THUIS
Boer ja, boer nee
Kom niet aan onze Carlos
Sommigen vinden
groot gezin raar
Opa en
oma
horen
er bij
Opvang soms
enige uitweg
Takje
ONBEGREPEN?
DINSDAG 17 MEI 1994
Veertien februari 1988. Op Schiphol landt
rechtstreeks uit Colombia het vliegtuig met
aan boord Sjors Oostrom. Maar hij is niet
alleen. Naast hem stapt Carlos, zes jaar oud,
uit het vliegtuig, de ontvangsthal binnen.
Voor hem de eerste voet op Nederlandse bo
dem.
Voor het eerst maakt hij kennis met zijn
'nieuwe' broer Dies en zijn drie zussen Jet,
Loes en Eelke. En uiteraard moeder Eline,
die hem direct op schoot neemt. En vanaf
die dag hebben Sjors en Eline ineens een ge
zin met vijf kinderen.
Dat was allemaal best wennen. „Carlos
sprak alleen maar Spaans", vertelt Jet.
„Voor ons onverstaanbaar. Maar met han
den en voeten maakten we elkaar duidelijk
wat we wilden. Spelen natuurlijk en lol ma
ken".
Ook voor Carlos was de overgang groot.
Eelke: „Carlos was niet gewend om in een
bed te slapen. In Colombia sliep hij gewoon
op de grond. Dat vond hij in het begin wel
erg raar".
Ook kregen de kinderen in het begin van
anderen vervelende opmerkingen aan te
horen. Over zijn bruine huid bijvoorbeeld.
Maar daarmee maakte Jet korte metten:
„Ik heb er wel eens op getimmerd, als ze
Carlos uitscholden. Ze moesten niets van
mijn broer zeggen."
Zwarte hond
Veel is er niet bekend over de eerste zes le
vensjaren van Carlos. Maar dat zijn leven
niet prettig was in Colombia, dat is meer
dan duidelijk.
Inmiddels heet Carlos al zes jaar met zijn
achternaam Oostrom. Over zijn tijd in Co
lombia weet hij niet veel meer. Carlos: „Ik
droom wel eens. Dan zie ik een huis en ook
een kleine zwarte hond".
Ook de Spaanse taal is hij verleerd. Slechts
een paar woordjes weet hij nog: Patatoes
(schoenen) en pipi (plassen).
Lezen, schrijven en rekenen zijn voor hem
heel moeilijk. Elke dag rijdt hij per bus naar
Zonneveld in Oostkapelle. Daar heeft hij
prima naar zijn zin. En thuis? Gewoon, net
als overal. Lekker ruzie maken met je broei
en zussen.
Carlos: „Ik verberg de pantoffels en dan
worden ze kwaad", zegt hij met een brede
grijns.
Dies heeft zijn Spaanse woordenboekje niet
meer nodig. „Hij begrijpt me prima. Maar
net als iedereen, doet hij wel eens alsof'.
Carlos hoort het onbewogen aan. Hij ligt op
de grond en knuffelt de Schotse collie Lady
nog eens uitbundig voor hij naar bed gaat.
Op tafel ligt zijn schrift met voetbalfoto's.
Van Ajax natuurlijk. En dat bewijst dat hij
in die zes jaar een echte Nederlander is ge
worden.
„Als ik gewoon met m'n
vrienden speel voel ik me
Nederlander. Dan heb ik
er geen erg in. Als ik bij
m'n neefjes ben voel ik
me Molukker", zegt
Stadö de Queljoe (10) uit
Middelburg. Hij vertelt
over de Molukse familie
band. Die is heel anders
dan de Nederlandse fami
liecontacten.
„In onze Molukse familie
zijn nene (oma) en te te
(opa) zeer belangrijk. Die
komen heel vaak. Als
mijn Nederlandse vriend
jes jarig zijn vertellen ze
heel trots dat opa en oma
komen. Dat vinden ze bij
zonder. Bij ons komen
opa en oma heel vaak.
Die horen gewoon bij ons
gezin."
