De spijker op zijn kop
De jeugd treft geen blaam
^Cleine ^^Uoóóen
schap van God, dat bijv. de apostel Pau-
lus aan Timotheüs opdracht geeft overal
leraars aan te stellen (2 Tim. 2:2) en
aan Titus „opdroeg, in alle steden als
oudsten zoudt aanstellen mannen enz."
(Tit. 1:5), zoals hij trouwens ook deze
en andere helpers zendt, waarheen het
hèm, Paulus', goed dunkt in het belang
van het koninkrijk Gods.
Er zou nog veel meer zijn te noemen.6)
Maar het is reeds voldoende om vast
te stellen, dat, los van de latere, scheve
ontwikkeling der kerk, los van alle anti-
Roomse angsten. Schrift èn werkelijk
heid ons 'n eerste Christelijke kerk to
nen, waarin 'n zeer grote mate van
p e r s o o nl ij k e zeggenschap niet in
strijd, maar in overeenstemming was met
het woord van Jezus: één is uw Meestel
en gij zijt allen broeders.
Paulus meent zijn broederschap voor
anderen slechts dienstbaar te kunnen ma
ken, door in zeer concrete gevallen over
die broeders gezag te oefenen, in op
dracht van de Meester.
Niet hij heeft dit gezocht, begeerd,
zoals de eerzuchtige Farizeese Strebers.
Zij hebben zichzelf gezet op de stoel
van Mozes en matigen zich 'n fataal ge
zag aan.
Christus oefent zijn éne Meesterschap
over allen uit, o.a. door Paulus.
En hoe zwakker Paulus zichzelf ge
voelt, d.i. hoe méér hij Christus Meester
over en in zich laat, hoe machtiger zon
der mensenvrees hij eens schrijven durft
„moet ik met de roede tot u komen, of
met liefde en in een geest van zachtmoe
digheid?" (1 Kor. 4:21.)
Sterker nog 'n ander maal: „mijner
zijds heb ik, hoewel lichamelijk niet, maar
naar de geest wél aanwezig, reeds, als
aanwezig, vonnis geveld over hem, die
op zulk een wijze zo iets heeft begaan.
Wanneer wij vergaderd zijn, gij en mijn
geest met de kracht van de Here Jezus,
leveren wij in de naam van de Here Je
zus, die man aan de satan over tot verderf
van zijn vlees, opdat zijn geest behouden
worde in de dag des Heren" (1 Kor.
5:3—5).
Wat anders is dit dan 'n hevel aan de
gemeente om 'n jonge man, die in zonde
leefde en die men in Korinthe om welke
reden dan ook, niet had willen of durven
aanpakken, 'n hevel om deze onboetvaar
dige zo spoedig mogelijk uit de gemeen
schap te bannen?
Déze man, die dienen wil, is zich be
wust van zijn sleutelmacht om zonden
te vergeven of te houden.
Toont de kerk van Christus, aan wie
de sleutelen van 'het hemels koninkrijk
nog steeds zijn toebetrouwd, ook even
klaar en beslist gezag?
Als men acht geeft op het gelijm en
gekram enerzijds, op soms bedenkelijke
kerk politiek om geit en kool te sparen,
als geit of kool veel anderen achter zich
hebben! en anderzijds het geschamper
zelfs van hoog-kerkelijken op 'n besluit
van 'n bepaalde kerkeraad of 'n be
slissing van 'n generale synode, en con
stateert het getob van „meerdere" ver
gaderingen om gezag te oefenen, dan
wordt men bedroefd om dit soort pro
testantse, on-paulinische machteloosheid.
Maar waaraan hapert het dan?
De jeugd heeft in ons vorig artikel het
volle pond gehad. Nu is het mijn beurt
om hen van antwoord te dienen.
Laat ik maar direct zeggen, dat onze
jonge mensen in vele gevallen de spijker
op de kop geslagen hebben met hun kri
tiek. Nu is dat niet zo erg moeilijk. De
kerk timmert aan de weg en de gebreken
van de kerk zijn te duidelijk om voorbij
gezien te worden.
