ZEEUWS
Mes van drie dagen
Wie helpt er
mee dialect
te bewaren?
Pakhuizen
dankzij
een plantje
Dag boom
Krieg jie op je dóóze, a je iets
uutvreet? Griepe ze je bie je
póóke? Of maek je khangs op
een troefelinge?
Mevrouw E. J. van den Broec-
ke-de Man uit Vlissingen wil
graag weten welke Zeeuwse
kinderen dit soort uitdrukkin
gen nog gebruiken. Of op een
andere manier willen meehel
pen om de 'Zeeuwse taele' te
bewaren.
„Gewoon Zeeuws bestaat trou
wens niet", zegt mevrouw Van
den Broecke. „Er zijn hier wel
10 verschillende dialecten. Als
we niet oppassen dan sterven
die uit.
Kijk maar hoe weinig (oude)
mensen nog het echte dialect
van hun gebied kennen. Straks
zijn die mensen er niet meer. Ik
moet dus opschieten".
Lijsten
En dat doet ze dan ook. Van 's
morgens vroeg tot 's avonds
laat. Zonder betaling, al negen
jaar.
Ze verzamelt de meest uiteenlo
pende stukjes Zeeuws. Door
met Zeeuwen te praten over
oude woorden en uitdrukkin
gen. Of woordenlijsten maken
waarmee vrijwilligers op pad
gaan. Om uit te vissen wat de
mensen nog weten.
Veel van die helpers zijn lid van
de Zeeuwse vereniging voor
dialectonderzoek. De 87-jarige
mevrouw Van den Broecke is
daar weer de motor van.
Hulp
„Ik wil graag hulp van kinde
ren", zegt ze. „Horen hoe hun
dialect is veranderd. Misschien
ook eens een lijst meegeven om
t opa of buurvrouw in te vullen.
En als het kan wil ik ze weer een
beetje teruggeven van hun ei
gen dialect. Want veel 'Zeeuws'
is eigenlijk gewoon Nederlands.
Maar dan op z'n Zeeuws uitge
sproken. Dat heeft haast nie
mand in de gaten. Zoals 'op je
mieter'.
Taalboek
„Ik hoop dat veel kinderen
schrijven", zegt ze. „Met hun
telefoonnummer erbij. Mis
schien willen ze op school wel
eens wat Zeeuws horen. Dat
kan best. Als we het maar we
ten".
Het adres is: Boulevard De
Ruijter 194, 4381 KG Vlissin
gen.
En stel nu eens dat ze echt iets
gebruikt van wat jij vertelt?
Dan komt het in een van de
taalboeken over de verschillen
de stukjes Zeeland. Met je
naam gedrukt op de helpers-
lijst.
Zeg nou zelf, wie zou daar niet
'stik gröós' mee zijn?
gedicht
Weer een heg weg.
Bomen 30, 60 jaar
kettingzaag
't gaat te gemakkelijk.
Zo'n moord
een paar minuten maar.
De hoge heren die regeren
zouden zich meer
moeten realiseren
dat gewone mensen
hun plezier, weg van sleur
niet halen uit
'nette tegels' voor de deur.
Zo moet ik steeds als ik denk
of fiets langs 'De Sprenck'
oppassen niet woedend
of moedeloos te raken.
Een rotgevoel rest
dat zelfs door die fuut in de vest
hoe mooi hij ook is
niet goed is te maken...
Marina van den Boogaart
Piet Brakman en z'n Bressiaandertjes: van links naar rechts: Johnny, Cristie, Kristel, Ellis, Ingrid, Jeska,
Johnny en Lennart.
„Piet Brakman? Daar komt niks
van terecht", zeiden de mensen
toen Piet nog een kind was. Nu is hij
41. Hij woont in Breskens en bracht
drie l.p's uit. Bijna 10.000 zijn er al
verkocht. Een zanger in opkomst
dus.
Piet Brakman zingt vooral over
Zeeuwsch-Vlaanderen. In het dia
lect. Tekst en muziek schrijft hij
zelf. Hij bespeelt bijna alle instru
menten zelf.
Hij 'mixt' ze in z'n eigen studio in
Breskens. En de kwaliteit is fabel
achtig. Een veelzijdig kunstenaar.
Die mensen van vroeger hadden het
dus goed mis.
-Hoe hen je in de muziek terecht
gekomen?
