üraagenrfanbod
De rustige plaats
Ie BLAMp5
STER-TABAK
WEEKBLAD VOOR WALCHEREN
36e JAARGANG
DRUKKERIJ
H. WEGELINQ
VLISSINGEN
VRIJDAG 12 SEPTEMBER 1930
DRUKKERIJ
DE LANGE JAN
MIDDELB.
ADVERTENTIEPRIJS
20 CENT RER REGEL
INGEZ. MEDEDEEL. 40 CENT
CONTRACTEN SPEC. TARIEF
ABONNEMENTSPRIJS
40 CENT PER 3 MAANDEN
FRANCO PER POST 45 CENT
LOSSE NUMMERS 5 CENT
No. 35
DRUKKERIJ
H. WEGELING
VLISSINGEN
DRUKKERIJ
DE LANGE JAN
MIDDELB.
Uitgave H. Wegeling, Noordstr. 44, Teief. 130, Viissingen. BijkantoorDrukk. De Lange Jan, Noordstr. C 34, Middelburg
ZIJ die zich met I OCT.
op dit Blad wenschen te
abonneeren, krijgen de vóór dien
datum verschijnende nummers
GRATIS. De Uitgever
„Waar kan Ik U meer
hebben gezien „Gij
vergist U, ik ken U niet,
maar wij rooken beiden
Door den heerlijken geur
hiervan, meent gij een
vriend te herkennen."
Ook op het gebied
van Kantoor- en
Schrijf behoeften
zijn wij goed en
goedkoop
Wij zorgen voor
nette uitvoering
van uw Drukwerk
en zijn toch het
laagst In prijs I
„Een vroolijk hart "is een deugdelijke medi
cijn", heeft eens een wijze der oudheid gezegd.
En inderdaad hoeveel heerlijker zou voor
Velen het leven zijn, als er wat meer vroolijke
fiarten waren. Er zijn menschen, die altijd
gereed zajn bij de kleinste moeilijkheid le mop
peren. dïe alles breed uitmeten. Over de
kleinste kleinigheid vallen zij, raken er niet
over uitgepraat en halen het telkens weer op.
Hun leven bestaat uit kniezen en knorren. Wat
een droef stempel "zet zulk een gemoedsstem
ming op de omgeving. Heeft de vrouw dit ge
brek, haar man ondervindt er al de narigheid
van. Hij komt uit de drukte van zijn werk
en vindt thuis geen aangenaam gelaat wordt
opgewacht met klaagzangen en zuchten. Is het
wonder, dat hij er tegen aan ziet naar huis
te gaan? Lijdt de man aan dat euvel, dan is
de vrouw het en de kinderen, die met beklem
ming de thuiskomst van man en vader tege
moet zien, immers met hem komt de druk,
de somberheid. Hoe geheel anders is het, als
het hart vroolijk is. Hoeveel gelukkiger leeft
men saam, als men plaats wil geven aan een
vroolijk hart.
Vroolijk, niet in den zin van luchthartig
heid, maar: opgewekt. De dingen beziende met
een optimistischen kijk. Sommige menschen
hebben het geluk, dat zij aan alles den besten
kant ontdekken. Nooit kan de hemel zoo don
ker zijn, of zij zien ergens een lichtsfcaal
blinken en vroolijk wijzen ze daarop. Als ons
het weer niet aanstaat en we zeggen willen,
dat het slecht is (maar W&t is slecht? wat
goed?) dan kan men op tweeërlei wijze dit
uiten. Men zet een lang gezicht, of men 't
weg wil kijken, men zegt eerst niets, en einde
lijk, men gooit het eruit: „Bah! alweer slecht
weer!" en men stempelt meteen heel zijn om
geving in de somberheid van het „slechte"
weer. Men kan echter ook het anders zeggen
met een geestig gebaar, een geestig woord
over het „mooie" weer, het „mooie" weer van
al maar regen. En de omstanders lacihen over
het onverbeterlijk optimisme. De omgeving is
gestempeld met een Jach van vroolijkheid on
danks het feit, dat het regent. Zulke naturen
zijn benijdenswaard. Uit de volheid van hun
vroolijk hart genieten de omstanders. Zij ma
ken zich niet boos, zij jeremieeren niet, ze
gaan eenvoudig voorwaarts met 'blij optimisme.
Natuurlijk kan hij, die dat vroolijk'hart niet
bezit, opmerken, dat zulks ook een gave is.
