Verzekerd uit de vrachten.
Zingen.
Een treurig getuigenis.
Kerk- en Schoolnieuws.
Ofiiciëele JBerichten.
BOEKBEOORDEELING.
Elisa, de Profeet des Heeren door Dr. P.
W. Kbummachbr. Met een inleidend
en aanbevelend woord door Piop. De.
H. Bavinok. Uitgave van J. C. van
Schenk Bbil, Doesburg.
Het Evangelie van Johannes verklaard
door Johannbs Calvijn. Uitgave van
Ph. Zalsman.
Christelijke Jongelingsvereeniging
„Herman Fankeel".
grepen, dat er onder de verdeeldheid der mee
ningen een hoogere eenheid van bedoelen kan
schuilen.
En hiervan zijn allen, die deze beide mannen
kennen, verzekerd, dat het beider leven is het
werk Gods te werken, en te arbeiden aan den
voortgang van het Koninkrijk Gods. Wie Sion
liefheeft, is daarom verblijd, dat de Heere hen
tot hiertoe gespaard heeft, waar zoovele treffe
lijke krachten ons werden ontnomenen diens
bede klimt omhoog, dat het Gode moge be
hagen hen nog langen tijd ten zegen te stellen
voor het volk, dat zich verheugt in den bloei
van de kerk des Heeren.
Een inzender klaagt, dat het zingen in de
kerk soms zoo onstichtelijk gaat. Sommigen
schreeuwen boven den voorzanger en boven
het orgel uit. En anderen zingen weereenige
noten te hoog of te laag.
Die klacht zal wel niet ongegrond zijn. Het
kan er soms treurig naar toegaan. Zóó dat de
stichting weg is. Maar wat zal men er aan
doenHet mooiste wordt zeker gezongen, als
er met eerbied gezongen wordt, doch, het is
helaas waar, dat niet ieder die ter kerk komt,
eerbied medebrengt. En zoolang dit het geval
is, zullen er ook in onze samenkomsten redenen
van ergernis zijn.
Het beste is, zulke personen op vriendelijke
wijze over hun onstichtelijke manier van doen
te onderhouden als men echter dan maar niet
meent, dat deze vermaning altijd of dadelijk
doel treffen zal. De menschen worden liever
geprezen dan vermaand, 't Is best mogelijk,
dat ze den volgenden Zondag nog wat harder
schreeuwen, expres om u plezier te doen.
't Moest wel niet zoo wezen in de kerk, maar
zoo is het nu eenmaalen als het anders is,
dan valt het mee.
Toch zij men billijk in zijn klachten. Onze
kerkgangers zijn geen geoefende zangers. Ook
de allerheiligsten, zoolang ze in dit leven zijn,
bezitten nog maar een klein beginsel van de
voorgestelde volkomenheid in het eeuwige zin
gen. Het hart zingt soms beter dan de keel.
Dit moeten we nooit vergeten. Ook staat er
niet in den Bijbel, dat we maar op ééne noot
mogen zingen. Het meerstemmig psalmgezang
klinkt o zoo schoon. En als er nu iemand in
de kerk naast of achter u zit, die een andere
stem zingt, dan moogt ge hem niet boos aan
zien. Dat is zijn vrijheid. Mits hij u het zin
gen maar niet onmogelijk maakt, door een
stem te zingen, die niet bestaat.
Nu wij in ons kerkgezang het hoogste niet
bereiken kunnen, is eenvoud en natuurlijkheid
zeker de veiligste weg om stichtelijk te zijn.
Het zingen in de kerk kan soms zoo ontroe
rend zijn, als ieder maar zingt naar zijn kracht
en niet er boven. En, zooals ik gezegd heb,
het mooist zingt men, als men met eerbied
zingt, als men ook onder het zingen niet ver
geet, dat men in Gods Huis is, in de saam
vergadering van het volk des Heeren. Waar
dit besef heeft postgevat in de harten, daar
verdwijnen ook, het is een wonder, allerlei
misstanden en onwelvoegelijkheden.
En verder wordt het kromme niet in één
dag recht. Er zal altijd wel wat overblijven
om te genezen en om te verdragen. Dit
is tot onze eigen oefening. Ergernissen zijn
wel niet aangenaam, maar soms toch nuttig.
Ze houden ons wakker.
der zoo luidruchtig mogelijk te praten. En op
welke wijze zij dat dan deden, zullen we maar
niet meedeelen.
