heiiJiiJL
rJ
x
No. 1.
Vrijdag 6 Juli 1945
1e Jaargang
SHBSIII
n
"l
Uitgave van de Particuliere Synode van de Gereformeerde
Kerken in Zeeland.
In nieuwe Uniform.
■■a
BBIIIBiflSIIIBI
HBS
BBQc
IBliBSl
a
BBBEBBIB
mmw
IBBBBBI
ui
in
EBIBB1
.a
i
Hé
iiiiiii
iiiB
BBBBBB
BIBIIfll
Bfl>
BBIBB|||
BBIBBBI
in
ml
BBBBBB
Abonnementsprijs: per halfjaar bij vooruitbetaling f 2,
Afzonderlijke nummers 9 cent. Advertentiën 20 cent
per regel.
Berichten, Opgaven Predikbeurten enz. tot Dinsdagmorgen
te zenden aan de Drukkers Littooij Olthoff, Spanjaard
straat, Middelburg. Telefoon 2438. Gironummer 42280.
Hoofdredacteur: Dr N. J. HOMMES. Redacteuren: Ds Joh. BOOIJ,
Ds W. M LE COINTRE, Ds A. A. OOSTENBRINK en Ds.
J. A TIEMENS.
Drukkerij LITTOOIJ OLTHOFF, Middelburg.
APOSTOLISCHE INVENTARIS.
„Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het
geloof, hebben vrede bij God, door on
zen Heere Jezus Christus." Rom. 5:1.
De apostel Paulus leeft centraal uit Chris
tus. Uit .den verheerlijkten Christus. Daar
om kan hij juichen, roemen. Paulus is niet de
schepper van een zuchtend en broedend
Christendom. Hij weet zich verlost, niet half,
maar geheel. Daarom is de grondtoon: over
winning, jubel, blijdschap, vrede.
Neem zijn brieven.
Ze staan vol van strijd en moeite, verdriet
en verdachtmaking van menschen, twist en
tweedracht, verdeeldheid en kerkscheuring.
Het is soms ondragelijk zwaar, bijna boven-
menschelijk. Het gaat meer dan eens door
de diepte tot aan den rand van wanhoop.
Maar hij gaat niet onder. Hij worstelt en
komt er boven uit; zegevierend, juichend.
Ondanks alles draagt hij mede zijn aposto
lische Inventaris. Hij weet zich gerechtvaar
digd, hij heeft „vrede bij God". Onaantast
baar is deze inventaris.
Ondanks alle strijd, wappert de witte vre-
desvlag der verzoening over zijn leven.
Wij zijn hier in 't hart van het Evangelie.
Het is hier, wat het in zijn naam uitdrukt:
blijdschap, jubel, triumph.
De apostel zegt: wij.
Dit is niet een pluralis majestatis van een
Kerkvorst. Zooiets als: Wij Wilhelmina,...
In dit wij legt de apostel de vrede, de blijd
schap, de triumph als een bewarende band
rondom heel de strijdende Kerk.
Paulus wil geen eenzame opperzangmees-
ter zijn. Hij wil dat allen, die gelooven, mee-
juichen en mee roemen. Hij predikt hier de
inventaris der Kerk. Hier is haar wezenlijk
bezit, haar onaantastbare rijkdom. Hier is
geen inflatie, geen devaluatie mogelijk. Hier
is de gouden standaard van het geloof! Is
dit mogelijk? Is deze te handhaven? Zien
wij op ons zelf, zien we om ons heen, dan
aarzelen we. Zoo was het ook Paulus' dagen.
Er was chaos, verwarring, partijschap. De
een was van Cephas, de ander van Apollos,
een derde van Paulus. Dit beteekende infla
tie, devaluatie der belijdenis. Temidden
daarvan handhaaft de apostel de gouden
standaard. Hij wil haar niet loslaten. Het is
zijn geestelijke inventaris.
Zij is gebaseerd op het machtige heilsfeit:
Jezus Christus overgeleverd om onze zonden,
opgewekt om onze rechtvaardigmaking.
De roem der Kerk zij de bewaring der
apostolische inventaris: Gerechtvaardigd
door het geloof, vrede bij God.
Dan blijft nog wel het gevaar van inflatie
en devaluatie der belijdenis. Dit gevaar is
inhaerent verbonden aan het schema van
.deze wereld. Daarom te meer blijven bij de
apostolische inventaris.
Blijven bij de gouden standaard van het
geloof!
