FEUILLETON.
„Man en vrouw schiep Hij ze".
Nog grootere dingen.
Vrucht der revolutie.
Voor de Onderwijzers.
Kinderopvoeding.
Maar de gemeente, ook die volgt het spoor,
aangegeven door den geneefschen denker Jo
hannes Calvijn, heeft Gods Naam geprezen
voor wat Hij gaf in Maarten Luther; en ze
bidt om een krachtigen held, die door zijn
woord de wereld weer wekt uit den diepen
slaap, waarin wordt gedroomd, gedroomd van
geluk, maar van geluk, dat nooit kan verkre
gen, omdat het wordt gezocht buiten God.
H. B.
Het emancipatie-streven is een beweging
van groote beteekenis, die een zeer breed veld
bestrfjkt. Tal van andere levenskwestiën han
gen met dit vraagstuk samen en maken den
stroom van het feminisme breeder en dieper.
Het is daarom van het grootste belang, dat men
zich goed bewust zij, waarom het hier in den
grond gaat, opdat bijzaken onzen blik niet
benevelen en ondergeschikte punten ons oor
deel niet onzuiver maken.
Menigeen toch gelooft in ernst, dat het hier
alleen geldt een zaak van stoffelijk belang
een reactie van de verdrukte vrouw, die op
komt tegen de heerschzucht der manneneen
poging, om zich schadeloos te stellen voor
achteruitzetting en miskenning. Zoo toch krijgt
de zaak een goed vertoon, een schoon en be
koorlijk waas. Want immers, als het zoo staat
wat beoogt de vrouwenbeweging dan anders
dan wat billijk en recht is, in het leven te
roepen, waar tot nu toe onbillijkheid kwetste
en onrecht stootend verdrukte
Wie dit meent, vergist zich echter ten eenen
male. Ernstig moet dit onder het oog worden
gebracht, nu zoovelen, van wie gij het niet
zoudt verwachten, worden medegetroond en in
de strikken en netten van het feminisme ver
ward raken.
Daarom is het noodig", zoo schreef Dr.
Kuyper in De Standaard, „den wortel van deze
beweging bloot te leggen en duidelijk te doen
zien, dat het hier volstrekt niet om opruiming
van enkele misbruiken of om wijziging van
enkele misstanden gaatmaar heel anders, dat
de strijd loopt over het geding, of het met de
vrouw zijn zal, zooals God het besteld heeft,
of gelijk de dames en heeren goedvinden, het
onder elkander te regelen."
Volgens Dr. Kuyper komt heel de vrouwen
beweging op uit het Liberalistische individu
alisme, dat zweert bij de formule; de vrouw
staat in alles precies gelijk met den man.
Hierom is deze vrouwenkwestie een gansch
onverantwoordelijke zaak, wijl zij rechtstreeks
indruischt tegen de scheppingsordinantiën Gods.
Man en vrouw zijn volgens de beschouwing
van het feminisme twee gelijke en gelijksoor
tige grootheden, die elkaar niet noodig hebben
en vrij en onafhankelijk naast elkander staan.
Aldus te spreken, i9 echter stout en kras te
weerspreken, wat God, de Heere, in zijn schep
pingsordinantie gesteld heeft. God schiep den
mensch. Ja, ook dat zegt de Schrift. Maar
terstond voegt zij daarbij, dat de Heere den
mensch schiep als man en vrouw Gen. 127.
Elk mensch is du9 óf een man óf een vrouw,
en is dit, omdat God hem alzoo schiep. Deze
ordinantie Gods nu strekt zich zeer ver uit.
Wijl God den mensch schiep man en vrouw,
spleet Hij heel het menschelijk leven, naar
ziel., en lichaam, naar geest en hart, in twee
geheel van elkander onderscheidene, echter
bij elkaar behoorende helften.
Door deze wondere machtsdaad Gods wordt
Een verhaal door PEK AH.
12) DERDE HOOFDSTUK.
En Tiemens verliet Bart's woning, terwijl
Bart op zijn wagen sprong, nu eerst eens goed
nadenkende over die bekentenis, die Tiemens
gedaan had van die poging tot brandstichting.