Het gelukte hem zijn woning op zeer voor-
deelige wijze te verkoopen en een geschikt huis
te koopen op een afgelegen dorp, dat we Laag-
huizen zullen noemen. Derwaarts vertrok Jan
reeds in 'tvooijaar van datzelfde jaar met zijne
vrouw.
Ook te Laaghuizen was Jan benevens schoen
maker en barbier, ook herbergier. Zijn uit
hangbord had h\j echter „in elkander getrapt"
en daarbij gedacht aan de gewone uitdrukking
van wijlen zijn vader. Want dat in-het-oog-
loopende uithangbord was volgens Jan's mee
ning de eenige oorzaak dat zijn geschiedenis
te Drieveen bekend was geworden. Te Laag
huizen had hij een ander uithangbord, dat ook
wel de aandacht trok, maar waarop zijn naam
minder in 'fc oog liep. Hij had hier tusschen zijn
huisdeur en de ramen een bord gehangen waarop
een laars geschilderd was, aan de rechterboven-
zijde waarvan een schéérbord en aan de andere
zijde een scheermes, en aan de rechter-onderzjjde
een flesch, en aan de andere zijde een glaasje
zich bevonden, en heel onderaan met eer kleine
dan groote letters de naamJ. Babsine te lezen
«tond. (Wordt vervolgd.)
Het was een treurig getuigenis, dat eens ge
geven werd van zeker persoon, die het tijde
lijke met het eeuwige had verwisseld. En het
treurigste was, dat het niet kon worden tegen
gesproken. Toen de rouwklagers door de stra
ten rondgingen en de tijding van zijn overlijden
van deur tot deur werd aangezegd, toen had
ieder iets, maar weinigen hadden iets goeds
over hem.
De een zeidehet was een man, die voor
niemand iets over had.
Een ander sprakhet was een man, die zich
nergens mede bemoeidealles liet hem koud,
en alles was hem te veel.
Een derde getuigdezijn plaats in de kerk
stond de helft van den tijd ledig, en als hij
haar bezette, dan zat hij er als een zak.
Een vierde deed zich aldus hooren er wordt
op geen enkel gebied iets aan dezen man ver
loren, en zijn naam behoeft op geen enkele
contribuantenlijst te worden geschrapt, want
hij deed aan niets, onder den dekmantel, dat
er zooveel gevraagd werd.
Een vijfde wist te vertellen, hoe deze man
een open oog had voor de gebreken van an
deren, maar dat het hem niet gegeven was
het goede te zien en te waardeeren, waar het
aanwezig was.
En een zesde kon er van spreken, dat deze
man, die anderen veroordeelde, het voor zich-
zelven niet al te nauw nam.
Een zevende, en een achtste hadden weer
iets anders te zeggen, maar wij hebben er ge
noeg van gehoord, om te erkennen, dat deze
doode een ezelsbegrafenis heeft gehad.
Intusschen was hij lidmaat van de ware kerk.
Hij was zuiver in de leer, en niet licht te vol
doen. En niettegenstaande dit alles, kon toch
bij zijn sterven aldus over hem worden ge
sproken, en er was niemand, die het tegen
sprak.
En als de menschen met reden aldus konden
spreken, wat zal de mond des Heeren dan wel
niet hebben gezegd, toen deze doode recht
vaardig werd geoordeeld. Niet ieder, die door
de menschen geprezen wordt, zal ook lof ont
vangen van Godmaar wel is het te vreezen
dat er niets goeds voor den Heere in iemand
zal worden gevonden, als er door de menschen
niets goeds van hem zoude worden gezegd.
Laat uw licht alzoo schijnen voor de menschen,
dat zij uwe goede werken zien, en uwen Vader,
die in de hemelen is, verheerlijken.
Laman.
VII.
Ook Voetius in zijn Catechismus spreekt het
uit dat er zekerheid uit de goede werken te
verwerven is.
Waaruit zal ik mij verzekeren dat mijn ge
loof goed is? zoo is de vraag, waarop het ant
woord luidt: Uit de vruchten deszelfs. Matth.
717 en Jac. 218.
Zijn teksten om dat te bewijzen zijn echter
niet gelukkig gekozen. Ze bewijzen immers
niet waartoe zij aangehaald zijn.
Zie maar. Jezus zegt in Matth. 715. Maar
wacht u van de valsche profeten, dewelke in
schaapskleederen tot u komen, maar van binnen
zijn ze grijpende wolven 16. Aan hunne
vruchten zult gij ze kennen. Leest men ook
eene druif van doornen of vijgen van distelen
17. Alzoo een ieder goede boom brengt voort
goede vruchten, een kwade boom brengt voort
kwade vruchten. 20. Zoo zult gij ze dan aan
hunne vruchten kennen.
