voor alle smaken geschikt is, zonder dat het
eene deel boven het andere, als alleen goed, kan wor
den aangeprezen.
Men vindt er heel ouderwetsche hoeken, waarvan
do band u reeds doet denken aan iets uit eene vorige
eeuw, dat voor sommigen bij uitsluiting kost naai
den mond is. Denkt maar eens aan die oude stevige
eikeboomen, die u zeggen, dat degelijkheid en kracht
samengaanterwijl er anderen zjjnook oud en dik
maar daar niet veel van te maken valt.
Denkt eens aan dat jeugdig en teeder schoondat
het veld en de tuin ons te aanschouwen geven, en
dat, terwijl het een veelzijdig onderwijs voor ons
geeft, tegelijk naar eene altijd voortgaande en ver
nieuwende kracht wjjst; dat juist zoo schoon is, om
dat het door jeugd en frischheid ons aanlokt, zoo
ais het pas verschenen boek in fraaien bandnaar de
eischen van den nieuweren tjjd.
De stroeve en sombere denkers of suffers en de
luchthartigen en oppervlakkigenallen hebben de hand
om zoo te zeggen, maar even uittestrekken en het
is zeker, dat zjj een goede greep doen.
Maar 't gaat met die natuurboeken als met zoovelen
uit de boekerjj. Voor den een blijven ze gesloten en
de ander legt ze uit de handen, zonder er iets uit
geleerd te hebben. Hjj neuzelt er in en leest zonder
nadenkenals het hem maar voor een oogenblik ver
strooit dan is het genoeg.
Lezen is niet het onvruchtbaar kennis maken met
de gedachten van anderenmaar veelmeer het ver
zamelen van denkbeelden, die onze geest verwerken
moetom ze vruchtbaar te maken.
Uit de papieren boeken kan men geleerdheid halen
de wjjsheid wordt door de studie der natuur, door
de studie des levens verkregen. Wij worden geene
degeljjke monseken enkel en alleen door boeken. Het
ontwikkelen onzer vermogens, het getrouw volbren
gen van de levenstaakvormt om aan onze bestem
ming te beantwoorden.
En met hoeveel welsprekenheid worden wjj daar
toe opgewektals het oog leergierig rust op den in
houd dier hondorde boekendie ons daarbuiten wor
den aangeboden.
Heeft een wjjze der oudheid terecht gezegd, dat
hjj, die in den zomer vergadert, verstandig is, tel
kens hernieuwt zich de ervaringdat wie des zomers
voorraad opdoet, den winter met gerustheid ziet naderen.
Reeds dit eenedat het schoone jaargetijde voor
het volgende geeftbevat een wenkniet te veront-
aehtzamen en toch zoo dikwjjls vergeten.
En zal men nu zeggenmaar 't is haast geen zo
mer, omdat er geen onafgebroken zonnesehjjn is en
men alles veel mooierdat is, veel meer naar den zin,
zou v^illen hebben?
Maar lezen wij dan ook in het groote boek, dat