„Die kerel had me wel ongelukkig kunnen
maken, en me gisteren ook wel kunnen doo-
den," zoo dacht hij. „En wie weet, wat hij nog
doet, als hij eens weer dronken is. Het zal in
elk geval goed zijn, dat ik me voor hem in
acht neem."
Barts vrouw echter, die ook dit geheele ge
sprek gehoord had, was nog veel meer bevreesd
geworden voor Tiemens. En toen Bart 's avonds
thuis gekomen was, begon zij ook dadelijk daar
over te spreken. Bart trachtte haar echter ge
rust te stellen, ofschoon hem dit maar half
gelukte.
„Ik stel zooveel vertrouwen niet in iemand,
die zelf zoo maar meedeelt welke booze plan
nen hij durfde beramen," zeide zij. Doch hier
mee liep dit gesprek af, nadat Bart nog gezegd
geheel het leven beheerscht. Heel de mensche-
lfjke geschiedenis en heel de menschelijke
maatschappij is voortgekomen uit dit ééne feit,
dat God den mensch heeft gemaaktman en
vrouw. De Heere schiep den éénen mensch
tweezijdig. Hij formeerde den man anders naar
lichaam en ziel, en anders naar lichaam en
ziel ook de vrouw.
Daarin schuilt de rijke kiem, waaruit al de
veelheid en al de volheid van ons menschelijk
leven en van de menschelijke samenleving
voortkomt.
Uit dit scheppingsmysterie nu vloeit recht
streeks het huwelijk voort. Het is als Godde
lijke ordinantie in de schepping van den mensch
gegrond. In het naar lichaam en ziel diep
ingrijpend onderscheid tusschen man en vrouw
ligt tegelijk de nauwe en teedere eenheidsband
van het leven der menschen.
God schiep den mensch niet vrouw en man,
maar man en vrouw. Adam eerst, daarna Eva.
Hierin ligt een wezenstrek van het huwelijk.
Werkelijke samenvoeging kan er alleen dan
zijn, als een de eerste en een ander de tweede
is. Twee kunnen toch niet tegelijk op dezelfde
plaats staan. Zoo schiep God een rangorde.
En naar deze orde Gods heeft de man de eer
ste en de vrouw de tweede plaats. Dit is een
inzetting Gods, die zich in geheel de schep
ping doet gelden. Tegen deze ordinantie Gods
nu woelt het feminisme in. De vrouw, zoo
zij al niet de eerste plaats voor zich eischt,
wil in elk geval met den man volkomen gelijk
staan.
Dat de mensch bij de schepping als man
en vrouw optreedt, zegt duidelijk, hoe zich
eerst in hunne verbintenis met elkander het
menschenbeeld volledig vertoont. Zonder el
kander zjjn ze onvolkomen, eenzijdig en onge
lukkig. Het hoofd des mans en het hart der
vrouwzijn de twee polen der menschheid. Wat
de vrouw is zonder den man, leeren ons de
nonnenkloosters en de vrouwengestichten. Wat
de man is zonder de vrouw, ziet men in kazer
nes en op schepen. Dan is heel de atmosfeer
somber en stroef of ruw en brutaal.
Man en vrouw zijn dus twee helften van,
één geheel, die bij elkaar behooren en elkan
der aanvullen.
Op deze onwrikbare verordeningen Gods
stuit de vrouwenbeweging onherroepelijk af.
Met het feit, dat de vrouw geheel anders is
dan de man moet worden gerekend of men
wil, of niet. Of men het vleiend, dan wel
beleedigend vindt, doet aan de zaak niets af,
die op duizenderlei wijze bevestigd wordt. En
of de mensch aan dat bestel Gods zich al wil
onttrekken, om er een andere en eigene rege
ling voor in de plaats te stellen, dat baat al
les niets. Niettegenstaande al de verklaringen
en vertoogen van de toongevers dezer eeuw,
bljjft de mensch man of vrouw, zooals God
hem schiep. Hieraan is niets te veranderen.
