gemaliljik weder op ordo. Doch ook, al hoeft de zo mer oude zonden goed te maken, is het goed aan de toekomst te deukenon vooruit te zienwat zeker komen moot. 'tKnn maar om een enkele kwaden zomer te doen zijndie den overgang maakt tot een beteren tijd en ieder zal het toch wel het verstandigst vindendrie maanden van inspanning, om de overigen onbezorgd te kunnen zijnte doorworstelendan maar altijd in den ouden sleur voorttegaan en daardoor de zaak omtekeeren drie goede maanden tegen negen waar van men geen doorkomen ziet. Men zou zich den weg tot het verkrijgen van on misbare hulp veel korter maken, als er met eigen zorg begonnen werd en men niet zorgeloos, zonder vooruitkijken was voortgegaan. Men zouen dat mag wel voornamelijk genoemd worden, vrij wat minder afhankelijk zijn en dubbel genieten vau hetgeen door eigen voorzorg was ver kregen. Zoo zou aan den eenou kant menig gegrond ver wijt ophouden en aan den anderen kant een veel ge ruster en aangenamer leven geleid worden. Om die reden vinden wij het zoo kwaad niet, in den zomor vooruittckijkcn naar den volgenden win ter; de behoefte zoo eens te overrekenen te zien wat en op hetgeen de zomer aanbrengtkan worden be spaard en desnoods eene kleine opoffering zich to getroosten, waardoor groote ellende kan worden voorkomen of gelenigd. Men moet in zijne gedachten den volgenden win- L - v>Xj -1vmouwuuigucacu uiOU, XJII zuchtte Klara. „Ik heb mijne moeder nooit gekenden vader was van haar dood afaan vreemde handen over geleverd. Hij is ook zielsgoedmaar schrikkelijk zwak en de oude Bella, die reeds sedert vijftien jaar onze huis houding waarneemten die hem eens in eene zeer zware en gevaarlijke ziekte met alle opoffering van haar eigene gezondheid heeft verpleegdheeft bij hem veel invloed. Zij zelve is daarentegen trouw aan hem gehecht, en dat ik, zijne eigen dochterdoor hem bemind word, heeft haar bijna jaloersch op mij gemaakt. Ik geloof dat zij de zaak veeleer zoekt door te drijvenom mij te verwij deren om geheel alleen meesteres in huis te zijn dan nit bewondering en ingenomenheid voor mijn aanstaan de. Vader en Bella drongen er beide bij mij op aandat ik mijne toestemming zou geven, ik zelve had niets tegen hemwant zijne schitterende hoedanigheden had den mij verblind, en het streelde mijne ijdelhoid dat hij mij hoven allen de voorkeur gaf, en toen hij den volgen den morgen kwam. „Toen gaaft gij het jawoord En hebt gij daar nu be rouw over?" fluisterdo Elisabeth. „Ik weet het niethernam Klara„er is een twee strijd in mijn binnenste, ik vrees dat ik mij ongelukkig zou gevoelen, als ik hem moest missenen tevens vrees ikdat ik mij niet gelukkig zou gevoelen aan zijnezijde." „Maarlieve beste Klarahervatte Elisabeth„kunt gij eene gegronde reden opgevenwaarom gij uwen bruidegom wanueer gij hem eenmaal bemind hebtniet nog kunt beminnen V" Klara zag nadenkend voor zich. „Ja tochwellicht een enkelezeide zij„hij speelt en ik heb hem vaak verzocht, uit liefde voor mij vau het spel af te zien doch desuiettemin is hij verleden week zoo als ik uit zeer goede bronnen weet, weder te Ems geweest." „Ik praat nu al een geruimen tijd met uzeide Eli sabeth en ik kan er nog niet achter komenwat gij ei genlijk tegen hem hebt. Dat hij speeltnu ja ik geef toe, dat is niet goed, maar nit liehls totu, zal hij het misschien toch wel laten en voor het overige? Gij zult mij toch wel toegevendat dit geen grond isom aan zijno liefde voor u te twijfelen." „Ik kan ook eigenlijk niet juist bepalenwat ik tegen