Bejaardenhuis
In Nederland gaan opa en
oma vaak in een bejaar
denhuis wonen. In Mo
lukse gezinnen wonen
opa en oma vaak bij hun
kinderen en kleinkinde
ren,
Stado: „Als ik bij m'n
oom of tante ben zijn die
de baas over mij. Mijn ou
ders bemoeien zich dan
niet met mij. Nederland
se kinderen laten zich al
leen opvoeden door hun
ouders. Mijn neefjes en
nichtjes zijn als mijn
broertjes en zusjes, dat is
heel anders dan in Neder
landse families."
Vroeger speelden broers
de baas over hun Moluk
se zusjes. De moeder van
Stado vertelt dat ze vroe
ger karweitjes moest
doen voor haar broers.
Zoals thee zetten, rijst
koken en overhemden
strijken. Ze kreeg er soms
een kwartje voor.
Wereldoorlog
De meeste Molukse fami
lies die hier wonen kwa
men kort na de Tweede
Wereldoorlog naar Ne
derland. Na vijftig jaar
hebben veel Molukse ge
zinnen de gewoonten van
Nederlandse gezinnen
overgenomen. Maar de
familieband blijft heel
erg sterk.
De vader van Stado zegt
tenslotte: „Als je veel
houdt van je familie om je
heen maakt het niet uit
waai-je woont, al is het op
de Noordpool."
V.l.n.r.: Janinka, Hans, Marco en Arriène.
foto Charles Strijd
Als je In Schoondijke bent. hoefje alleen maar het
bordje BLOEMKOOL te volgen en je komt bij de
eeuwenoude boerderij van de familie Moggrë: va
der. moeder en vier kinderen, Marco (11). Janinka
(9), Arriënne (7) en tot slot Hans (2).
Op de vraag hoe het is om op een boerderij op te
groeien weten ze niet precies het antwoord: „Bij ons
op school zitten zoveel kinderen van een boerderij,
wij vinden dat heel gewoon".
En Janinka is blij dat ze niet in een rijtjeshuis woont
„want dan kan ik niet paardrijden".
Hobby
Behalve suikerbieten, tarwe en aardappelen wordt
er sinds vier jaar bloemkool op dë boerderij geteeld.
..Dat is begonnen als een bijbaantje, een soort hob
by van mijn vader", zegt Marco.
Vooral in deze tijd moet er wel eens geholpen wor
den: „Dan mag ik of mijn zus op de trekker rijden. Of
we moeten de kolen op de kar laden, sorteren en in
kisten doen: vier grote of zestien kleintjes in één
kistje".
Dat hij soms om kwart over zes uit bed moet om,
voor hij naar school gaat, nog wat mee te helpen,
vindt Marco helemaal niet erg: ..Ik ben graag op het
iand en ik verdien er ook nog een beetje geld mee".
Moeilijke tijden
De kinderen weten heel goed dat het boerenbedrijf
moeilijke tijden doormaakt en dat boeren van alles
moeten verzinnen om winst te kunnen maken.
„Mijn pappa is ook een beetje meester", zegt Arriën
ne (voor de landbouworganisatie verzorgt hij stu
diedagen voor agrariërs).
„Ik denk dat ik liever geen boer wil worden later",
zegt Marco. „Als je de hele dag achter elkaar moet
ploegen, dan is er niet zo veel aan. En ik wil ook wel
een goeie baan, dié goed betaald wordt".
Maar als hij bedenkt dat zijn grootvader, overgroot
vader en diens vader ook al boeren waren, twijfelt
hij: „Mischien kom ik er later wel op terug, ik zie
wel".
En wordt er nu bij de Moggré's elke avond bloem
kool gegeten? „Nee. gelukkig maar één keer in de
week. En dan hét liefst rauw, of met gesmolten
kaas"
Soms moeten kinderen plotseling het huis
uit. Thuis is het dan goed mis. Niet alleen een
gewone ruzie. Niet alleen een pak slaag. Er is
dan vaak veel meer gebeurd. Bijvoorbeeld
ernstige mishandeling of verwaarlozing.
Waar moetje dan heen als je zelfs geen fami
lie of vrienden hebt waar je terecht kunt? Je
kunt dan naar het Crisisopvanghuis voor
Jongeren in Middelburg gaan. Eén van de
mensen die daar werken is Jeanne de Winter.