De Schrift roept ons op, de ordinantiën Gods
te erkennen, te eerbiedigen en in wat zij uiter
aard medebrengen te gehoorzamen alleen
omdat het 's Heeren ordinantiën zijn. Van
alle zijden zien wij in onze doodkranke maat
schappij de bittere, de noodlottige gevolgen
er van, als de mensch het aandurft, die instel
lingen Gods te wederstaan. Door het misken
nen van 's Heeren ordinantiën brengt het femi
nisme een ontzettende verwoesting te weeg,
wijl het eerst de zedelijke verhoudingen en
daarna en daardoor ook de maatschappelijke
banden losmaakt. Daarom moet het uitloopen
op een van deze beide óf het zal door bittere
had „Ge moet er maar volstrekt met niemand
over spreken."
Den volgenden avond zaten Bart en zijn
vrouw in de nette woonkamer, toen zachtjes
aan de deur getikt en half fluisterend gespro
ken werd; „Is 't volkje binnen
Bart opende de deur, en daar stond Tiemens
voor hem. die ofschoon 't hem volgens zijn
zeggen, op Zaterdagavond minder goed paste,
toch gekomen was, om 't gesprek van den vo-
rigen middag voort te zetten.
Hem werd een stoel geboden, en hij plaatste
zich naast Bart.
Het scheen wel, dat hij nu nog meer be
dremmeld was, dan den vorigen dag.
Er werd over een ander gepraat, vooral ook
over den handel in varkens, doch bij Tiemens
wilde het gesprek niet vlotten. Hij schoof al
met zjjn stoel, heen en weer, klopte zijn pijp
eeg, stopte dien weer, zag nu eens Bart, en
dan weer diens vrouw aan, doch eindelijk al
zijn moed verzamelende, sprak hij; Bart! ik
wilde eigenlijk nog wel eens spreken over
mjjn gedrag jegens U. Ik heb, nadat ik giste
ren middag bij u wegging, gedurig nagedacht
over de woorden, waarin ge zeidet dat de
ïeere mij telkens verhinderd heeft om u kwaad
te doen.
ervaring geleerd, terugkeeren tot het bestel
Gods, om alzoo de scheppingsordinantiën weer
te eeren of het zal die ordinantiën steeds
verder weerstaan en daardoor den zedelijken
ondergang der maatschappij almeer voorbe
reiden.
Bij en onder alles blijft het echter onwrik
baar zooals de Schrift zegt„Man en vrouw
schiep Hij ze".
J. P. Tazelaar.
Een nieuwe stap óp den weg der degene
ratie van Frankrijk is het volgende ergerlijke
feit onlangs in de bladen medegedeeld.
Aan wettig gehuwde vrouwen van soldaten
wordt aldaar van overheidswege eene uitkeering
gedaan tot levensonderhoud.
Doch nu is het gouvernement ook begonnen
zulke toelage aan bijzitten van soldaten uit te
keeren
Dat geschiedt dan in den vorm vanaan
mej. X. gezellin van den soldaat Z.
Zoo zinkt dat gouvernement al dieper weg
in goddeloosheid.
Het sleept het volk, waarover het gesteld is,
al verder meê in den poel van allerlei schan
delijke ongebondenheid.
Droeve vrucht der revolutie, die geene zede-
wet erkent door God gegeven, maar alle morali
teit, zoo er voor dat woord nog plaats is laat
rusten op den grond van het souvereine welbeha
gen van den zondigen, Gode vijandigen mensch.
(Amsterd. Kerkb.)
Het zal voor velen niet van belang ontbloot
zijn kennis te nemen van onderstaande mede-
deelingen van den Schoolraad aangaande de
storting van de inkoopsom der onderwijzers en
onderwijzeressen met het oog op hun pensioen.
Volgens officieele mededeelingen, berichten
wij langs dezen weg aan de onderwijzers (essen),
die hunne diensten van vóór 1 Januari 1906
aan bijzondere scholen wenschen in te koopen,
het volgende
1. vóór 1 Januari 1908 moeten zij het volle
bedrag of.Vio der inkoopsom storten bij een
der Rijksbetaalmeesters.
