xx. en daad gebonden aan Gods woord, zooals dit blijkens de drie Formulieren van Eenigkeid onder ons gereformeerden wordt verstaan. De eindbeslissing over liunne besluiten en han delingen, naar genoemden maatstaf, staat bij den breeden lcerkeraad. Zij worden geacht in alles te handelen op last van den kerkeraad. Dit bedoelt niet, dat hij eo ipso verplicht is, hunne besluiten en handelingen goed te keuren. Een besluit of eene handeling, naar bovengenoem- den maatstaf door den kerkeraad afgekeurd, wordt beschouwd als niet door hen gedaan in kwaliteit, maar in hun privé met al de gevoLgen van dien. Gecommitteerden zijn rekenplichtig aan den breeden kerkeraad. Zij ontwerpen in overeenstemming met deze bepalingen eene orde van werkzaamheden, welke gelijk alle mogelijke latere wijzigingen, aan de goedkeuring des kèrkeraads wordt onderworpen. Art. 1. De taak der gecommitteerden tot de zaak der zending is: 1. te arbeiden, dat de gemeente wederom uit Gods woord en uit de geschiedenis van den vroe- geren en van den tegenwoordigen tijd juiste ken nis van de zaak der zending bekome 2. middelen aan te wenden, om deze kerk weder tot het kennen en vervullen van haar recht en haren plicht tot de zending te brengen; 3. in voorkomende gevallen deze kerk te dienen van advies in zake de zending 4. het voeren der correspondentie in zake de zending 5. de zending met de voor haar noodige stoffe lijke zaken te dienen. Art 2. Gecommitteerden voornoemd trachten de in art 1 omschreven taak te vervullen door de volgende middelen '1. het vormen van leeskringen voor geschikte zendingleetuur 2. het doen houden van lezingen over de zending 3. het plaatsen van berichten betreffende de zending in de Z. kerkbode; 4. het publiceeren van het verhandelde in hunne samenkomsten voor zoover dit oorbaar is. 5. voorloopig zich in contact te stellen met de Nederd. Geref- Zendin^vereeniging. 6. het aanwenden van geschikte middelen om de kinderen der gemeente de zending te leeren kennen en liefhebben. 7. het verzoeken om vrijwillige gaven, het hou den van een of meer collecten op vastgestelde cijden bij de samenkomsten der gemeente het verzoeken, zoo noodig, om vaste bijdragen, en 8. liet behartigen van al, wat in 't belang dei- zending is. Art. 3. Gecommitteerden benoemen uit hun midden een voorzitter, een Secretaris en een pen ningmeester. Bij afwezigheid van den Voorzitter of den Se cretaris vervult de oudste der beide bestuursleden zijn taak. Art. 4. De vergaderingen worden door den Voorzitter geopend met het lezen van een gedeelte van des Heeren heilig Woord en met gebed; zij worden gesloten met dankzegging. Art. 5. De Secretaris houdt aanteekening van alles, wat in de vergaderingen der gecommiteerden behandeld wordt de correspondentie is hem op- f gedragenhij bewaart zorgvuldig alle ingekomen stukken en houdt daarvan aanteekening in een register van alle uitgaande stukken bewaart hij een afschrift. Art. 6. De secretaris zorgt dat op elke vergade ring het notulenboek, de orde van werkzaamhe den, de bij hem ingekomen stukken en het brievenboek aanwezig zijn. Hij noodigt de leden ter vergadering met toezending van een agendum van hetgeen op die vergadering behandeld zal worden. Dit agendum wordt door den voorzitter en den "secretaris opgemaakt. Art. 7. De Penningmeester ontvangt en beheert i alle gelden, die voor de zending worden bijeen gebracht naar aanwijzing en onder verantwoorde lijkheid van de gezamenlijke gecommitteerden, voor liet overige gelden voor het beheer van de zendingmiddelen en het zendingfonds de bepalin gen van art. 2 en 4 van het huishoudelijk regie- mént der vereeniging //de Kerkelijke Ka's", voor zoover zij in dezen met verandering van benamin gen van toepassing kunnen zijn. Art. 8. In elke vergadering van gecommitteerden doet de penningmeester verslag van 't geen bij hem aan giften enz. is ingekomen, alsmede van de uitgaven. De bij hem inkomende rekeningen mogen niet door hem voldaan worden, dan nadat zij door den voorzitter of een ander door gecommitteerden daar toe aangewezen lid met ^gezien" geteekend zijn. Art. 9. Gecommitteerden vergaderen minstens eenmaal elke maand. Alleen als alle leden present zijn, behandelen zij gewichtige zaken. Eene verga dering van minder dan drie leden is onwettig. Van het in de 2e alinea bepaalde kan de kerke raad dispensatie verleenen, als hem bleek, dat onwil of opzet oorzaak der absentie is. Art. 10. In de eerste week van Februari van elk jaar wordt door gecommitteerden aan den Kerkeraad rekening en verantwoording gedaan van ontvangsten en uitgaven gedurende het afge- loopen jaar. Art.ll. Gecommitteerden blijven gezamenlijk aan sprakelijk voor hun beheer en hunne handelingen, ook in geval van aftreding en niet herkiezing, totdat de breede kerkeraad hen dechargeert. Art. 12. Wanneer de voorzitter, de secretaris of de penningneester. ontslag verzoeken of niet her kozen worden, zullen zij alle bescheiden of gelds waarden onder hunne berusting aan hunopvolger overgeven en daarna door gecommitteerden schrif telijk worden