S.O.S. NATUUR
Een uil in de stad
Verboden
Bedreigd
IIMliiiïlMl
B
Moeder
aarde: kan
het niet op?
- - v I
N.J.N. -afdelingen
Industrie
KRULLEBAK
IN DE KLAS
WOENSDAG 14 APRIL
achtergrond
mmm
2
Wedden dat hij jou het
eerst pakt!" fluistert
tl'ené in mijn oor.
,Jioezo?" sis ik terug, terwijl
ik voorzichtig over de rand
van de kuil kijk. Niks te zien.
Hij is ons zeker kwijtgeraakt.
Ik slaak een zucht van ver
lichting. ,JHoezo dan?",
vraag ik nog eens, nu duide
lijk meer op mijn gemak.
,JJou, met die korte pootjes
van jou haalt hij je zo in",
zegt hij met een lachje.
Wat een rotstreek!
1Van woede weet ik zo gauw
niks terug te zeggen.
„Grapje, grapje", sust hij
gauw.
Ja, ja, maar ondertussen.
„Kom op", zeg ik kort, „maar
pas wel op datje geen nesten
kapottrapt, want dan kun je:
helemaal wat beleven. Deze
kant op".
Met een ruime boog komen
we in de buurt van de broed
plaatsen. Om bij het hek te
komen, moeten we een flink
stuk over het vlakke land.
Vooral daar is het oppassen.
„Toe maar, jij eerst", zeg ik,
„ik kom wel achter je aan,
want ik kan toch niet zo
hard".
René kijkt nog eens om zich
heen en rent naar de over
kant. En jawel hoor, daar ko
men ze al. Tientallen meeu
wen.
Krijsend scheren ze over on
ze hoofden en proberen René
in zijn hoofd te pikken.
Nog zwaaiend met zijn ar
men staat hij even later puf
fend bij het hek.
„Wist jij dat meeuwen men
sen aanvallen?", hijgt hij.
„Ik schrok me dood"!
„Dat wist ik", glimlach ik „en
ze nemen altijd de langste".
Elke dag verdwijnt er een
plante- of diersoort op
aarde. Sinds het jaar 1900
verloren we 53 soorten vo
gels en werden 18 soorten
zoogdieren uitgeroeid.
Op de lijst van bedreigde
soorten staan op het ogen
blik 345 vogels. 208 zoogdie
ren en meer dan 20.000 plan-
tesoorten.
Hoe komt dat nu?
Veel diersoorten zijn verdwe
nen omdat de mensen von
den dat ze zo'n mooi velletje
hadden of prachtige veren.
Andere werden als huisdier
naar Europa en Amerika ge
smokkeld en stierven daar al
gauw. Tenminste als ze de
lange reis in veel te kleine
hokken en kisten hadden
overleefd. Veel schildpadden
en aapjes werden van deze
handel het slachtoffer.
Andere dieren vinden geen
goede plaats meer om te le
ven en sterven uit. In India
bijvoorbeeld verdwijnt er
steeds meer oerwoud. In dit
oerwoud leeft de tijger.
Doordat het oerwoud ver
dwijnt dreigt ook de tijger uit
te sterven. Hij heeft het oer
woud nodig om in leven te
blijven.
Veel mensen kregen in de ga
ten, dat het zo niet langer
door kon gaan. Straks zou er
geen wilde plant of dier meer
te vinden zijn.
Een voorbeeld uit ons eigen
land.
Duizenden jaren geleden was
Nederland een weelderig oer
woud. Eén van de dieren die
erin leefden was de wisent.
Dit dier lijkt veel op de bison.
Het oerwoud verdween en zo
ook de wisent.
De laatste nog in het wild le
vende wisent werd in 1923 in
de Kaukasus neergeschoten
door stropers. Wel leefden er
nog wisenten in dierentui
nen. Met deze dieren heeft
men wisenten gefokt die in
het wild werden vrijgelaten.
Ook op onze Veluwe wil men
weer wisenten uitzetten. De
plannen liggen klaar, het
wachten is nu op voldoende
geld.
99
Het Zeeuwse landschap is zoiets bijzonders, dat
we er heel zuinig op moeten zijn. Als het ver
dwijnt, gaat ook de typisch Zeeuwse planten- en dieren
wereld verloren. En nergens in ons land is een gebied te
vinden dat op Zeeland lijkt".
Dat zegt Ad Beenhakker, hoofd
van het bureau Natuur en Land
schap van de Provinciale Plano
logische Dienst in Middelburg.
'Zeeland is vooral
uniek', zegt hij, 'door de grote ge
tijdewateren: de Ooster- en de
Westerschelde. Elke dag is het
twee keer vloed en twee keer eb.