hem hebhernam Klara zuchtende„hetligt in duizend men wat mede, dat in den winter het vooruitkijken zegenen doet. SE8ER1 A ar B, Groningen30 MeiGisteren had de jaarlijksche vergadering plaats der hier bestaande Vereeniging voor dienstboden die zich ten doel stelt den wel stand van mannelijke en vrouwelijke dienstboden te bevorderen. Lit het uitgebracht verslag bleek, dat door de besteders der vereeniging, B. G. Barlinck- hoff en vrouw, van Mei 1S82 tot Mei 1883 zijn be steed 383 dienstboden. ALLE R 1, E I, Te Meppenover de Pruisische grenzenwoont eene weduwe George, geboren Pinaid, die 116 jaar oud is. Haar man sneuvelde ia 1814 door de hand van een Fransch soldaat. Na dien tijd is zij reeds weduwe gebleven. Ze is zeer welvarend, bezit nogal haar ziusvermogens en praat gaarne over het ver- ledene. Uit Motala (Zweden) schrijft men: Hoe gevaarlijk het isdat kinderenzooals dikwijls geschiedtde pitten van kersenpruimenenz. opetenblijkt uit een alhier voorgekomen geval van vergiftiging door blauwzuurhetwelk deze pitten in zeer groote hoe veelheid bevatten. Een omstreeks vierjarig meisje had met eenige andere kinderen ker3epitten opgegeten fv5a&,...RiLri!eu eeirvuWg bloempje, maar hij geeft nooit bloemen ten geschen ke, ja hij houdt zelf niet van bloemen en kan er den geur niet van verdragen." „En wat meer?" Hij spot met den godsdienst en hij weethoe veel ver driet hij mij daarmede doet." „Dat is niet goed van hem." „Het ergste van alles is echter hij heeft geen gevoel. Daarvan heb ik Teeds meermalen bewijzen gezien. Als wij bij voorbeeld in de opera zijn, blijft hij bij de treffend ste tooneelen koud en ongevoelig nog nooit heb ik een traau in zijn oog gezien." „Dat zegt nog niets togen zijn gevoel. In de opera ziet men wel eene menigte jonge meisjesdie koud en onge voelig blijven bij de treffendste tooneelen. Maar daaruit moet gij niet opmakendat het hem aan gevoel zou ont breken wanneer hem of een der zijnen eens iets derge lijks zon overkomen." „Misschien hebt gij gelijkzuchtte Klara maar dan zijn zijne gedachten zeker bijna altijd met andere dingen bezig wanneer lip bij mij is. Hij kan langen tijd duister voor zich heen zien en springt dikwijls verschrikt op, wanneer ik zachtjes mijne hand op zijn schouder leg." „Maar, lieve kind, hij denkt aan zijne zaken. Wie weet wat hij al in zijn hoofd heeftmaakt u daarover toch niet bezorgd." „Ik heb het u immers vooraf reeds gezegdhet zijn al len kleinigheden op zich zeiven beschouwdmaar wan neer het hart eenmaal wantrouwend is geworden, dan treft een blik een gedachteloos woord, eene onoplettend heid die wij anders niet eens zouden opmerken. „Zeg eens Klarasprak Elisabeth terwijl zij hare vriendin scherp in de oogen zag, „beantwoord mij of liever u zelve deze eene vraagbemint gij Berger met al de opofferende liefdedie noodig isom hem uwe geheele toekomst te wijden?" Er volgde eene lange pauze. Eindelijk sprak Klara zacht: „jaik geloof het." „Gij gelooft hetKlaartjc?" „Ik geloof het zeker." Elisabeth wilde er nog iets op antwoordenmaar daar on het gesprek werd kwamen Oato en Rosa aanspringen daardoor op eens afgebroken. Klara kou ook niet langer d blijvenhaar vader had haar verzocht spoedig terug te kleinigheden die op het oog onbeduidend schijnen doch komenen de meisjes gingen uiteenmet de stellige be- die afieu te zamen genomen, mij de toekomst duister j lofte, elkander spoedig weder eens op te zoeken, doen inzien." f Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1883 | | pagina 5