BEZET-BEVRUD
Voor sommigen komt er nooit
een einde aan de oorlog
Recht op een laatste rustplaats
Geen held,
maar gewoon
je plicht
Welkom
thuis,
majesteit
Stiltes
Ik zou jou niet willen zijn
DINSDAG 10 APRIL 1990
Na 45 jaar herdenken we nog
steeds: 4 mei dodenherdenking, 5
mei bevrijding. Misschien heb je
wel eens dat gevoel van: „Hè bah,
alweer die ellende. Moet dat nou?
Het is toch allang voorbij?" Maar
juist door over die afschuwelijke
tijd te praten en na te denken,
kunnen we leren hoe het niet moet.
Er zijn in de Tweede Wereldoorlog
hele grote misdaden begaan. Door
Hitier, de nazi's. Maar ook veel
anderen maakten grote fouten.
Mensen die geloofden dat Hitier
gelijk had en die deden wat hij
vroeg. Mensen die rijk probeerden
te worden van de ellende en het
gebrek van anderen.
Mensen die, soms uit angst of
doordat ze gedwongen werden,
anderen verraadden. Diegenen die
miljoenen joden en zigeuners de
dood in hielpen. In de
jappenkampen in Indië...
Martelingen
Veel van wat er toen allemaal
gebeurd is, kun je in boeken lezen.
Op tentoonstellingen zie je foto's
en tekeningen van martelingen
waar je maag van omdraait. Zó erg,
datje nauwelijks kan begrijpen dat
de ene mens een andere zó kan
vernederen en pijn doen.
Duizenden onschuldige mensen
zijn gedood of door
bombardementen omgekomen.
Gestorven door ondervoeding.
Hoe erg het echt was bleek
eigenlijk pas veel later. Vlak na de
bevrijding probeerden velen alle
ellende te vergeten. „Oogkleppen
op en doorzetten. Op verdriet kun
je geen toekomst bouwen", vonden
ze. „We moeten verder." Bij een
hoop is dat ook gelukt. Met soms
nare herinneringen, pijn of haat.
Maar diep weggestopt.
Soms maken dingen die je
meemaakt echter zo
verschrikkelijk veel indruk, datje
ze nooit meer kunt vergeten. Zoals
die mevrouw, die bij elke knal
ineens wé'ér ziet hoe haar vader
voor haar ogen neergeschoten
werd. Zelfs al is ze nu 58 en zelf
oma. Mensen die panisch van
angst worde als de sirene loeit of
als iemand hard tegen ze
schreeuwt. Mensen die nü nog alle
Japanners haten.
Oorlogsinvaliden. Gebroken
families. Voor hen is het nog elke
dag oorlog. Soms bleek pas na 30
jaar dat ernstige klachten en
ziektes het gevolg waren van die
herinneringen.
Een niet onbelangijke groep zijn de
kinderen van toen. Niet zij waren
'goed of fout'. Maar door wat hun
ouders waren of deden, kwamen zij
in de problemen. Zoals: je hield
van je vader. Maar, hij was een
NSB-er. Mocht je wel van hem
houden? Kan je dan zelf wel een
goed mens zijn? Altijd die twijfel.
Kinderen van een Duitse soldaat.
Kinderen die als jood geboren
werden. Altijd pijn hebben. Door
de oorlog. Er zijn heel veel
praatgroepen. Want praten helpt
een beetje. Maar vergeten? Nee,
dat kan nooit meer. Voor hen is het
nog altijd een gevecht. Elke dag.
Kinderen die meer willen weten kunnen
bellen naar: Stichting Icodo: 030-730811
of de Anne Frank Stichting: 020-264533.
Piet Verhage uit Cadzand was ge
meenteambtenaar in Sluis toen
daar de laatste weken van de oorlog
woedden. „Een mengsel van vader
landsliefde en hang naar avontuur,"
noemt hij zelf zijn activiteiten gedu
rende die oorlog.
Maar hij wil zichzelf geen heldenrol
toedichten: „De echte helden waren
de oudere mensen in het verzet, die1
ook nog een gezin hadden. Die zet
ten veel op het spel. „Ik was nog
maar 23 jaar en had niets te verlie
zen."