Bij hoogwater voert de zee slib
aan dat bij laag water langs de
kust achter blijft'.
'Op den duur ontstaat er een dik
ke laag waar de zee bijna nooit
meer over heen stroomt. Als er nu
allerlei planten gaan groeien, noe
men we deze gebieden schorren.
Zeeland heeft veel van deze schor
ren. Door de Deltawerken ver
dwijnen er echter ook nogal wat.
En schorren kunnen we niet bij
maken'.
"Beenhakker'. „Op de schorren
groeien alleen planten die goed
tegen zout kunnen. Andere plan
ten kunnen het er wel een poosje
volhouden. Maar ze gaan onher
roepelijk dood, als de zee er een
keertje overheen stroomt". „Be
halve zeekraal en lamsoor groeit
op de schorren in de Oosterschel-
de ook het klein slijkgras, dat ner
gens in Nederland te vinden is."
'Er is nog een reden waarom Zee
land iets bijzonders is: 's winters
zoeken veel trekvogels er hun
voedsel. Steltlopers, rotganzen,
kleine zwanen, zilverplevieren,
bonte strandlopers en nog veel
meer soorten vinden hier dan rust
en voedsel'.
'Uit alle streken komen ze in de
winter hier naar toe. Zeeland is
een echt verkeersknooppunt voor
trekvogels'.
'De trekvogels zijn overigens niet
aan de schorren gebonden. Ze zit
ten vooral op graslanden en ak
kers'.
Ook op het land tref je veel bij
zondere dingen aan volgens Ad
Beenhakker. De dijken op Zuid-
Beveland bijvoobeeld. Die staan
vol met talloze vaak zeer zeldza
me planten.
Alleen op Zuid-Beveland groeit
de wollige distel. Maar ruige an
jer, graslathyrus, marjolein en
Zeeuws doornzaad hebben het er
ook uitstekend naar hun zin. Ze
groeien aan de zuidkant van de
dijken, want ze houden van zon.
Fluitekruid en kleefkruid zijn
schaduwplanten en groeien daar
om aan de noordkant.
„Als we dit alles en nog veel meer
willen behouden, dan kost dat
geld", besluit Ad Beenhakker. Dit
jaar trekt de provincie meer dan
één miljoen gulden uit voor de be
scherming van de natuur. Maar
we hebben er met z'n allen ook
iets heel moois voor!
gedicht gedicht gedicht gedicht gedi
Er zijn soms van die dagen
dan zie je het niet meer:
alles lijkt een rotzooi,
iedereen gooit alles neer.
En jij loopt maar te schreeuwen:
mensen pas toch op
jullie verpesten alles voor later,
en ze zeggen: houd je kop!
Je lijkt voor niets te vechten
en je voelt je zo alleen
maar als jij zijn er gelukkig velen,
kijk maar eens goed om je heen!
Marina van den Boogaart
Het is dat ik het zelf gezien
heb, anders zou ik het niet
geloven". Dat zegt Rienk Gene
als hij vertelt over een uil die hij
midden in de stad rustig op een
tak zag zitten. En dat is heel bij
zonder omdat er steeds meer na
tuur verloren gaat.
Dat komt door industrie, woning-
i interview interview
bouw en aanleg van wegen. Voor
al roofvogels zie je steeds minder.
Al lijkt het er de laatste tijd op dat
ze zich wat aanpassen aan de ver
anderingen in de natuur.
Rienk is net als J an-J aap Luij t lid
van de Nederlandse Jeugdbond
voor Natuurindustrie, de N.J.N.
Zij zijn lid van de afdeling Goes en
kunnen er samen heel wat over
vertellen.
- Waarom waren jullie zo ver
baasd toen je die uil zag?
„Een uil is een heel schuw beest.
Ze wagen zich niet op plaatsen
waar het druk is. Dus midden in
Goes verwacht je geen uil te zien".
- Als lid van de NJ.N. wilden jul
lie er meer van weten?
„Wij zijn samen op zoek gegaan
naar de slaapplaats van de uil.
Misschien waren er wel meer".
- Hoe vind je zo'n slaapplaats?
,,'s Avonds gingen we op zoek. Wij
luisterden of we hem hoorden.
Maar dat is niet gelukt. Je kunt de
slaapplaats ook zien. Want bij die
plaats kun je braakballen vin
den".
- Wat zijn dat
Jan-Jaap Luijt: veel reacties.
„Braakballen zijn resten van het
voedsel van de uil. Met zo'n bal
spuugt hij alles wat de maag niet
verteren kan uit. Ze eten hun
prooi, bv. een muis, met huid en
haar op. De resten worden weer
naar buiten gewerkt. Als je zo'n
braakbal vindt, weet je dat in de
buurt een uil moet zijn".