M. N. J. H.
Nu onze Zeeuwsche .Kerkbode voor het eerst ver
schijnt als uitgave van de Prov. Synode, moge een
kort woord ten geleide haar vergezellen. Zij ver
schijnt nu in kerkelijke uniform. De redactie is door
de Part. Synode aangewezen en de band met, de ver
antwoordlij kheid tegenover de kerken is daardoor wel
heel direct.
In deze dagen van troebelen en groote verwarring
in ons kerkelijk leven, is zulk een band en verant
woordelijkheid aan de kerken van groote beteekenis.
Is het altijd een zaak van hoogen ernst te schrijven
en voorlichting te geven, in dezen tijd drukt dit besef
wel bizonder. We staan immers voor het smartelijk
feit van scheuring en allerlei wilde afbraakdriften.
Het is nu meer dan ooit eisch van het oogenblik om
de gelederen te sluiten en de wacht te betrekken.
Moge onze Kerkbode in haar nieuwe uniform en
met haar nieuwe redactie onder Gods gunste als een
bewarende band zijn om onze Gereformeerde Kerken
in Zeeland.
Materieel bezien, beginnenv we niet ongunstig te
starten. Met een abonné-aanta'l van bijna 1800, mogen
we niet ondankbaar zijn. Wanneer de kerkeraden aan
het verzoek der Part. Synode voldoen en plaatselijk
een goede actie voeren voor de Kerkbode, dan gaan
wij een goede toekomst tegen. Ons ideaal zij en blijve
voor Zeeland: in ieder Gereformeerd gezin de Zeeuw
sche Kerkbode!
Een kleine teleurstelling is'Mat we voorloopig niet
in voor-oorlogsch formaat mogen verschijnen. Juist
eind vorige week kwam er van de betreffende Over
heidsinstantie bericht binnen over de papiertoewijzing.
In dat schrijven stond o.a. ook dat de aangewezen
maat voor kerkelijke bladen voorloopig bleef vast
gesteld en wel op 40 bij 55 cm. Wij hebben ons
daarin dus ook te schikken. Goed beschouwd mogen
we tevreden zijn, want wij staan in Zeeland vooraan.
Tot op heden verschijnt in nog geen enkele provincie
een kerkblad van het formaat als onze Zeeuwsche
Kerkbode.
Er is reden tot dankbaarheid.
In die stemming van dankbaarheid wil de redactie
haar arbeid aanvangen. Waar de Synode haar ver
trouwen heeft gegeven, hoopt zij zich die waardig te
maken. Vertrouwen is iets dat men niet kan koopen,
ook niet in het zwart gelukkig niet! maar dat
men moet verwerven. De redactie wil er naar streven.
Het zal haar hoogste eer zijn, vertrouwen, waardeering
en belangstelling te hebben.
Het apostolische lot: „door kwaad en goed ge
rucht", zal daarbij onvermijdelijk haar deel zijn. Ge
lukkig de mensch, die dit lot met een dosis milde en
rijpe humor aanvaardt.
Een redactie heeft dat ook noodig.
Zonder humor houdt een mensch en zeker een
redacteur het niet vol. Zeker niet in dagen van strijd
en rumoer. Dan komt hij den een of anderen dag in
den hoek der moedeloozen en defaitisten.
Daar is de verzoeking om met dominé Brand van
Ibsen te gaan zuchten:
Mij maakt dit onnut spel zoo moe,
Waar niemand wint en niemand wijkt.
Wij willen geen somber pessimisme.
Ook voor een redactie is het woord van Jacobus:
„Broeders, zucht niet tegen elkander."
Wij willen blijmoedig beginnen.
Blijmoedig, omdat we de zaak van Christus willen
dienen.
Zoo gaan we dan in zee.
Met ons kerkelijk scheepje de Zeeuwsche stroo
men op.
Blijmoedig, de kerkelijke vlag in top.
Blijmoedig, maar niet overmoedig.
Ons is 't uit het hart het woord van den dichter:
O mensch, wees toch eens wijs en wek
Van U geen al te hoog idee
We varen op de wijde zee
Maar o zoon heel klein eindje mee
En dan nog op gegist bestek.
M. N. J. H.
DE BALANS VAN Ds. POST OVER DE
„VRIJMAKING".
Nu de speldrift der scheuring in onze kerken zich
openbaart, gaan de menschen zich langzamerhand
gelukkig steeds meer bezinnen.
Ze schx-ikken terug voor deze consequentie, omdat
ze haar diep in hun hart niet willen en veroordeelen.