2. bij die storting moeten zij overleggen een
schriftelijk verzoek om eene quitantie. Dit ver
zoekschrift behoeft niet op 'zegel te zijn en
moet aangeven de som, die zij wenschen te
storten als inkoopsom van vóór 1 Januari 1906
bewezen diensten als onderwijzer aan bijzondere
Lagere Scholen. Ook moet er, behalve de onder-
teekening, de datum en de woonplaats op
voorkomen. Vermoedelijk kunnen verschillende
verzoekschriften en stortingen door één persoon
worden aangeboden.
3. de ontvangen quitantie moet binnen drie
dagen na de storting door den Burgemeester
van de standplaats van den Betaalmeester wor
den geviseerd, waarbij de strook wordt afge
nomen, die ter secretarie wordt ingehouden.
4. de geviseerde quitantie moet binnen tien
dagen na de storting gezonden worden aan
Zijne Excellentie den Minister van Binnenland-
sche Zaken (brieven aan de Ministers zijn port
vrij), Ji0 daarvan een re<?u terug zendt. Blijft
dat re9U al te lang weg, dan wendt men zieh
tot Zijne Excellentie met beleefd verzoek het
ontvangbewijs alsnog te mogen ontvangen.
Duidelijke opgave van adres is zeer aan te
bevelen.
5. de betaling der inkoopsom kan alleen ge-
Ik behoef u niet te zeggen, hoe ik toen
daarover dacht; je kent me genoeg, en ik heb
het ook tot onderscheidene malen gisteren uit
gesproken, dat ik niets daarvan geloofde, en
dat ik dat alles aan heel gewone omstandig
heden toeschreef. Je weet het ook wel Bart,
ik heb nooit met God gerekend. Ik hield mij
zelfs alsof ik geloofde dat er geen God is. Toch
wil ik je nu w-1 vertellen, dat ik dat wel ge
loofde, maar ik trachtte het mijzelven slechts
wijs te maken.
En nu gedurig over uwe woorden naden
kende, sprak ik bij mezelven „Bart heeft toch
gelijk, De Heere heeft me verhinderd. En
nu kom ik je niet zeggen, hoe ik daarvoor
eenerzijds dankbaar ben, doch ter anderer zijde,
mij daardoor in het nauw gebracht zie. Ik
ben er dankbaar voor, dat ik geen moordenaar
of brandstichter geworden benmaar ter an
derer zijde: God kent toch mijn laag gedrag
jegens u. En nu hebt ge me wel gezegd, dat
ge me dat alles gaarne wilt vergeven, doch
ik gevoel heel goed, dat ik daarmee nog vol
strekt niet ben, waar ik wezen moet. Ik moet
ook van God vergeving hebben, en die zal
mij wel nooit geschonken worden. Daarvoor
was mijne handelwijze jegens u te laag en te
gemeen.
Toen ik over een en ander vandaag nog
eens weer nadacht, schrikte ik voor mezelven,
schieden bij een der Rijksbetaalmeesters en
niet bij een Ontvanger der directe belastingen.
Deze laatste doet in sommige gevallen wel
uitbetaling, maar neemt geen gelden voor de
Rijksbetaalmeesters in ontvangst.
(Amsterd. Kerkb.)
In dezen tijd, dat naar men wil de
omstandigheden ons aanwijzen op crèches, kin
derbewaarplaatsen, bewaarscholenin dezen
tijd, dat niet alleen de vaders de deur uitgaan,
om het dagelijksch brood te verdienen, doch
ook vele moeders 's morgens de deur achter
zich dicht trekken, buiten haar maatschappe
lijke dagtaak vervullen en 's avonds eerst in
het gezin terugkeeren; in dezen tijd van be
langrijke vrouwenkwesties, van vooruitstre
vende vrouwen, die aan politiek willen doen,
onderwijzeressen, die in deze stad wel, in geene
niet, als gehuwde vrouw, als moeder, voor de
klas mogen staanin dezen tijd trekt de
moderne, conservatieve boetprediker Vader
Vaughan stampvolle kerken in Engeland met
zijn serie preeken over het huwelijk.