Toch zou elke illegale daad, hem bij
ontdekking een kogel opleveren.
Spionage bijvoorbeeld: „Doordat ik
op de gemeente werkte genoot ik
vertrouwen van de Duitsers. Zo kon
ik geheime gegevens over veldpos
ten en troepenverplaatsingen via
koeriers doorspelen naar de Engelse
inlichtingendienst."
Ook het vervalsen van paspoorten
en persoonsbewijzen voor onderdui
kers vond hij niet meer dan zijn
plicht.
Beschietingen
In de oktoberdagen van 1944 begon
nen de Engelsen en Canadezen Sluis
te beschieten. „Dat deden ze om de
Duitse weerstand te breken." ver
telt Piet, „maar het kostte onnodige
burgerlevens en de stad werd kapot
geschoten."
Een levensgevaarlijke poging om in
contact te komen met de bevrijders
mislukte omdat veel polders rond
Sluis onder water stonden. „We za
ten helemaal geïsoleerd."
Eén van de grote zorgen was het ver
voer en de verpleging van de vele ge
wonden. Piet organiseerde een
noodhospitaal in de kerk van St. An
na ter Muiden. omdat er in het zie
kenhuis van Oostburg geen plaats
meer was.
Amputatie
„Op een dag viel er een granaat,
midden in een groep van 20 mensen.
Tien waren er gelijk dood en 10
zwaar gewond, waarbij een jongetje
van 1 Va. Die konden we hier niet hel
pen, zijn beentje was er half af.
Ik zie me zelf nog zitten op de paar-
dekar, die ons in het donker, door
water en kuilen naar Knokke voer
de. Op mijn schoot zat het jongetje,
naast me een man met afgeschoten
wijsvingers en aan de andere kant
de voerman, die alle mogelijke moei
te had de weg te vinden.
Gelukkig is de amputatie in Knok
ke goed gelukt. Later heeft het jon
getje nog leren rolschaatsen!"
Rosalie Slabber (11): „Ik krijg van
de oorlog altijd een treurig gevoel.
Want ik leef ontzettend mee". "Ik
denk niet dat hier nog oorlog
komt", zegt Jarco v. d. Ketterij
(11). „Maar er is wel weer oorlog in
Litouwen en Roemenië". Carina
Baas (11): „Ik ben blij dat ik de
oorlog niet heb meegemaakt. Nu
mag je doen watje wilt. Ik ben lie
ver vrolijk dan bang".
Aan het woord zijn drie kinderen
uit Arnemuiden. Ze zitten in
groep 8 van de openbare school
De Polderburcht. Ze adopteerden
drie jaar geleden een oorlogsmo
nument. Wat betekent dat?
„Dat is ter ere van die mensen",
zegt Carina. „Die hebben voor ons
gevochten".
Op 2 november 1944 werd Arne
muiden door de Schotse '52 Low
land Division bevrijd. Na een
week vechten en vele doden voe
ren ze over het Sloe. De Sloedam
vind je tussen Arnemuiden en Le-
wedorp.
Dat Schotse monument was een
vergeten monument. Nu komt de
oudste groep elk jaar twee kran
sen leggen. Eentje van de school
en één van het voormalig verzet.
Jarco: „Die Schotten komen nog
steeds bij ons op school. Ze vertel
len dan over de oorlog. Ik speel
dat thuis na met plastic sol
daatjes. Het Sloe maak ik dan van
een blauwe vuilniszak. Ik pak dan
een soldaat en ik denk: „Ik zou jou
niet willen zijn".
Rosalie: „We krijgen veel lessen
over de oorlog. Ik vind dat de we
reld oorlogvrij moet zijn. Het jour
naal gaat altijd maar over vech
ten".
Jarco: „Mijn opa heeft in een
kamp gezeten. Hij kan er niet over
praten. Ze aten ratten en bloem
bollen. Dat mag nooit meer ge
beuren".
Dinsdag 13 maart 1945: die dag zal
Eduard Cuelenaere nooit vergeten.
„Ik herinner me alles, alsof het giste
ren gebeurd is", vertelt hij in zijn ho
tel/restaurant De Roode Leeuw in
Aardenburg.