Jammerplank
Piet: „Ik kom uit een muzikale
familie. Op mijn vijfde speelde ik al
trompet. Ik begon bij m'n opa in de
familiefanfare.
Toen ik 15 was begon ik van popmu
ziek te houden. Ik moest en zou een
gitaar hebben. M'n vader vond dat
ik die 'jammerplank' maar zelf
moest verdienen.
In 2 dagen had ik een vakantie
baantje. En na 3 weken werken had
ik m'n gitaar. Toen ik 18 was speel
de ik in een Country en Western
bandje.
Nu ben ik beroepsmuzikant. Een
paar dagen in de week geef ik
muziekles aan geestelijk gehandi
capte kinderen. Maar de meeste tijd
„Er zijn van die dagen,
dat ik jou zou willen vragen,
vragen, neem me met je mee,
en laat me kind zijn, klein zijn,
vrij zijn, blij zijn,
dromend in de wereld staan,
wat zwerven, en dwalen,
door een bundel vol verhalen,
en een kar vol idealen
achter m' aan".
besteed ik aan muziekmaken en
optreden".
- En lukt het een beetje?
„Pas geleden speelde ik in Terneu-
zen en Hulst", vertelt Piet glunde
rend. „Alles uitverkocht. Ook veel
kinderen in de zaal. Die sturen me
vaak brieven en tekeningen.
Mijn Zeeuws-Vlaamse teksten spre
ken erg aan. Iedereen begrijpt het.
De muziek is modern en vrolijk. Ik
zing meestal over gewone dingen.
Dat herkennen de mensen en waar
deren dat steeds meer".
Kattekwaad
- Waarom is Zeeuwsch-Vlaanderen
zo belangrijk voor je?
„Ik heb hier een geweldige jeugd
gehad. Veel kattekwaad uitgehaald.
De streek trekt enorm.
Ik heb ook nog een tijdje in Holland
gewoond. Maar ik kwam met m'n
gezin terug. Naar de gewone gezelli
ge mensen. En naar de zee, die ik
niet kan missen".
MEEKRAP: mooi oud plantje.
ZIERIKZEE: veel mooie oude pak
huizen. Wat die twee met elkaar te
maken hebben? Nou, alles.
Zonder dat plantje zouden veel van
die pakhuizen niet eens bestaan. En
de achternamen Keur of Poerstam-
per en de Stoofstraat waarschijnlijk
ook niet...
Wanneer het precies begon is onbe
kend. Maar al na 1400 werd het
gekweekt. Mooie plant, goed vee
voer.
Men geloofde ook dat het ziektes
genas. En het kleurde de stoofpeer-
tjes snel rood.
Maar bovenal ging het om de wor
tels. Al snel had men ontdekt dat
daarvan een rode verfstof kon wor
den gemaakt.
Prachtig rood voor lakens, vlaggen,
kleren, verf. Dat vonden mensen
wel mooi. En al gauw kwam er veel
vraag naar meekrap. Vooral vanuit
Engeland. Een buitenkansje voor
de Zeeuwen.
Overal gingen boeren meekrap ver
bouwen. Vooral op Schouwen, Tho-
len en Zuid-Beveland.
Zwaar werk
Het kweken duurde drie jaar. Pas
dan waren de wortels groot genoeg
om te oogsten. Een heel zwaar werk.
Dan werden ze gebracht naar de
meestoof. In een droogtoren met
een oven onderin lagen ze op latten
zolders te drogen.
Daarna werden ze verbrokkeld en
nog eens gedroogd in een andere
langwerpige oven (de eest). Uitein
delijk werd er in het stamphuis
poeder van gemaakt. Dat gebeurde
's nachts, omdat licht slecht voor de
kwaliteit was.
In balen ging het spul via de pak
huizen naar de kopers.
Tot 1868 zijn door de meekrap nogal
wat Zeeuwen rijk geworden. En
toen was het ineens afgelopen.
In Duitsland ontdekten ze een ma
nier om rode kleurstof uit steen-
koolteer te maken. Dat was veel
goedkoper.
Het betekende de ondergang, ook
voor veel mensen. Oude meestoven
werden afgebroken. Of als opslag
plaats gebruikt. Er zijn er nog maar
een paar.
Tot je 15de jaar heette alles wat
scherp was 'bietebau'. En dat
betekende dus: afblijven!
Maar als je dan 15 werd èn je kon
bovendien 3 paarden mennen, dan
was je groot. En kreeg je je eigen
'scheemes' (boerenwerkmes). Om
touwen door te snijden. Bietekop
pen af te slaan. Of't vuil vanonder
je nagels te halen.