En dan heeft men een vrijbrief om voort te
gaan zijn omgeving te verzuren. Dwaas toch
en onverantwoordelijk! In deze dingen spreekt
de wil des menschen toch mee. Men kan wil-
1 e n zien op wat ter neer slaat, dit wordt ten
slotte een tweede natuur, men kan een behagen
erin Scheppen den zwiarten bril op te zetten,
een ander te kwellen met zijn norsche tvoor-
iden en zijn ontevreden gelaat. Maar men kan
ook willen zien het mooie en .men kan ook
iwillen beantwoorden aan onzen plicht, een
ander te helpen in het leven, wat zeker faiet
gaat met een mismoedig hart, maar met een
vroolijk gemoed. Wij moeten ons oefenen in
die kunst. Walter Scott placht te zeggen: Ie
mand, die recht hartelijk lachen kan, die is
mijn man en hijzelf had altijd een lach op
het gelaat en een lach in het hart. En het is
toch ook een waarheid, dat vriendelijke woor
den niets meer kosten dan onvriendelijke.
VLISSINGEN. Het op 6 September vastge
stelde strandfeest is wegens de geringe deel
name tot een volgend jaar uitgesteld.
Donderdag kwamen hier nog 1880 vreem
delingen van Breskens aan en werden 45 auto's
overgezet.
De sportafdeeling van de C. K. Wt O.
benoemde voor de afd. Korfbal tot leider, de
heer Jac. Suurmond, voor de voetbalafdeeling
de heer Jac. Stroo. De gymnastiekafdeeling
wordt geleid door den heer L. J. Jansen. Dezein
winter zal een sportfeestavond gehouden wor
den.
Met ingang van 3 "November fs eervol
ontslag verleend aan den bureel-ambtenaar van
den rijkswaterstaat A. C. van Altena alhier.
In de gehouden vergadering van „Patri
monium" hield de heer J. J. Eaernoes een in
leiding over Remarque's boek: „Van het Wtes-
telijk front geen nieuws".
De luitenants ter zee 3e klasse E. M.
Hornsveld en baron Van Larwick Zijn geplaatst
aan boord van Hr. Ms. wachtschip alhier.
Door het bestuur van „Vlissingeaï Voor-
tilt" is aan de directie der Kon. Mif. „De
Schelde" eenzelfde album aangeboden, als aan
den Minister.
In de week van 30 Augustus—6 September
werden 2828 zeebaden in het gewone en 1502
baden in het volksbad genomen.
Van het Duitsche stoomschip „Leander"
is een Spaansoh verstekeling aan wal gezet.
De politie voerde hem de grenzen over.
Op 'de Banjaard kwam het Engelsche
stoomschip „Horsley" aan den grond te zitten.
De Duitsche sleepboot „Wbfcan" sleepte het
weer vlot
Mej. Swerus alhier staat op de voor
dracht voor onderwijzeres aan de Openbare
Lagere School no. 1 te Breskens.
Zaterdagmiddag werd in den gevel van
het in aanbouw zijnde ziekenhuis „Belhesda"
aan de Kerkhoflaan door Mevr., E. Blum-de
Niet een gedenksteen geplaatst. De voorzitteir
der Vereeniging tot Stichting en Instandhou
ding van een Christelijk Ziekenhuis „Bethesda"
Ds. J. S. Hartjes, hield daarbij een toespraak.
Aan het slot daarvan Wees spr. er op, dat naar
het uitwendige de geheele bouw rust op twee
namen: Johann Heinrich Blum en Elisabeth
de Niet, die 1de materieel© mogelijkheid van
ons ziekenhuis hebben geschapen,, waarom ook
het bestuur aan het uitwendige van het ge
bouw, symbolisch aan den vooruitspringenden
West-gevel, waar, zoo straks de toegang langs
gaat naar den hoofdingang, deze namen, in
één verbonden, waaraan wij zooveel danken,
wilden bewaard zien op een gedenksteen. Naar
het inwendige rust de geheele bouw op den
Naam des Heeren, die de Groote Geneesmeester
is, de Eénige Naam, in Wien alle gave der
grondmaking is, waarom ook in het inwendige
van het gebouw symbolisch zoo straks, wan
neer alles gereed ïs voor den dienst der Chr.
barmhartigheid, een blijvend getuigenis zal wor
den aangebracht, dat wij geen ander funda
ment hebben, dan hetgeen gelegd is: Jezus
Christus! Na de rede van Ds. Hartjes voerde
Ds. H. A. Wïersinga "het woord, die op den
(Man van Smarten wees, die door dit huis zal
gaan en die herinnerde aan de geschiedenis
van het Jeruzalemsche „Bethesda", aan den
38-jarigen kranke. Zij dit „Bethesda" een „Huis
der Barmhartigheid", een huis van den Barm-
hartigen Hoogepriester, den goddelijken Er-
barmer van zondaren, zieken van ziel.