Hier staat dus niet dat een boom zichzélf
kent aan de vruchten, maar anderen kennen
den boom aan de vruchten. Onze werken zijn
de maatstaf waarnaar anderen ons beoordeelen
moeten.
Ook is het duidelijk dat Jacobus wil, dat wij
aan anderen ons geloof zullen laten zien uit
onze werken en dan worden wij als gerechtvaar
digden evenals Abraham en Rachab openbaar,
daar wij niet dan door het geloof gerechtvaar
digd worden en het geloof dat onzichtbaar is,
voor anderen kenbaar wordt uit de werken als
de vruchten van 't geloof.
Toch kan ik u wel een paar teksten geven
waarin de H. S. ons leert dat onze werken in
verband staan met onze verzekering des geloofs.
1 Joh. 314Wij weten dat wij overgegaan
zijn uit den dood in het leven dewijl wij de
broeders liefhebben.
Hier wordt dus bedoeld niet de algemeene
menschenliefde. Niet dat wij deze verachten.
Dat niemand onzer zij zonder natuurlijke liefde.
Zij doet ons zien dat de mensch geschapen is
om lief te hebben. Nu hij God verlaat, zoekt
hij den mensch en bij gemis van een mensch,
verzorgt hij het dier, waaraan hij zich wijdt.
Als gij in de dagbladen soms leest van die
zonderlingen die vogeltjes verzorgden of andere
dieren bijzonder koesterden, hebt medelijden met
die armen, die geen andere voorwerpen hadden
waaraan zij zich wijden konden.
„De filantropie ook gaat buiten God omzij
eert in den mensch niets meer dan den mensch
Haar liefde draagt geen heilig karakter gelijk
de liefde van den geloovige die in den naaste
het wezen van Gods geslacht erkent."
Den broeder liefhebben omdat gij Christus
in hem vindt. Ziehier een kenmerk des ge
loofs dat velen maar niet willen leeren.
Niet slechts!wanneer die heiligen aangename
broeders en lieve zusters zijn wie zou ze dan
niet lief hebben Neen, ook dan wanneer gij
stuit op karaktergebreken, als zij verre van
sympathiek zijn, en helaas zulke christenen zfin
erer is iets stootend aan hen, scherp en hard
'tis alsof gij in een koude temperatuur komt,
waarin zelfs uw eigen tong bevriestzie, ze
dan liefhebben omdat het toch met al die ge
breken kinderen Gods zijn. Dat is broederliefde.
Meent niet dat ik daarmee die gebreken ver
goelijk ook niet dat men zeggen magik
ben nu een keer zooneen een hooglevend
christen heeft door het geloof in Christus krach
ten ook om een christelijk karakter te vormen.
Liefde tot al de broederen. Ook nog geen
liefde die het bij woorden laat. Mfine broeders
laat ons niet liefhebben met het woord, noch
met de tong," maar met de daad en waarheid.
Zoo leert het ook Paulus in 1 Cor. 13, dat
het geloof onecht is indien wij de liefde niet
hebben.
Leest over zulke bijbelplaatsen niet heen.
Liefde is het kenmerk des geloofs.
Leest ook maar 2 Petr. 1 510voegt bij
uw geloof deugd en bij de deugd kennis, en
bij de kennis matigheid en bij de matigheid
lijdzaamheid, en bij de lijdzaamheid godzaligheid,
en bij de godzaligheid broederlijke liefde, en
bij de broederlijke liefde liefde jegens allen.
Want zoo deze dingen bfi u zijn en in u over
vloedig zijn, zij zullen u niet ledig noch onvrucht
baar laten in de kennis onzes Heeren Jezus Christus.
Daarom, broeders, benaarstigt u te meer om
uwe roeping en verkiezing vast te maken.
Ook hier leert Petrus dat onze goede werken
in verband staan met onze kennisse van Jezus
Christus, ja dat zij invloed uitoefenen tot ver
meerdering onzer zaligmakende kennis van
Christus.
Waar de vruchten overvloedig zijn, zal de
bloem des geloofs, de zekerheid der hope ook
heerlijk bloeien. Waar de boom kwijnend, en
geen vruchten, althans weinige en onrijpe
voortbrengt, daar zal ook de bloem niet geuren.
Want het geloof is een boom die vrucht
voortbrengt, maar het is tegelijkertijd een rozen-
stek die bloem draagt, een boom die vruchten
draagt en tegelijkertijd door bloemen geurt.