Jeanne: „Er kunnen bij ons zeven kinderen
in huis, van tussen veertien en achttien j aal
oud. Je kunt niet langer dan zes weken blij
ven. We hebben kinderen uit heel Zeeland.
Vaak zijn ze via een andere hulporganisatie
bij ons terecht gekomen. Ze kunnen dag en
nacht bij ons komen. Wij bieden direct hulp.
Die hulp is tijdelijk. Na die zes weken gaan de
meeste kinderen naar een tehuis. Vaak zijn
de problemen thuis zo ernstig dat ze niet ge
lijk terug naar huis kunnen."
Crisis
Als je dit als kind meemaakt zitje flink in de
put. In een crisis. Kinderen die in een crisis
zitten gedragen zich veel anders dan nor
maal. Ze huilen sneller, zijn soms in de war of
zijn erg driftig.
„Sommige kinderen klappen volledig dicht."
zegt Jeanne. „Meestal duurt het een paar we
ken voor deze kinderen weer gewoon kunnen
denken. Daarna bespreek ik met de kinderen
hoe het verder zal gaan. We hebben hier in
huis steeds andere kinderen. De kinderen
gaan meestal wel aardig met elkaar om. Ze
hebben allemaal iets verschrikkelijks mee
gemaakt. Dat schept een band. Helaas zitten
we vaak vol."
Dat betekent dat er steeds kinderen in Zee
land zijn met ernstige problemen thuis.
gedicht
Ik heb 2 moeders en 2 vaders
(getrouwd
gescheiden
weer getrouwd.
Zit ik niet mee zolang je maar
ook echt van elkaar houdt)
4 oma' en opa's
2 tantes, een oom:
de dikke takken aan de boom.
Op mijn verjaardag volle bak
en bergen pakjes naast mijn bed.
Zo'n familie in het groot,
-zeker weten- dikke pret.
Maar het spelen gaat vervelen.
Ik win altijd.
Want tot mijn spijt
heeft onze stameik
geen enkel takje
van mijn leeftijd.
Marina van den Boogaari
BEL DE KINDERTELEFOON
TELEFOON 06-0432
Baby Bente telt 7 weken, broer Gil
les is 16. Daartussen zitten Jobje,
Jesse, Diederike, Sophie, Thomas,
Dieuwertje, Sanne en Nina. Samen-
met moeder Nelleke en vader De
Koeijer vormen ze een 12-persoons
gezin in Hoek. Niet per ongeluk
maar expres, want het is heerlijk om
met zoveel kinderen te zijn. Ook al
hebben ze weieens mot.
„Als je met z'n allen bent kun je veel
meer spelen", zegt Thomas (8) tevre
den, je verveelt je nooit. In je eentje
heb je niet zoveel, dat lijkt me echt
niks".
Dikke mik
Sanne (12) en Dieuwertje (10) delen
gezellig een stapelbed. Maar ook
overdag is het vaak dikke mik. „Mijn
vriendinnen zijn weieens kwaad als
ik niet kom omdat ik thuis al zo fijn
aan het spelen ben. Daar snappen ze
niks van".
Nina (14) heeft op de 3-persoons ka
mer haar eigen helft met haai- eigen
bureau en t.v. Of ze later ook een
groot gezin wil?: „Ik wil eerst es een
motor kopen en alleen wonen. Maar
ik vind al die kleintjes verschrikke
lijk leuk. Ik verheug me er nu al op
dat ze later bij me komen logeren.
Dat heb je als oudsten niet, grote
broers en zussen dus".
„Sommige mensen vinden een groot
gezin maar raar", zegt Sanne, „dat
vind ik wel een nadeel. Het is soms
ook best rottig datje nog geen eigen
kamer hebt. En dat ze denken dat we
heel arm zijn omdat ik geen nieuwe
fiets heb. Maar als het nodig is krijg
ik die heus wel!"
Fabeltjeskrant
En voor de Fabeltjeskrant: Ze eten
in Hoek niet in ploegen, krijgen nor
maal zakgeld en het enige dat móét
is helpen met de afwas. Ze gaan ook
niet tweedehands gekleed. Nina en
Sanne: „Als we dan allemaal nieuwe
kleren gekocht hebben organiseert
mamma hier thuis een modeshow.
We hebben het hartstikke leuk. On
ze moeder is tenminste geen dutsje!"