gedechargeerd. Geapprobeerd en gearresteerd in de vergaderig van den breeden Kerkeraad der Neder- duitsch gereformeerde kerk van Middel burg, den 5 Juni 1890. P. J. W. Klaarhamer, h. t. praeses. G. H. de Wagemaker, li. t. scriba. Johannes de Doop er. Naarmate de tijd naderde, dat de Meester zelf zou. optreden, dat Jezus zelf zich als de Zaligmaker zou openbaren, dat de Chris tus zou komen door den Hem toebereiden weg, naar die mate wees ook de prediking van Johannes duidelijker op den persoon des Heeren. Wij hebben het nagegaan, hoe hij zijn hoorders Jezus deed kennen. Ten leste wijst hij den Zaligmaker als met den vinger aan en predikt daarbij dan deze treffende waarheid: »Ziehet Lam Godsdat de zonde der wereld wegneemt Johannes 1 29. Dat was vooral voor Israël een zeer dui delijke en verstaanbare onderwijzing. Hoe moesten zij door die woorden >Lam Godsterstond herinnerd worden aan Abra hams woord Genesis 22 8, hoe kon de be doeling dier woorden hun duidelijk worden uit het pascha, het lam, dat zij telken jare slachtten en aten. hoe werd de rijke en heerlijke inhoud dier benaming hun ge predikt in het welbekende Jesaja 53. Het pascha, de ram in Izak's plaats ten offer gebracht, het lam voor de lossing der eerstgeborenen geslacht, zoo menig offer lam in Israël gebracht, die allen waren maar voorafbeeldingen geweest, doch Jezus was nu het Lam. Wat al de stroomen bloeds der offerlammereu niet hadden kunnen uit werken, dat zou nu door Zijn bloed ver kregen worden. De Voorlooper had gesproken van de noodzakelijkheid en de mogelijkheid om van de verdoemenis verlost te worden, om de vergeving der zonde te ontvangen, om met een nieuwe gerechtigheid bekleed te worden. Hij predikt nu in deze woorden, lioe dan deze heilsfeiten mogelijk waren. Niet door hen zelf. Dat hadden al de voorgaande offers reeds gepredikt. Alleen het ingaan in den eeuwigen dood, het af doen van dien dood kon aan Gods recht voldoening geven over de ziel die gezondigd heeft. Doch zoo verdorven zijn lichaam en ziel ook van het uitverkoren volk, dat zij op Gods altaar, dat heilig is, niet mogen komen, dat zij alle betalende waarde voor God missen. Eer kan de Heere een dier op Zijn altaar gedoogen, dan zulk een. Zelfs mag geen offeraar ten altaar na deren om te offeren, dat moet de priester doen, de man op wien de Heere het pries terambt tijdelijk heeft gelegd, dat Hij aan Zijn volk heeft moeten ontnemen vanwege deszelfs verdorvenheid en onreinheid. Die schaduwpriester met zijn schaduw- offer kan dus wel vooraf beelden, kan wel heenwijzen op die plaatsbekleeding, welke alleen redding en verlossing kan aanbrengen, maar hij kon nooit zelf die verzoening bewerken. Zoo kan dus de zondaar, die naar wegne ming van zonde en schuld en eeuwigen doem, naar verzoening smacht noch zelf het offer zijn, noch zelf een geschikt offer geven Daarom was en is voor de naar waar heid gedoopten deze prediking zoo zalig, omdat zij hen nu bracht en brengt tot Hem, die de waarheid van hun doop is. Hij kan nu door Zijn eeuwige macht en kracht het betalende rantsoen zijn. Hij kan nu door de heiligheid van Zijn persoon en door de waarheid der menschelijke uatuur, welke Hij uit de maagd Maria had aan genomen de plaatsbekleedende, de schuld- overnemende Borg, het zondedragende Lam ziju- Hij kan nu gemaakt worden tot den on waardigste, op wien de Heere onzer aller ongerechtigheden do t aanloopen, zoodat Hij alleen zóó onwaardig zóó schuldig, zulk een overtreder gesteld en gerekend wordt als wij te zamen voor God zijn. Hij heeft bij Zijn vleeschwording de menschelijke natuur aangenomen, aange nomen zooals zij nu is in haar zwakheid, haar ingezonkenheid, de kiem des doods bevattend, met den toorn Gods beladen den toorn Gods tegen de zonde van het gansche menschelijke geslacht. Zoo wijst Johannes hem aan. Als een zondedragend Lam. Staande dus in den staat van den zondaar, den overtreder, den schul dige, den veroordeelde, op zich genomen hebbende diens misdaad, diens schuld, diens vonnis. Daartoe nam Hij ons vleesch en bloed aan uit Maria, doch zonder zonde, zonder onze inwonende bedorvenheid, zonder erf- schuld, opdat Hij dit ons vleesch en bloed zou verbreken en vergieten als eene beta ling en eene verzoening voor onze zonde. Het Lam Gods. Dus niet krachtens zijne geboorte draagt Hij onze schuld, onze zonde, maar krachtens den raad, de beschikking Gods. De Heere zelf heeft naar zijn eeuwig voornemen dezelve op Hem gelegd. God zelf heeft dit Lam bereid en gege ven. Het is dus gewis voor den Heere ge schikt en daarom ook voor den zondaar tegen wien God een zaak heeft. Het is het liefste, het heerlijkste, het allervol- maakste Lam uit de kudde Gods, ja het is Zijn eenige. Zoo is dan hierin de gadelooze, de on naspeurlijke liefde Gods jegens ons geopen baard. Het is een gansch evangelie van ver troosting en zaligheid, dat de wegbereider in deze woorden ons aaubiedt. Vergeet niet, dat dit het Woord Gods is, dat tot hem kwam, dat hij nu uitspreekt.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1890 | | pagina 2