FEUILLETON. BEHOUDEN. Dit blad verschijnt lederen Woensdag en Zaterdag De prijs per halfjaar f O.aO, franco per post f 0,90, waarover per halfjaarlijksche kwitantie wordt beschikt. Afzonderlijke nommerszijn a 1 cent verkrijgbaar. ADVERTENTIEN voor Dinsdag en Vrijdagmiddag 22 aur te bezorgen bij den uitgever J. A. ROSS, Goes. Oplaag 1500 Exemplaren. Dienstaaii vragen worden geplaatst tegen 5 cent en Ad verten tiën tegen 6 cent per regel Groote Letters en Afbeeld, naar plaatsruimte. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen. Advertentiëu, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig C c 11 ts. VAN DE REIS. Aan alle dingen komt een eindeook aan de va- cantie van een courantenredacteur, die in den regel zich niet beklagen kandat men hem te veel vrij laat. Toch is bet wel goeddat bij eens voor een poosje de pen kan nederleggen. De gedachten moe ten even als de krachten nu en dan verfrischt en vernieuwd worden. De inhoud van bet vat moet aan gevuld eer men het leeg tapt en wie altijd aan bet woord is moet nieuwen voorraad opzamelen en op afwisseling bedacht zijnzal bij op den duur aan dachtige hoorders of lezers vinden. De redacteur van het Volksblad beeft gednrende eenige weken een ander voor zich laten spreken en bij twijfelt er niet aanof wie de verstandige wen ken van Piet Ploegers bewaard beeft, die zal nog wel eens daaraan herinnerd en zoo wij hopen daar door voorgelicht worden. Thans is de onde bekende weder aan bet woord en men zal bet wel natuurlijk vindendat hijnog onder den indrnk SV/wat bij zaghoorde en ondervondeen en andffpbliit zijne reisherinnering grijptom er zijne lezers mede bezig te honden. Men behoeft zeker niet ver te gaanom de op merking te makendat de beele wereld in onzen tijd mobiel is. Want wie geene badplaatsen in het bui tenland of lustoorden in eigen land bezoeken kan, die gaat met een pleiziertrein eens een kijkje nemen, waar bij nimmer was. De provinciale kleederdrach ten die gij in onderscheidene plaatsen bij een vindt, bewijzen bet n, dat de provinciebewoners zich niet schamen onder de beweeglijke menigte zich te scha ren en wie verschillende deelen van het land bereist, zou al licht kunnen denken, dat onze landgenooten 45) Naar het Engelschvan Hugh Conway. Gedurende den rit naar het gerechtshof vroeg ik Grant, wat hij van de hangende zaak wist. „Niets," zei bij openhartig. „Ik baat alle moord geschiedenissen, ik lees er zelfs liever niet over. Ik weet natuurlijk, dat sir Mervyn Ferrand vermoord werd en dagen lang onder de sneeuw bedolven lag. Dat is al wat ik er van weet." „Wie is de beschuldigde „Dat weet ik niet. Uit uwe belangstelling maakte ik op, dat gij hem kendet." „Zal bij schuldig verklaard worden „Ik weet bet niet. Wacht evengisteren hoorde ik iemand, die goed op de hoogte is, beweren, dat de beschuldiging op zeer zwakke gronden berust. Hij twijfelde er aan of de jury hem schuldig zou ver klaren." Toen ik dit boorde drukte ik Philippa in stilte de handik voeldedat zij beefde. In weinige minuten waren wij aan het Gerechtshof. Wij begaven ons niet naar deu hoofdingang, want die was niet te bereiken door de dichte volksmenigte welke er voor stond te wachten. Wij hielden op voor eeue zijdeur en Grant kreeg weldra iemand waarschijnlijk een inspecteur van politie, in betoog. in den zomer eens onderling van woonplaats verwis selen en het minder mooie bij anderen verkiezen bo ven het schoone, dat eigen omgeving hun aanbiedt. De reiswoede is eene koortsdie besmettelijk is, en het laat zich gemaklijk verklarendat wie jaar in jaar uit altijd in straat of steeg op dezelfde buren zit te kijkenreislustig wordt, hetzij hij hoort van „het rij den over de huizen te Rotterdam", of „van de Zwit- sersehe bergen op wier top men de handen in de wolken wasschen kan Maar, eer men een oordeel over die zoogenaamde kwaal van onzen tijd velten met de naargeestigen jammert, dat de menschen hoe langer zoo meer uithuizig worden, mag men wel in aanmerking nemen, dat een spoorwagen vol reizigers lang niet alleen pleizierreizigers bevat. Dikwijls is het op het gelaat te lezen, of wordt het uit ge sprekken opgemaakt, dat hoe pleizierig het reizen schijnt, velen liever tehuis waren gebleven, of een voudig den stroom volgen, omdat ja omdat het zoo de mode is. Ze zijn er, die uit verveling reizen, en het niet bedenken, dat als men in zijn hnis, in zijn kring, onder zijn werk zoo gemaklijk door verveling wordt aangegrepen, diezelfde gewaarwording ook elders wordt opgewektals men al spoedig verzadigd is van wat men ziet. Het rusteloos heen en weder trekken bewijst genoeg, dat. men daarbuiten evenmin vindt, wat men tehuis vergeefs zocht, en dat er maar en kelen zijndie door natuur- of ander schoon zoo worden aangetrokken en geboeid dat zij zich daarin tehuis en prettig gevoelen. Gelukkig voor hen, dat ze de onaangenaamheden, die op elke levensreis zich voordoen, in den vreemde minder schijnen te gevoe len of te tellen. Wie tehuis, niet op zijn wenken ge diend, zich beklaagt over zijne trage of onwillige dienstbaren, zit met geduld te wachten als hjj in Hij onderhield zich een oogenblik met hem, met het gevolg, dat wij aan zijne zorg toevertrouwd werden. „Eigenlijk is dit tegen de wet"fluisterde hij mij bij het afscheid nemen toe. „Het zal u eene groote fooi kosten." Wij volgden onzen gids, Philippa leunde zwaar op mijn arm, hoewel zij met vasten tred voortging. Ik weet nauwelijks meer door welke deur wij den tem pel der gerechtigheid binnen traden. De statige agent geleidde ons door steenen gangen en portalen waarin onze voetstappen hol weerklonken en eindelijk be vonden wij ons voor eeue dubbele eikenhouten deur waarboven in ond Engelsche letters geschreven stond: „Gerechtshof." Ik voelde, dat Philippa huiverde en wist, dat het gezicht van die woorden haar al het vreeselijke van onzen toestand, eerst recht deed inzien. Werktuigelijk drukte ik een goudstuk in de hand van den omkoopbaren inspecteur of wat hjj ook ware toen nam ik mijne vrouw bij de hand en door de zware deur, die onhoorbaar op hare hengsels draaide, traden wij in de nog bjjna ledige zaal. Een paar politie-agenten en andere beambteu dwaalden daar rond. Twee of drie personen, die waarschijnlijk op dezelfde wijze als wij toegang verkregen haddenza ten in verschillende hoeken verspreid. Ik leidde Phi lippa de breede trappen op en wees een der harde banken aan, die voor het groote publiek bestemd

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1886 | | pagina 1