Jóni^s-cis- in de Bijbel vierde jaargang No. 37 Uitgave van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag 11 maart 1949 OOSTERBEEK II. Maria, de Moeder van Jezus. met kanttekemneen ZEEUWSE KERKBODE Hoofdredacteur: Ds H. Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047 Abonnementsprijs2,50 per Redacteuren Ds P. de Bruyn, Ds D. J. Couvée, Ds S. Greving, Drs C. Stam. Berichten en opgaven Predik- halfjaar (bij vooruitbetaling) beurten- tot Dinsdagsmorgens Afzonderlijke nummers .10 cent te ze°den aan de drukkers Advertentiën 20 cent per regel Drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Littooij Olthoff, Middelburg We zijn nu tot het Nieuwe Testament gekomen, en beginnen vanzelfsprekend met de moeder die hier wel het meest op de voorgrond treedtMaria, de moe der des Heren Het kan waarlijk de bedoeling niet zijn, in deze korte schets alles van Maria te zeggen, wat van haar te vertellen zou zijn. Daarvoor zijn de gegevens van de Schrift veel te rijk. Zelfs valt er niet aan te denken, alles te memoreren wat met haar moeder-zijn samenhangt, en we bepalen ons er dan toe, slechts een enkele episode uit haar leven te be lichten, en wel waar zij uitkomt als een bezorgde, een angstige moeder, die met een hart vol vrees op zoek is naar de twaalfjarige Jezus, die voor het eerst mee mocht naar Jeruzalem. Wij spreken dus verder niet over de begenadigde moeder, de gezegende onder de vrouwen, die op zo geheel enige en wondere wijze haar Eerstgeborene ontving. We gaan evenzo voorbij aan het feit, dat Maria als bedillende moeder op de bruiloft te Kana haar moederlijk gezag wilde doen gelden, waar Jezus alleen maar naar de stem van Zijn hemelse Vader mag luisteren om te weten, of Zijn ure gekomen is. En evenmin staan we stil, hoe bekoorlijk en veel-bezongen dit onderwerp ook is, bij Maria als de mater dolorosa, Jezus' natbekreten moeder, aan wie de profetie in vervulling gaat, dat een „zwaard door haar ziel" gaat. Dat wij ons nu beperken tot Maria's houding zoals die was bij wat wij gewoonlijk noemen de geschiedenis van de twaalfjarige Jezus in de tempel is wellicht ook daarom niet overbodig, omdat men wellicht weet, dat de Maria-verering in de Roomse kerk steeds ernstiger vormen gaat aannemen. De dogma's rondom Maria „de moeder Gods" zijn in de Roomse kerk in de loop der eeuwen steeds meer gegroeid. Haar „onbevlekte ontvangenis", haar onzondig leven zonder ook maar één vergeeflijke zonde gedaan te hebben, haar „hemel vaart" en haar tronen hierboven als de „Koningin des hemels", het lag alles in dezelfde lijn van het Roomse denken, dat behalve een hemelse Vader een moederlijke interventie niet ontberen kan. Waar engelenmond Maria heeft gegroet als geze gende onder de vrouwen, willen wij en mogen wij in eerbiedige groetenis aan haar, de moeder des Heren, wie God zó uitzonderlijke positie heeft toebedeeld, na tuurlijk niet achter blijven. Maar wij willen tegelijk niet vergeten, dat alles wat zij ontving, ook slechts „genade" was, dat zij slechts een plaats heeft gehad in het midden der gelovigen, die in de opperzaal bijeen zijn (Handelingen 1:14), terwijl de Schrift er niet voor terugdeinst ook van haar, gelijk van alle heiligen en zelfs de allerheiligsten de zonde onverbloemd en bij de naam te noemen. Men herinnert zich ongetwijfeld het verhaal hoe Jezus voor het eerst in z'n jonge leven en welk een vreugde zal dit voor Hem geweest zijn met Maria en Jozef de reis aanvaardde naar Jeruzalem. Jeruzalem, zo ik u vergete Jeruzalem stad van mijn verlangen Jaarlijks gingen zij, Jozef en Maria ter gelegenheid van het Pascha, en bleven daar dan de zeven voorgeschre ven dagen. Toen zij de terugreis aanvaardden, bleef Jezus achter. Jozef wist dit niet en Maria wist dat niet. Ze hadden er helemaal geen erg in. Men reisde destijds van en naar de grote feesten in grote familie- of groepsver banden. En tijdens de reis werden de zo bekende „op tochtsliederen", de liederen Hammaaloth gezongen. Dat was allemaal echt feestelijk En natuurlijk zou Je zus daar ook bij zijn. Ze zagen Hem wel niet, maar allicht had Hij zich aangesloten bij de verwanten en bekenden, en vanavond op de eerste pleisterplaats zou den ze Hem wel