Hoewel ik dus er niet zozeer van onder
de indruk ben, dat jullie als jonge men
sen de fouten van de kerk al in de lamp
hebt, wil ik je toch gelijk geven als je
gelijk hèbt.
En je hèbt gelijk als je opmerkt, dat
de eigen stijl in het gereformeerde leven
hoe langer hoe meer gaat ontbreken.
Daar schrik ik niet meer van, want het
is een bekend feit. Het is alleen een heel
moeilijke zaak. Want aan de ene kant
willen we niet terug naar de zwarte-
kousenkerk, die overal doodsbenauwd
van is, waar vooral het jonge leven wordt
doodgedrukt in het keurslijf van de tra
ditie met alle geboden en verboden daar
aan verbondenaan de andere kant moe
ten we toch herkenbaar blijven als kerk
mensen, als gelovigen. We moeten niet
de leefwijze van de „wereld" tot de onze
maken. Dat kan een bewuste camouflage
van ons geloof zijn. Dat lijkt me zéér
gevaarlijk.
Ik preekte onlangs in 'n plaats, waar
dank zij onze „strenge" broeders, „on
derhoudende art. 31", in plaats van 9
antirevolutionaire raadsleden, er vorig
maal slechts 8 waren gekozen en voor
het eerst in deze orthodoxe plaats 'n com
munist. Toen de teleurgestelde „rechtsen"
zich tot de kerkelijke leidsman van het
G.P.V. wendden, antwoordde deze broe
der, „onderhoudende art. 31", dat hij
„getuigen" moest. Vier jaren lang getuigt
nu namens het G.P.V. in de raad deze
communist
Wat zou de Doper, wat zou Paulus tot
zulke „getuigers" hebben gezegd van zul
ke „onderhouders" van art. zoveel?
2) In Matth. 238 staat didaskaldos
leer-meester. MerkwaardigSocrates
heeft die naam afgewezen, Epictetus
zichzelf zo aangeduid. Wanneer Jezus
zich, aansluitend aan rabbijns gebruik, zo
noemt, dan „bekommt didaskalos in seiner
Anwendung auf Jesus von seiner Person
her ein ungeheures Gewicht, das das
Wort in dieser Weise sonst nicht hat."
(Kittel II. S. 152159.) Niettemin be
zigt de bijbel het zelf van Barnabas e.a.
in PI dl. 13:1 en in het algemeen 1 Kor.
1228 v.v. zie ook Preuschen. Handw.
b. s. v. In Matth. 23:10 staat:
kathègètès, een woord, dat hier slechts
in het N.T. voor komt. Volgens Preu
schen: de leraar. Volg. Grosheide „kan
zich een Arameesch woord hier achter
verbergen, dat onderscheiden is van, c.q.
uitgaat boven rabbi. Het wordt toege
licht door Rom. 219. Het is één, die
zich opwerpt om 'n ander, die het niet
weet, de weg te wijzen." t.a.p. blz. 272.
3) Ef. 4:11—13.
4) 1 Kor. 12: 12 v.v.
5) 1 Kor. 12:28, 29.
6) De apostelen waren geen gemach
tigden, vertegenwoordigers der gelovigen,
maar afgezanten van Christus, precies
zó door de Iiere Jezus „gezonden, ge
lijk" Hem de Vader gezonden had. (Joh.
20:21.) Paulus weet zich 'n „gezant
van Christus, alsof God door onze mond
u vermaande" (2e Kor. 520.) Ti
motheüs wordt „er aan herinnerd de
gave Gods aan te wakkeren, die door
mijn handoplegging in u is." (2 Tim.
1:6.) Paulus prijst de Korinthiërs,
in zover „gij aan de overleveringen zó
vasthoudt, als ik ze u overgegeven heb."
(1 Kor. 11:2.) „Plet overige zal ik
regelen, wanneer ik kom." (St. V. had:
„de overige dingen zal ik ordineren",
1 Kor. 1134.) De Here heeft Paulus
„bevoegdheid" (St. V. macht) gegeven
„om u op te bouwen" (2 Kor. 10:8.)