Boom en bloem, beide tegelijk in wisselwerking.
Hoe wij nu uit de vruchten besluiten kunnen
tot geloof, daarover een volgend en laatst artikel.
H. Meulink.
TWEETAL
te Alblasserdam ds. J. v. d. Berg te Terneuzen,
ds. V. Hepp te Antwerpen.
BEROEPEN
te Meppelds. J. D. Wielenga te De Leek.
BEDANKT
voor Oenkerkds. S. Idema te Schildwolde
voor Zuidlandds. G. F. Kerkhof te Souburg.
Door de classis 's Gravenhage is cand. A.
Merkelijn praeparatoir geëxamineerd en met
algemeene stemmen toegelaten tot den dienst
des Woords en der Sacramenten.
Door den kerkeraad der Kerk te Baar
land is besloten tot de aanschaffing van een
pijporgel, waarvan de levering aan deu heer
A. S. J. Dekker te Goes is opgedragen.
Naar wij vernamen hield Woensdag 11.
de classis te Bergen op Zoom eene aparte
vergadering met het oog op de ineensmelting
van de Kerken A en B te Tholen, die met
blijdschap door haar werd goedgekeurd en met
het oog op de emeritaatsverklaring van ds.
v. Djjk, predikant te Tholen, die insgelijks
gesanctioneerd en aanvankelijk geregeld werd.
De Kerken, welke nog geen opgaaf van het
getal bel. lidmaten hebben gedaan, gelieven dit
vóór 24 Januari te doen.
J. 't Habt,
Quaestor der Classis.
De Classicale Vergadering van Zierikzee zal
gehouden worden op Woensdag 19 Februari
1908, 's morgens ten elf ure.
Stukken voor het Agendum worden 10 Fe
bruari ingewacht door den Correspondent den
WelEd. Heer D. Mulder te Zierikzee.
Namens de roepende Kerk
van Wissekerke,
P. M. Kbtblaab, Praeses.
C. M. Noobdhobk, Scriba.
Dit werk heeft onze aanbeveling niet noodig.
De schrijver is in onze kringen algemeen
bekend. Bijna ieder heeft van Krummacher
gehoord en een of ander van hem gelezen.
Een zeldzame gave had hij om zulk een per
soon als den profeet Elisa in helder licht te
plaatsen. Na nauwkeurige lezing van zijn
werk zal ieder zeggen ik wist wel, dat hij een
groot profeet is geweest, maar niet, dat hij zoo
groot was en dat zijn arbeid van zooveel be-
teekenis is geweest.
Als het werk niet zoo goed was, zou Prof.
Bavinck er niet een inleidend en aanbevelend
woord over geschreven hebben.
Wij juichen het toe, dat dit door en door
stichtelijke werk nu reeds voor de derde
maal heeft kunnen gedrukt worden. Het kan
op nieuw een zegen brengen aan ons volk.
Wjj hadden reeds gelegenheid om een en
andermaal de aandacht op deze verklaring te
vestigen. Wie het schoone Evangelie van
Johannes beter verstaan wil, leze bedaard en
biddend, wat hem hier aangeboden wordt. De
taal is duidelijk, de toelichting helder, zoodat
ieder hier voedsel kan vinden voor hoofd en
hart. Zulk een boek behoudt zijn waarde.
Bouma
CORRESPONDENTIE.
C. M. D. te C. Er is blijkbaar een misver
stand ontstaan. Ik hoop ze u weer te zenden.
DE UITGEVER.
Vergadering van den Bondsring Middelburg
van J. V. op G. G. te houden D. V. 23 Januari,
Donderdag a. s., in het Mil. Teh., aanvang 6 uur.
Agenda
1. Opening.
2. Notulen enz.
3. „Ouderlijk toezicht" in te leiden door de
Vereeniging te Grijpskerke.
4. Pauze.
5. Opstel van vr. Kögeler, onderw.„De
maatschappij in haar ontstaan, ontwikkeling
en tegenwoordige toestand".
6. Rondvraag.
7. Sluiting.
De Penningm. verzoekt de contributie mee
te brengen.
F. Boon, Secretaris.
Gewone Vergadering D. V. Woensdag 22
Januari 1908, des avonds 8 uur, in de
Consistorie der Gasthuiskerk.
Te behandelen:
I. Inleiding: Grondslag en taak der Jonge
lingsver. op Gereform. Grondslag.
II. BesprekingZondagavondvergadering en
clubstelsel.
Trouwe opkomst noodzakelijk.