Hij treedt wellicht minder op als kansel
redenaar, volgens het engere begrip van dit
woord, dan wel als algemeen kritikus van het
leven om hem heen. En het zijn vooral de
moeders van het heden tegen wien hij optreedt,
welke hij haar tekortkomingen voorhoudt.
Tegen moeders, die haar moederlijke plich
ten verzaken en zich aan de verantwoordelijk
heid tegenover haar kinderen onttrekken, slin
gert hij als een klassieke hage-boetprediker
zijn banvloeken.
Zijn eerste stelling is, dat elke moeder haar
eigen kinderen moet voeden, aangezien in de
natuur elke moeder haar eigen jong zoogt.
Was dit een zelfopoffering voor de vrouw,
welaan danzoo preekt Vader Vaughan
het leven van de moeder is nu eenmaal gewijd
door zelfverzaking, en de eerste school van
het kind behoort te zijn in de armen van de
moeder.
Het vervolg van zijn prediking bestaat uit
een soort practische levenswijze, volgens welke
ouders hun kinderen hebben op te voeden.
In het kort saamgevat luiden deze geboden
Vernietig de verbeeldingskracht van het
kind niet door de kinderkamer te bevolken met
poppen deze werken belemmerend.
Vlei het kind niet ten einde zijn liefde
te winnen.
Zeg niet te spoedig tot een kind, dat het
ondeugend is; gebruik zulke woorden slechts
met veel omzichtigheid.
Zeg niet te spoedig, dat het kind on
waarheid spreekt; de hersenen van een kind
werken dikwijls ongeregeld en wat het als
waarheid beschouwt, zou een leugen kunnen
zijn.
Verbiedt een kind niet te veel, wanneer
het zich in de huiskamer ophoudt, terwijl het
zich in de kinderkamer moest bevinden.
Prijs noch bestraf een kind, waar anderen
bij zijn.
Leer het kind geen slechte streken, want
het beschouwt ze niet als zoodanig.
En zich nog eens tot de moeders in het bij
zonder richtende, spreekt de moderne apostel
voor het gezinsleven
„Moeders, legt beslag op de liefde en het
vertrouwen van uw zoon. Want doet gij het
niet, dan zal een andere vrouw het doen."
(Geld. Kerkb.)
want ik dacht„als God dat alles nu eens
niet had verhinderd, dan zat ik reeds lang in
de gevangenis. En nu moet ik je eens vra
gen, Bart! of je me ook gelooft, als ik nog
eens weer herhaal, wat ik gisteren zeide, dat
ik je kwaad niet meer zal zoeken
Bart wist zelf niet, hoe hij het had met
Tiemens, en had op die vraag ook niet dade
lijk een antwoord gereed.
En daarom vervolgde Tiemens: „Ik zal je
't volstrekt niet kwalijk nemen, als je me niet
vertrouwt, want ik heb daartoe genoeg aan
leiding gegeven. Antwoord me dus maar ge
rust in oprechtheid, hoe ge over mij denkt.
„Welnu", sprak Bart, „ik heb, toen ge gis
teren naar huis gegaan waart, en ik op mijn
wagen gezeten, nog eens nadacht over uwe
mededeelingen bij mijzelven gedacht, dat het
toch maar goed zou zijn, indien ik mij in het
vervolg voor u in acht nam.
„En ik heb, toen mijn man thuis kwam, ge
zegd, dat ik niet zooveel vertrouwen in u
stelde", vulde Bart's vrouw aan.
„Het is öok zeer verklaarbaar, en ik neem
u dit volstrekt niet kwalijk", hernam Tiemens.
„Maar toch verklaar ik eerlijk, dat ik het goed
meen. Wat er ook mag gebeuren, ik zal geen
kwaad meer tegen u voornemen, en meer nog
dan dat, indien ik het van anderen mocht
vernemen, dat men u kwalijk wilde bejegenen,