Zo'n mes had je voor je leven. Het
was kostbaar en de eigenaar was er
dan ook heel zuinig op.
Later werden ze paeremessen
(paardemessen) genoemd. Liefst ge
maakt van hard palmhout. Boven
op 2 uitgesneden paarden. Vaak
etend uit een bagge' (voermand).
Daaronder een kooitje met een bal
letje erin (het zieltje).
Hoe beter en harder het hout, hoe
meer het rammelt. Onder de kooi
nog een afbeelding, passend bij de
eigenaar (bv. een ploegende boer).
Zieltje
Dat snijden is een echt geduldwerk.
Iemand die het goed kan doet wel
70 uur over zo'n mesheft. De kooi
met het 'zieltje' is het moeilijkst en
kost wel 20 uur werk.
De traditie is voorbij. Maar geluk
kig zijn er nog een paar echte
'paeremessnijers' over, ongeveer 35.
Zo zit de heer Slough uit Vlissingen
nu al 7 jaar haast elke avond te
snikkeren' (snijden).
Doosjes vol zelfgemaakte beiteltjes
en mesjes voor zich. Zelf boordevol
geduld. Met als resultaat een prach
tige verzameling messen en ander
houtsnijwerk.
Hij doet het enkel als hobby. Veel
van de anderen snijden ook voor de
verkoop. Vooral Duitsers zijn er gek
op. En betalen grif 350,- tot 500,-
per mes.
Wat is er nu zo Zeeuws aan Zeeland.
Wat vinden 'importkinderen' van
Zeeland. (Dat zijn kinderen die van
buiten Zeeland zijn gekomen). We
spraken met twee importkinderen:
Rogier (9) en Krishna (14) Rutten
uit Middelburg.
Krishna: „Wij komen uit een dorpje
in Limburg. Eerst leek het me eng
om hier te komen wonen. Maar we
zijn hardstikke leuk opgevangen.
We wonen nu 4 maanden in Zee
land. En we voelen ons hier echt al
thuis".
Pratsj
Rogier: „We spreken natuurlijk nog
met een Limburgs accent. De 'zach-
te-g' dus. Zeeuwen spreken met een
hele harde g. Of ze zeggen een 'h'
tegen een 'g'. Dan sta je toch even
gek te kijken. Vooral als ze 'g'oud in
de kachel gaan doen.
Van sommige woorden dacht ik dat
het goed Nederlands was. Zoals
'pratsj' en 'vreg'. Maar in Zeeland
kennen ze deze woorden niet.
'Pratsj' is modder en 'vreg' is bru
taal. Dialect heeft ook voordelen.
Als ik 'vod' roep, weten ze niet dat
ik kont bedoel".
- Hebben jullie nog meer verschil
len gemerkt?
„Het is hier heel erg vlak", zegt
Krishna. „Je kunt hier lekker fiet
sen. Al staat er vaak veel wind. In
Limburg was het bergje op (öaft)en
bergje af (hoi). Je hebt hier zee en
duinen.
Er is een groter verschil tussen
disco's en kakkers. Mij vinden som
migen een kakker.
Nou, ik niet hoor".
Televisie
Rogier: „In Limburg zag je nooit
klederdracht. Hier wel. Ook zie je
hier meer kleine huisjes. Zelfs met
t v zie je verschillen.
In Limburg kun je naast Nederland
en België ook nog drie Duitse zen
ders ontvangen. Meer keus dus".
- Oh ja, ivaarom kwamen jullie hier
eigenlijk wonen?
Krishna: „Onze pa werd burge
meester van Middelburg. Zodoen
de".
Krishna en Rogier Rutten
Geen bestek: geen eten. Zo ging dat
begin 1800. Het was traditie dat
boerenknechten op nieuwjaarsdag
bij hun baas mochten eten.
Alleen: ze moesten dan wel hun
eigen mes en vork meebrengen.
De boeren zelf hadden vaak zilveren
bestek. Of van been, met prachtige
figuren erop. En daar kon je toch
onmogelijk je knecht mee laten
eten, vonden ze.
De knechten waren arm. En om
toch een beetje goed voor de dag te
komen, begonnen ze hun eigen eet
gerei te versieren. Op de lange win
teravonden sneden ze allerlei figu
ren in de houten heften.
Ook werkmessen werden versierd.