De oogen gaan meer en meer open voor den heil-
loozen weg der kerkelijke revolutie. Wij verblijden
ons daarover, ofschoon we tegelijk betreuren, dat
veler oogen pas zoo laat opengaan.
Al verheugen we ons over elke uiting van nadere
bezinning, het blijft pijnlijk, dat deze bezinning bij
velen komt nadat er eerst zooveel slachtoffers zijn
gemaakt. Een der vele bewijzen, hoezeer kerkelijk
besef en kerkelijk denken gedaald was. De kentering
ter elfder ure is er echter nog.
Ook hier geldt: beter laat dan nooit.
Voor hen, die nog niet zien, naar welken afgrond
de revolutie van Dr. Schilder voert, laten we hier
volgen een ernstig en duidelijk woord van Ds. Post
van Axel. Iedereen weet, wie Ds. Post is. Ieder weet,
hoe hij zeer ernstig bezwaard is over de Synode en
haar beslissingen, zoowel de dogmatische als kerk
rechterlijke.
Ds. Post heeft dat alles niet onder stoelen en
banken gestoken. In woord en geschrift heeft hij daar
van getuigd en nog heeft hij zijn bezwaren, gelijk ons
bleek bij een broederlijke ontmoeting en samenspreking.
Ds. Post is dus allerminst een man besmet met S,no-
dale sympathieën. Wellicht valt het vele menschen
gemakkelijker om naar zoo iemand te luisteren. Nog
zijn er menschen, die de scheuring van Dr. Schilder
roemen als reformatie. Mogen wij dezen broeders eens
voorhouden de balans, wélke de „bezwaarde" Ds.
Post heeft opgemaakt over de „Vrijmaking" van Dr.
Schilder.
In het nummer van Zaterdag 23 Juni 1945 van
„Ons Kerkblad" van de Geref. Kerk van Axel schrijft
hij o.a. aldus:
„De kerkeraad heeft zich dus in alles gehouden aan
den kerkelijken weg en wil dit ook verder doen.
Het heeft ons wel ten diepste bedroefd, dat de
scheuring in de geref. kerken reeds zoo spoedig een
feit geworden is.
Het is geschied in het conflict van de Synode met
prof. Schilder, juist op de twee punten, door de classis
Axel aangenomen, maar door de prov. S.node van
Zeeland afgewezen, den eisch van instemming en
de zelfvoortzetting der gen. Synode.
Maar het feit, dat prof. Schilder, na zijn afzetting
den kerkelijken weg verliet, was voor den kerkeraad
van Axel geen aanleiding om óók den kerkelijken weg
te verlaten. We zijn eenmaal in den kerkelijken weg
gegaan. Ons appèl is de Synode bekend gemaakt.
En alle sympathie voor den afgezetten hoogleeraar
en het door hem gehandhaafde standpunt, neemt niet
weg, dat we moeten zeggen (ik spreek hier natuurlijk
mijn persoonlijke meening uit), dat prof. Schilder ook
den kerkelijken weg had moeten bewandelen. Die weg
was: zich vóór het H. Avondmaal beroepen op zijn
kerkeraad, om in den kerkelijken weg te trachten te
komen tot herziening door de volgende gen. synode
en om zoo lang mogelijk een scheur in het Lichaam
van Christus te voorkomen.
Mij is geleerd door mijn leermeester in het kerk
recht: „Wanneer het kerkverband tot hiërarchie wordt,
dan moet men zich beroepen op de plaatselijke kerk,
d.w.z. den kerkeraad." Dit was de voor de hand lig
gende regel, te meer daar deze zaak, in tegenstelling
met die van Netelenbos, Geelkerken e.a. nog nooit in
den kerkeraad geweest was, maar van boven af op
gelegd.
Het incident Schilder is ook in de verste verte niet
gelijk te stellen met bewegingen als Afscheiding en
Doleantie.
Daaraan waren jaren van geween en worstelen
voorafgegaan, in een kerk, waarin het goddelijk ge
zag der Schrift, de godheid van Christus, de alge-
heele verdorvenheid van .den mensch, de noodzake
lijkheid van wedergeboorte enz. enz. geloochend wer
den, en de predikanten gedwongen tot het doopen en
„aannemen" van ongeloovigen, het bevestigen van
moderne leeraars enz. In het geval Schilder was zulk
een „vrijmaking" geen plicht.
Hoezeer ik nu het standpunt van prof. Schilder
verdedigd heb, en de moeilijkheden versta, waarin