Hij was toen 21 jaar en had, zoals ve
len, een moeilijke tijd doorgemaakt:
„In september 1944 begonnen de be
schietingen rond Aardenburg.
Voor elke 50 schoten, die de Duitsers
losten schoten de Engelsen er 50 te
rug. Zes weken heb ik in een schuil
kelder gezeten. Mijn langste vakan
tie tot nu toe, maar fijn was het niet
want het had ook mijn laatste kun
nen zijn".
Vliegveld
In oktober kwamen de eerste Engel
sen over de grens. Al vlug daarna
was de hele streek rond Aardenburg
bevrijd van de Duitsers.
Toen kwam die dinsdag in maart,
'Koningin komt bij Eede over de
grens', stond er in grote letters op
een aankondigingsbord.
De plaatselijke dokter las het ook.
Hij was de enige met een auto en
met hem is Eduard toen naar het
vliegveld in Maldegem gereden.
„Daar zal ze wel aankomen dachten
we, maar ze wisten er van niets. Op
de terugweg heeft de dokter me bij
de grens afgezet. Want ik voelde dat
er iets ging gebeuren".
Na uren wachten bleek inderdaad
dat koningin Wilhelmina (de groot
moeder van koningin Beatrix) na
vier jaar ballingschap op deze plaats
de grens zou passeren.
Meel
Al gauw merkte Eduard op dat het
onduidelijk was waar de grens pre
cies was: „Door achterstallig onder
houd was die helemaal vervaagd.
We gingen op zoek naar witte verf,
maar het enige dat we vonden was
een bak met meel. Daar heb ik toen
een grensstreep mee gemaakt".
Toen de koningin eindelijk aan
kwam stopte haar gepantserde auto
keurig voor de meelstreep. Ze stapte
uit en met een kordate stap was zij
terug in haar vaderland. Eén van de
eersten die haar de hand schudden
was Eduard Cuelenaere. „Welkom
thuismajesteit", zei hij.
„Het was alsof de adem in mijn keel
stokte", herinnert hij zich. „De hele
oorlog ging als een film aan mij voor
bij en ik dacht: nu zijn we echt be
vrijd!"
gedicht
We hingen
aan z'n lippen
en hoorden
alle woorden.
Veel later pas
begrepen wij
dat hij met z'n stiltes
veel meer zei.
'Franse begraafplaats' staat er op een bordje als
je Kapelle binnenrijdt. Hier in de Zeeuwse grond
is de laatste rustplaats van ruim zeshonderd
Franse soldaten. Jonge mannen, die tijdens de
oorlog hun leven verloren. Ver van hun eigen va
derland streden zij voor onze vrijheid.
Ook in Zeeland sneuvelden tijdens de meidagen
van 1940 velen van hen. Her en der werden zij be
graven.
Nog tijdens de oorlogsjaren werden zij opnieuw
begraven. De inwoners van Kapelle vonden, dat
de Franse gesneuvelden recht hadden op een fat
soenlijke laatste rustplaats.
Onder de burgers werd geld ingezameld. Met der
tig vrijwilligers begroeven zij de gevallenen op
nieuw. Bij elkaar, zij aan zij.
Radio
Elk jaar opnieuw komen de nabestaanden en
oud-medestrijders vanuit Frankrijk naar Kapel
le.
Ook dit jaar zal er op 12 mei aanstaande een
plechtige herdenking plaatsvinden. De Franse
radio zal van deze bijeenkomst een reportage ma
ken. Ook het koninklijk huis zal deze dag aanwe
zig zijn: prinses Juliana zal de plechtigheden bij
wonen.
Een Frans erecommando en een erecommando
van Nederlandse mariniers is op deze dag even
eens aanwezig. Tevens zal de marinierskapel de
plechtige herdenking muzikaal ondersteunen.
Maar de belangrijkste personen zijn die dag de
nabestaanden en de oud-medestrijders. Weer zul
len zij de lange reis van Frankrijk naar Kapelle
maken, omdat zij niet willen en kunnen vergeten.
Hun offer betekende onze vrijheid.
Marina van den Boogaart