Hij „geeft Hymenaeüs en Alexander
over aan de satan, opdat hun het lasteren
worde afgeleerd." (1 Tim. 120.) Er
komt een tijd, dat (de mensen) de ge
zonde leer niet (meer) zullen verdragen,
maar, omdat hun gehoor verwend is,
naar hun eigen begeerte zich (tal van)
leraars zullen bijeen halen." (2 Tim.
4:3). Men krijgt hier en in het vooraf
gaande vers (wederleg, bestraf) de in
druk, dat Timotheüs zeker persoonlijk
gezag bezat, buiten dat der oudsten om.
Ook uit Titus 1:13, ofschoon ook hij
geen „apostel" was. („Weerleg het kort
weg".)
Bennekom. D. J. Couvée.
Een eigen gereformeerde levensstijl
Wat een heerlijke droom! Onmogelijk?
Natuurlijk nietDe voorschriften om er
toe te komen liggen in de bijbel bij de
hand, als het gaat over de vrucht des
Ge est es. Lees Filippensen 3 en Kolossen-
sen 3 en je wéét welke richting het uit
moet om te kómen tot een eigen gerefor
meerde levens-stijl. Als jullie oog hebt
voor deze grote fout in ons kerkelijk le
ven, dan ligt hier een program voor de
toekomst. Ik zou al heel blij zijn als de.
kerkmensen eens wat meer fatsoen en
eenvoudige vriendelijkheid jegens elkaar
konden opbrengen. Maar dit is geen
christelijk ideaal. Die pijl ligt verder. Fi
lippensen 3 en Kolossensen 3Elke dag
een kleine dosis daarvan. En het chris
telijk leven zou opnieuw „zichtbaar" wor
den in de wereld.
Een ander punt dat hangt hiermee
samen is, dat het voorbeeld van de
ouderen vaak tekort schiet en dat men
ook wel eens over kerkeraadsvergaderin-
gen dingen hoort, die „niet kloppen".
Inderdaad, dat is verschrikkelijk! Het is
een remedie tegen het geloofDe „lerin
gen" kunnen goed zijn, maar als hei-
voorbeeld niet deugt, worden de „lerin
gen" uitgespuwd. En terecht! Het moet
„kloppen", wat men „leert" en hoe men
handelt. En als dan de kerkeraden ook
al „lek" zijn en ze zijn vaak zo „lek"
als een mandje dan is de geestelijke
schade voor héél de gemeente, maar
in het bijzonder ook voor onze jonge
lui niet te overzien.
Het ligt voor de hand wat gebeuren
moetde ouderen moeten denken aan het
voorléven van hun geloof aan de jonge
ren. Vooral het voorbeeld moet „trek
ken", moet tot geloof bewegen. En wat
die kerkeraden betreft, laat men in de
eerste plaats zorgen dat er geen dingen
gebeuren, die „niet kloppen". Als een
kerkeraad de Koning der kerk (en niet
het kerkvolk) naar de ogen ziet en op
Zijn wetten acht geeft en in het onder
ling verkeer oprechtheid en volkomen
eerlijkheid de verkeersregels ?ijn, dan
behoeft er niets te gebeuren dat niet
klopt. En overigens: de gemeente mag
alles weten want het is haar zaak
maar niet via de klopstok in de tuin of
via de schafturen op de fabriek, maar
officieel, op de vergaderingen, die de
kerkeraad regelmatig met de gemeente
organiseert. En zo men wilmen weet
de weg en het adres om zijn wensen en
verzoeken kenbaar te maken of zijn kri
tiek te laten horen. De kerkeraad heeft
geen geheime zaken, die de gemeente niet
mag weten, maar de leden van de kerke
raad hebben geen vrij mandaat om op
hun eigen manier de voorlichting te ver
zorgen. Dat doet de kerkeraad „offici
eel". Lekke kerkeraden veroorzaken zin
kende kerken. Zoals helaas in vele geval
len al te duidelijk constateerbaar is.