terugzien. Maar ze zagen Hem niet terug. Hoe ze ook zochten en navraag deden, Jezus was er niet bij, en niemand had Hem ook gezien. Dan maar terug naar JeruzalemEen hele dagreisEn onderweg al maar vragen aan voorbijgangers en infor meren bij de huizen. Maar nee, niemand had een knaap gezien, die ook maar bij benadering leek op wat Maria van Hem zei. Zo komen ze 's avonds doodmoe weer in Jeruzalem. En de volgende, de derde dag, maar weer zoeken door alle straten van Jeruzalem, en na vraag doen bij alle bekenden, maar Jezus vonden ze niet. Totdat ze eindelijk, toen ze min of meer toevallig bij de tempel kwamen ja waarlijk tot hun verrassing en niet geringe verbazing hun kind daar aantroffen. Gezeten temidden van een groep leraren der wet. En zo onrustig de ouders waren, zo rustig was Jezus. Blijkbaar bij Hem zelfs geen vermoeden, dat iemand om Hém in zorg had verkeerd. Zó rustig zit Jezus daar, als een leergierig Kind. Nee, natuurlijk niet zoals men wel eens gedacht heeft als een leraar of als een eigenwijze knaap die alles beter weet, maar als een leerling, die er naar hunkert de Schrift te ken nen, en die geniet van het onderwijs en al maar vraagt en steeds maar meer weten wil van „de dingen Zijns Vaders". Maar dan breekt de lang opgekropte angst van Maria open, en nu is ze niet beangst meer, maar wer kelijk boos. Dat dit Kind, toch al twaalf jaar oud nu helemaal niet om z'n moeder gedacht heeftEn Maria zal ook wel gedacht hebben aan de verre reis, die ze nu helemaal alleen buiten het beschermende groepsverband moeten maken. En alles samen genomen doet haar lucht geven om haar ontstemming in (on billijk) verwijtKind, waarom hebt ge ons dit aange daan, want uw vader en ik hebben u met smart ge zocht. Tegenover deze onbillijke afkeuring staat Jezus' op rechte verwondering. Hij begrijpt er niets van, dat men Hem drie dagen g.ezocht heeft. Vooral die hele dag zoeken in Jeruzalem was overbodige moeite geweest, want ze wisten toch, behóórden althans te weten, dat Hij bezig moest zijn in de dingen des Vaders. Er was dus maar één plaats waar men Hem ogenblikkelijk had kunnen vinden in het huis Zijns Vaders Hadden Jozef en Maria na gedacht, dan hadden ze geen moment behoeven te zoe ken. Dan hadden ze geweten. Dan had voor hen vast gestaan Waar is Jezus Natuurlijk in de tempel Er was voor hen geen plaats te denken geweest, waar Jezus anders zou zijn dan in het Huis van Zijn Vader... wist gij dat niet Maria was ten onrechte een bezorgde moeder. Er zijn vele moeders, die helaas terecht bezorgd moeten zijn. Moeten zijn, zeg ik, omdat ik niet kan zeggen, dat ze het altijd zijn. Er zijn ook moeders, die er betrekkelijk weinig aandacht aan besteden, waar hun opgroeiende kinderen hun tijd doorbrengen. Maar er zijn er toch ook velen, die zich terecht bezorgd maken. Ach, konden ze altijd maar wetenze zijn natuurlijk naar de catechisatie. Het spreekt vanzelf, dat ze vanavond in de kerk geweest zijn. Helaas, helaas Ik wil geen ogenblik vergeten, dat Jezus een geheel enige positie innam, en dat Hij eerder recht had Zijn ouders te verwijten dan zij Hem. Ik wil ook bedenken, dat onze kinderen niet zó zijn, dat wij nooit iets anders dan goeds of braafs van hen kunnen denken. Maar dit alles in aanmerking genomen, zou er toch iets van dat vanzelfsprekende bij onze gedoopte kin deren aanwezig moeten zijn. En dat zij vader en moe der zorgen geven door de afwezigheid van dit van zelfsprekende is toch erger dan menigeen wel vermoedt. Intussen er is naast gegronde angst ook zondige bezorgdheid. Ik sprak zoëven van onze gedoopte kinderen, en dat is toch iets wat onze moeders hoe graag ze ook bij de doop willen zijn al te vaak vergeten. Die doop was toch meer dan een plechtigheid Die doop is toch niet uit gewoonte of bijgelovigheid gebruikt De doop is het zegel van Gods Verbond, de ver zekering van Gods onwankelbare trouw. Denken onze moeders daar aan en pleiten zij daarop Maria maakte zich bezorgd, omdat zij zich niet in dacht de zeer bijzondere betrekking waarin haar Kind stond tot de hemelse Vader. En al is de betrekking van üw kinderen tot de Drie- enige God anders, die betrekking is toch ook een zeer bijzondere Uw kinderen zijn bondelingen Het