De Belgische plezierboot „Zeeland", die
met 250 passagiers naar Antwerpen zou terug-
keeren, verloor even buiten de haven het
roer. Een sleepboot bracht het schip weer
binnen, Waarop de passagiers met den trean
naar Antwerpen gingen.
MIDDELBURG. Met ingang van 1 October
is aan den hoofdingenieur-directeur van den
rijkswaterstaat Ir. H. van Oordt, op verzoek
eervol ontslag verleend.
Met ingang van' 1 October wordt majoor
J. A. G. van Andel van het reg. grenadiers
overgeplaatst naar het 14e reg. ïnf. alhier.
Met de „Staatscourant" no. 170 zijn ver
zonden afdrukken van de akten, betreffende
de Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectenon-
derzoek, gevestigd te Middelburg.
De uitslag van den wedstrijd voor de
met de feesten gehouden gevel versiering, luidt
hls volgt: le pr. W. Reijnierse, Markt; 2e pr.
P. Aijtheunissen, Jacob Catsstraat; 3e pr. Mevr.
Wed. v. d. Garde-Hammaohier, Korte Noord-
straat; 4e pr. A. van Rogge, Lange Noordstraat;
5e pr. Fl. J. Konraad, Langeviele; 6e pr. H.
B. Wijtman, Langeviele.
Het Comité tot behoud van het garnizoen
alhier, kwam weder bijeen, in verband met
de plannen tot Wijziging in het garnizoen.
Men meent, dat het noodig is, weder actief
op te treden.
De handelsreiziger v. D. die een poging
tot doodslag deed op zijn schoonmoeder, en
die, omdat hij in zeer overspannen toestand
verkeerde in het gasthuis onder bewaking
stond is naar, het huis van bewaring overge
bracht.
Bij de school aan de Nieuwe Haven werd
een meisje aangereden, waarbij den chauffeur
geen schuld trof.
Tot predikant-voorganger bij de Vereen.
12
Zij kon door haar snikken niet verder spre
ken; tante Dina zat met haar handen in den
schoot gevouwen, bewoog haar lippen zonder
echter geluid te geven en dikke tranen rolden
over haar ingevallen wangen.
Ook Marie, die aan de deur was blijven
staan, schreide, vouwde haar handen en be
woog haar lippen.
Allen schreiden, alleen Paul kon het niet.
Hij wreef met zijn handen in zijn oogen, ver
trok zijn gezicht, maar hij voelde heel gped,
dat hij niet zou kunnen huilen. Beschaamd
verborg hij zijn gezicht in moeder's schoot.
„Ik weet", begon mevrouw Irene weer met
een door tranen verstikte stem. „Ik weet, dat
duizenden nu hetzelfde verdriet als ik hebben,
en toch, ons eigen smart komt ons zoo vree-
selijk voor".
„God zal ons troosten" zei tante Dina.
„Amen", zei Marie bij de deur.
Toen werd het heel stil in de kamer. Men
hoorde slechts het zachte snikken van me
vrouw Irene en het zoemen van de vliegen
aan de vensterruiten.
Paul kreeg 'n beklemd gevoel en hij wensch-
te, dat hij buiten was. Eindelijk zei tante
Dina: „Marie, laten we mevrouw een kopje
thee geven; dal zal haar goed doen. Door dit
gezegde kwam er weer leven in de kamer.
Paul stond op, deed een paar besluiteloozie
passen, en sloop dan de deur uit naar den
tuin. Daar bleef hij voor het groote bloembed
staan, en keek naar de kleine asters, die au
begonnen te bloeien. Wat was alles in een
paar oogenblikken veranderd.
Nu was hij vaderloos. Hoe is dat? Is men
dan altijd treurig. Lacht men niet meer? Dat
alles Was hem nog vreemd en onbegrijpelijk'.
Hij ging bij de tuinheining staan, hij wilde
Loulou en Anna opwachten.
Daar kwamen zij al in de dorpsstraat aan.
Loulou had zijn handen vol met klitten, die
hij Anna in liet haar wierp. Anna verweerde
zich hiertegen en deed kleine gilletjes hoo-
ren.
Bij de tuinheining bleven zij staan Loulou
vertrok zijn gezicht tol 'een verachtelijken
grijns. „Goeden dag, wurm", zei hij „in welk
hol heb je je toch al dien tijd verstopt? Waar
om zet je nu zoo'n treurig gezicht"?