- Jullie zoeken kwam zelfs in de
krant. Heeft dat jullie nog gehol
pen?
„Ja, we hebben heel wat reacties
gekregen. Er waren meer mensen
die uilen hadden gezien. Maar dat
was in kleine dorpjes of in een gro
te tuin. Er was iemand die 14 uilen
in de tuin had".
- Zitten die daar het hele jaar?
„Meestal komt een uil alleen in de
winter dichter bij de huizen. Ze
zijn dan op zoek naar voedsel".
- Jullie zijn lid van de N~.J.N. Wie
kan daar lid van worden?
„Iedereen tussen 12 en 23 jaar die
van de natuur houdt kan lid wor
den. We gaan samen op pad en
bestuderen bloemen, planten of
dieren. Daarna maken we er een
verslag van".
- Jullie horen bij de afdeling
Goes. Waar zijn in Zeeland nog
meer afdelingen?
„Er is een afdeling in Middelburg
en een op Schouwen".
- Zijn er veel leden?
„Niet zoveel. De meeste kinderen
gaan liever naar een sportclub. Er
zijn ook leden die thuis blijven als
het niet zulk mooi weer is. Je moet
er natuurlijk wel wat voor over
hebben".
Heel langzaam beginnen
de mensen te beseffen
dat ze zuinig moeten zijn
met de aarde waarop ze le
ven. Duizenden jaren lang
lieten we de natuur met rust.
Tot 10.000 jaar geleden liet
de mens nauwelijks een
spoor achter in de natuur. De
mensen woonden nog niet in
huizen, maar in de open
lucht aan de oevers van de
rivieren. Ze sliepen vaak in
kuilen en trokken van de ene
naar de andere plaats. Het
waren nog echte nomaden.
Daar kwam verandering in
toen deze mensen steeds
meer aan landbouw gingen
doen. Ze wilden niet langer in
het open veld wonen. Ze wil
den een dak boven hun
hoofd. Bomen werden omge
hakt en er werden hutten van
gemaakt.
De mensen verbouwden op
hun land alleen het voedsel
dat ze voor zichzelf nodig
hadden. Niet meer en niet
minder. Er veranderde dus
nog niet veel in de natuur.
Omstreeks 1500 kwamen er
steeds meer steden. Wegen
werden aangelegd om de ste
den met elkaar te verbinden.
Veel bossen werden gekapt.
Ze veranderden in bos- en
weiland.
De grote klap kwam echter
In de 18e eeuw. Er kwam
steeds meer industrie. Dat
kon door de uitvinding van
de stoommachine. Daarvoor
was steeds meer steenkool
nodig. Veelal kleine steden
groeiden uit tot grote indus
triesteden. De goederen die
men in deze steden maakte
waren vaak bestemd voor
andere delen van het land.
Bredere wegen, kanalen en
spoorlijnen werden door het
hele land aangelegd.
Omdat er ook steeds meer
mensen op deze wereld kwa
men, moest er ook meer bos-
en heidelandschap geschikt
gemaakt worden voor de
landbouw.
Boeren gingen meer verbou
wen dan ze vóór zichzelf no
dig hadden. Er moest winst
gemaakt worden.
In de 19e en 20ste eeuw ging
een groot deel van de plan
ten- en dierenwereld verlo
ren. De mensen vervuilden
hun milieu (water, lucht, aar
de) zonder te beseffen wat ze
deden.
Gelukkig komen de laatste
jaren steeds meer mensen
hier tegen in opstand. Wel
laat, maar een spreekwoord
luidt: Beter laat dan
Scholen die (kosteloos) voor
één of meer klassen De Krul-
lebak willen bestellen kun
nen bellen naar de PZC in
Vlissingen: 01184-15144, toe
stel 17.
Uitgeverij Provinciale Zeeuwse
Courant B.V.
Redactie: M. van den Boogaart,
A. van den Doel, C. de Jonge,
H. Mooibroek, S. Scheers, E.
Reindersma, G. Sanders, J.
Smeekens, I. Timmerman, W.
Verstuijf en W. Wisse.
Adres: Walstraat 56-60, 4381
EG Vlissingen.
Tel (maandag t/m vrijdag, van
9.00 uur tot 17,00 uur): 01184-
15144 toestel 40.
Advertenties: (per brief) Admi
nistratie PZC, Postbus 18, 4380
AA Vlissingen,- of afgeven aan
het PZC-kantoor in Vlissingen
(Walstraat 56-60) of in Middel
burg (Markt 51).