niet-ernstig nemen van de belofte Gods bij de doop gedaan, het niet ernstig overgeven van uw kind aan de God des Verbonds, het zich maar angstig ma ken alsof uw kind helemaal niet gedóópt was, dat is wel de ernstige Maria-zonde, waaraan zovele moeders zich schuldig maken, en de Heilige Geest bedroeven. Het moge voor u dan niet steeds vanzelfsprekend zijn, dat uw kind Zijn hemelse Vader in het oog houdt, één ding moet voor u ontwijfelbaar vast staan Hij houdt uw kind wel in het oog. Maar het zal mee van uw pleitend worstelen afhan gen, of uw kinderen zich verlustigen gaan in de dingen des Vaders. H. V. DE TWEEDE CONCLUSIE. De tweede conclusie van Oosterbeek II luidt „dat afgewezen dient te worden zowel de ver- uitwendiging van het verbond, o.a. uitkomend in een puur voorwaardelijk achten van de verbonds- belofte, als de verenging van het verbond, die de verbondsbelofte laat opgaan in onvoorwaardelijke hei ls verzekering Voorzover ik weet, is déze conclusie niet erg aan gevallen, en ik zou ook niet weten, wat er in aange vallen kan worden, omdat er in gewaarschuwd wordt tegen eenzijdigheden en eenzijdigheid is altijd zonde, want dan wordt „Efraïm als een koek die niet is om gekeerd", d.w.z.hij brandt aan de ene kant zwart en blijft aan de andere kant ongaar. Met zulke zwart gebrande en ongare uitlatingen heeft men rondom de „Verbondsbeschouwingen" gedurig te doen gehad, en nu hebben wij in Oosterbeek gezegd, dat wij zulke „koeken" niet lusten. Ik zou niet weten, wat daartegen was. Om van de beeldspraak op de werkelijkheid te ko men het gaat hier dus om de eenzijdigheden van veruitwendiging van het verbond, en van „verenging" van het verbond. Van „veruitwendiging" van het verbond is sprake, als men de verbondsbelofte puur voorwaardelijk acht. Bedoeld is dit, dat men zegtJacob en Ezau waren beide bondelingen. God geeft aan hen precies het zelfde, en de inhoud is voor hen in wezen hetzelfde. God stelt alleen de voorwaarde neem dit aan. Jacob deed het wel, Ezau niet, en hiermee is de zaak be ëindigd. Men voelt hoe in deze simplistische beschouwing enkel en alleen gelet wordt op de menselijke verant woordelijkheid. De uitspraak, die daar achter ligt Jacob heb Ik liefgehad en Ezau heb Ik gehaat kent men natuurlijk wel, maar ze wordt in deze beschou wing niet verdisconteerd. Het gevaar van deze be schouwing is, dat men uitkomt bij het Remonstrantis me, en het heil legt in de handen van de mens. De andere eenzijdigheid, de „verenging" van het verbond, gaat precies de andere kant uit. Rekende de eerste niet of niet voldoende met de verkiezing, deze laatste opvatting dreigt al te zeer de menselijke ver antwoordelijkheid uit te schakelen. De verbondsbelofte gaat dan op in onvoorwaardelijke heilsverzekering. De doop verzegelt dan inwendige en aanwezige ge nade, en de uiterste consequentie van deze constructie is dan dat gedoopten en uitverkorenen zo ongeveer gelijk en gelijkvormig zijn. Ieder die meeleeft weet, dat de eerste eenzijdigheid wel eens in de kring der „vrijgemaakten" is gepropa geerd, terwijl zij omgekeerd de synode er van beschul digden de tweede eenzijdigheid aan te hangen. Men was in Oosterbeek van mening, dat er symp tomen aanwezig zijn of geweest zijn van beide een zijdigheden. En het is m.i. zeer gelukkig dat men dit uitgesproken heeft ook, want daarmee heeft- men in Oosterbeek beleden, dat de schuld niet aan één kant, maar aan beide kanten is. En dat wij alleen bij weder zijdse schuldbelijdenis de weg tot elkander vinden. H. V. DOOPSEL. In het R.K. weekblad De Linie stond het vol gende te lezen „Missiefront van 1 Februari verhaalt van een heldhaftige zuster, die te midden van verschrikkelijke aanvallen van opstandelingen haar verheven taak in Indo-China bleef vervullen „Vijf stervende volwassenen" heeft zij onderricht en gedoopt met een beetje bier, dat zij ergens vond, er was geen drop water". Met alle eerbied voor de goede mening ge loven wij toch dat die vijf stervenden gered zijn door het Doopsel van Begeerte en niet door het Doopsel des Biers." Zoals men weet, gelooft de Roomse Kerk in een aparte doopsgenade, die door het doopwater

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1949 | | pagina 1