„Mijn vader is dood" zei Paul. Anna wierp
een snelle blik op hem en sloeg vervolgens
haar oogen neer. Loulou floot zachtjes en zei:
„Zoo, zoo". Hij wist niet wat hij nog meer
moest zeggen en liep langzaam verder. Anna
volgde hem. Paul keek hen met een zegevie
rend gevoel na, en het kwam hem voor, alsof
hij nu Loulou overwonnen had. en dat Anna
hem misschien bewonderde.
De familie bracht den avond in de serre
door. Het was buiten stil en zacht, de hemel
was met wolken bedekt, waardoor het vroeg
donker werd.
Tante Dina zuchtte veel en mevrouw Irene
sprak op een klagenden toon.
„Ik weet dat wij onzen weg tot aan het
einde moeten gaan, maar wat verlang ik er
naar het doel bereikt te hebben".
„De weg voert nu id(oor zooveel donkers
en verschrikkelijks. Wat zou het schoon zijn,
samen met den geliefde de stille eeuwigheid
in te gaan".
Het geluk van de eeuwigheid zal zijn, dat
wij elkaar altijd zullen begrijpen, dat wij in
eikaars gemoed zullen lezen evenals in heilige
boeken en dat het nooit zal voorkomen, dat
wij te laat elkander begrepen hebben.
Paul dacht na over de woorden, die hij
hoonde, over sterven en eeuwigheid.
De eeuwigheid zag er uit als het plaatje
in tante Dina's kerkboek; kleine witte engelen
op een achtergrond van goud. Zijn moeder kon
hij zich als engel voorsteilen, zichzelf ook,
maar alleen zi.in vader, dat viel hem moeilijk.
Deze gedachten maakien hein moe en een
beetje duizelig, zooals wij duizelig worden, als
wij Lang naar boven naar de sterren kijken.
Hij wou liever aan Anna denken en of zij nu
meer achting voor hem had omdat hij geen
vader meer 'had. Eindelijk stond mevrouwi
Irene op en zei: „Ik moet de dagelijksche uit
gaven nog opschrijven".
„Aah kom, laat dat nu vandaag maar",
stelde tante Dina voor. Maar mevrouw Irene
stond er op, dit nog te doen.
„Hij wilde, dat ik het altijd deed. Hij zeide:
„Getallen zijn de .Werkelijkheid van het leven".
Den volgenden dag ging. mevrouw Irene en
tante Dina naar de stad. Paul bleef thuis on
der het toezicht van de oude Marie.
Hij was droevig gestemd en wist niet, wat
hij nu eens zou gaan doen. Toch vond hij het
prettig in de dorpsstraat te loopen en door de
menschen ernstig en medelijdend aangekeken
te worden, maar in huis, in den tuin verveelde
hij zich. In de vroegere spelletjes had hij
geen vermaak meer. Hij vond een nieuw spel
uit, dat heette vallen. Hij hield een stok in
zijn hand cn schoot en plotseling viel hij en
iag bewegingloos op den grond. Hij was dood
en was gesneuveld. Maar hoe moest het spel
nu verder gaan, wat gebeurde er als men' ge
sneuveld was? De eeuwigheid, ja, maar de
eeuwigheid kon hij niet spelen. Toen besloot
hij maar zijn oefeningen in het toonen van
moed, jnaar weer te beginnen.
Dicht bij den tuin lag een groot stuk land,
waarvan een geruirnen tijd geleden de 'boomen
gerooid waren, nu groeiden er dichte elzen
struiken, waardoor een doolhof van kleine
paadjes liep.
Tot nog toe was Paul nog nooit in de el-
zenboschjes geweest, maar nu vatte hij het
plan op om zoo gauw als de schemering inviel,
er naar toe te gaan Onder de struiken begpn
het al donker te worden en erg warm was het
hier; het leek wel alsof de hitte van den da^f
langer onder de "dikke elzentakken bleef han
gen en de elzenbladeren verspreidden een ster
ke, prikkelende lucht.
Als Paul zijn hoofd achterover boog, kon
hij de maan tusschen de takken der boomen
zien doorschemeren en haar schijnsel tooverde
schitterende lichtvlekken in het gebladerte, 'n
Zachte, nauwelijks merkbare motregen maakle
een fluisterend geritsel door de blad eren. Ter
wijl Paul op de smalle paadjes liep, voelde hij
zich eenzaam en toch niet alleen. Het kwam
hem voor, alsof er steeds onzichtbare voet
jes op zachte zooien naast, hem liepen. Hij
verhaastte zijn schreden, hij wilde gauw weer
uit deze geheimzinnige fluisterwereld zijn.
Plotseling hooide hij een geluid; hij bleef
daan, zou hij omkeeren? Maar hij had zich
al aangewend niet aan zijn vrees toe te geven.
Hij ging dapper verder.
(Wordt vervolgd).