Een derde punt, waarin jullie gelijk
hebben is dit, dat gereformeerden in het
algemeen kopschuw zijn voor de omgang-
met de „wereldse" medemens. Men leeft
niet in het besef dat men ook ivel eens
een „roeping" ten opzichte van die mens
kon hebben. Ach, het is zo verleidelijk
gemakkelijk alleen conversatie te houden
met geloofsgenoten. Dan heb je altijd
wel een been waaraan je kunt kluiven.
Al was het maar over Ds X. of ouder
ling IJ. en er zijn ook nog wel enkele
anderen, die aan de weg timmeren in
eigen kring, die men bij de kop kan ne
men. Zo komt de avond wel om.
Maar een goed gesprek met een bui
tenkerkelijk mens is moeilijk. Er zijn veel
minder aanknopingspunten. Dan moet je
al beginnen over de burgemeester of de
commissaris van politie. De politiek is
ook gevaarlijk, want je bent niet van
dezelfde partij. Een gesprek met een on
gelovige, zonder dat je daarbij je aange
zicht als gelovige maskeert, is inderdaad
een hele opdracht. Toch mogen we onze
sigaar er wel even bij neer leggen en ons
kop koffie laten staan, als we bedenken,
dat deze mensen buiten het geloof in Je
zus Christus de weg naar het leven nooit
kunnen vinden. Zou U toch niet, als U
de weg dan zo goed weet, hun gids moe
ten zijn? Er valt wel over na te denken,
over déze kritiek van de jeugd. Maar -
laat de jeugd het er dan wél beter af
brengen. Want daar is dringend behoefte
aan. Alleen verlies in het gesprek met
de niet kerkelijke mens je aangezicht
niet! Zorg dat je gefundeerd gerefor
meerd bent! En bid om moed in de ont
moeting met het ongeloof
Ik wil jullie ook op andere punten wel
gelijk'geven: gezellige jeugdlokalen moe
ten er komen, óók op de dorpen. Betere
kerk-interieurs. Accoord! Vraag God om
talentengoede vaklieden en gelovige
kunstenaars zijn er altijd te weinig. Maar
vraag God dan ook om de bereidheid dat
Juist kom ik van een receptie en dat is
niet zo'n onaangenaam geval doorgaans.
Onderweg overwoog ik 't feit, dat een
vriend 40 jaren lang voor de klas heeft
gestaan en wat dit voor hem betekende.
En van-zelf kwam ik zo te denken
over de waarde van het feliciteren en
hoe bij zulke aangelegenheden de vos
„holle woorden" rondwaart.
Hoe ouder een mens wordt, hoe meer
hij genoopt wordt tot feliciteren èn
tot condoleren en om dat nu goed te
doen, daarvoor moet je een christen zijn,
die waarachtig blij kan zijn met de blij
den en wenen kan met de wenenden.
Je hebt van die mensen, die verstand
van glimlachen hebben, maar, als 't no
dig is, ook verstand van huilen hebben.
Ze verruilen heel gemakkelijk 't feest
kleed voor 't rouwgewaad en vertrekken,
eveneens gemakkelijk, hun gezicht van
een grimas in een treurplooi.
Ze lachen zich tranen op een feest en
huilen zich tranen op een begrafenis. En
toch we moeten er ook zelf voor op
passen om niet mee te doen met dat leeg-
gedoe, zodat onze felicitatie inderdaad
met zout besprengd is en onze condolatie
opwelt uit een bewogen hart. Er moet
jullie zelf er véél geld in wilt steken.
Want er gebeurt niets als er niet voor
geofferd wordt.
Jullie hebt gelijk dat blijdschap en
humor ons leven moeten kruiden. Wat
presteren jullie zelf in dat opzicht? Hoe
meer ik er van zal zien, hoe liever het
mij is. Er is inderdaad te weinig humor.
Er zijn wel heel wat binnenpretjes, maar
gedeelde vreugd zou dubbele vreugd kun
nen zijn. Maar er moet ook een klank
bodem wezen. Zorgen jullie dat die er
is. Doe maar niet zo gewichtig. Doe maar
heel gewoon. Lachen is gezond, ook in
het kerkelijk leven. Maar dit lachen moet
.geheiligd zijn door een diepe blijdschap
in God door Christus. Door de lust en
liefde om naar de wil van God in alle
goede werken te leven. Wie met de hei
liging van het leven géén ernst maakt,
verleert het lachen.
En Abraham lachte, lezen we in de
bijbel. Het was ter gelegenheid van de
geboorte van Izak, dat "de vreugde om.
Gods genade een toppunt bereikte.
Dat lachen moeten we hebben! Dan
kunnen we heel wat in het leven met
een korreltje zout nemen. Dat korreltje
zout is de humor, die over de zorgen
triumfeert.
Er is tegenwoordig veel „lol", die met
het lachen van Abraham en Sara, de
vreugde om de trouw van God aan Zijn
woord, niéts te maken heeft. Die „lol"
doodt de humor. Helaas is het niet over
bodig de jeugd en ook de ouderen daar
voor te waarschuwen.
Ik moet nodig stoppen. Je ziet dat ik
het in véél met je eens ben. Je hebt de
spijker op de kop geslagen. Dat je er
ook wel eens naast geslagen hebt, zal ik
je de volgende keer wel duidelijk maken.
A. V.
Op verzoek van de jeugd het was
Mej. Groot Nibbelink, die mij er over
schreef wil ik er graag aan meewer
ken een „foutieve indruk" weg te nemen.
In het Zeeuws Dagblad heeft een verslag
gestaan van de gehouden ouderlingen
conferentie. In dat verslag waaruit
ook Dr Stam gegevens putte voor zijn
artikeltje in ons blad was-een fout
ingeslopen. Aan de jeugd werd de op
merking in de mond gelegd, dat de pre
dikanten het preken moesten gaan leren
in de bijbelse geschiedenis lesuren van
de juffrouw of onderwijzer op de lagere
school. Hier en daar moet de jeugd nogal
wat aanhoren over deze „brutaliteit".
Feit is echter dat deze uitdrukking niet
door onze gasten is gebezigd, maar door
één van de ouderlingen, die blijkbaar op
dit standpunt staat. De jeugd wil het in
elk geval niet gezegd hebben. En daar
zijn wij blij om. Laat er dus nu niemand
meer zijn, die bedoelde uitdrukking op
rekening van onze jonge gasten stelt.
Want zij hebben dit beslist niét gezegd.
In de, naar ik meen, getrouwe opsom
ming van wat de jeugd wèl gezegd heeft,
door mij gegeven in het nummer van 2
Mei, zal men bedoelde woorden ook niet
aantreffen. Ik hoop dat hiermee het pad
voor onze jonge mensen weer schoonge
veegd is. Dat onze hoofdredacteur op een
verslag in het Zeeuws Dagblad moest af
gaan, was niet te voorkomen, daar hij
niet op de vergadering aanwezig kon
zijn. A. V.
zowel in ons gelukwensen als in ons
rouwbetoon de ontroering zijn, dan zul
len we voor de vos „holle woorden" be
waard blijven.
Ik zei daarhoe ouder we worden,
hoe meer we in de gelegenheid komen
om te feliciteren èn om te condoleren.
Als je zelf een aantal kinderen hebt
en je hebt een aantal broers en zusters
en je hebt een aantal vrienden en vrien
dinnen, dan neemt 't aantal bijzondere
datums met 't jaar toe. Je krijgt te doen
met verlovingen, bruiloften, geboorten,
jubilea, want elk jaar nemen de dagen
van herdenking in aantal toe. Schoon
zoons, schoondochters, kleinkinderen,
neefjes en nichtjes, kennissen en vrien
den, ze vieren allen hun jaardagen, hun
jubilea. De stroom van kaarten en kaart
jes met kennisgeving van heugelijke ge
beurtenissen wast steeds aan; terwijl het
aantal zwart-omrande circulaires even
eens toeneemt.
Naast de stapel fleurige, keurige ge-
lukstijdingen hoopt zich de stapel op van
treurberichten èn beide stapels roepen
om ons hart.
Dus wordt er van ons oude hart veel
gevergd, willen we er ons maar niet