NOORD-BRABANTSGHE MIJ VAN LANDBOUW
NOTULEN
ZITDAG
BUREAU VOOR LANDBOUWBOEKHOUDING.
Op Maandag- 3 Mei a.®. zal de heer v. d. Vijver,
directeur van het Bureau voor Landbouwboekhou
ding, een zitdag houden te Gemert, Hotel „De
Kroon" (J. P. Wijn), voormiddags van 1012 uur.
Voor belanghebbenden is er gelegenheid hem daar
te spreken.
van de Algemeene Vergadering der Noord-Brab.
Maatschappij van Landbouw, gehouden op
27 April 1037, 's namiddags om 2% uur,
in Café „Modern" te Breda.
Voorzitter: P. M. Sneep te Dinteloord.
Secretaris: C. G. de Jong te ALmkerk.
De vergadering werd bijgewoond door een hon
derdtal leden.
De Voorzitter opent de vergadering met een woord
van welkom :aan de aanwezigen en constateert met
genoegen, dat ondanks de drukte, welke in het
landbouwbedrijf op het oogenblik heerscht, nog zoo-
velen een middag hebben willen vrijmaken, om deze
vergadering bij te wonen. Een speciaal woord van
Welkom richte de Voorzitter tot den heer Gaaikema
Sohuiringa, voorzitter der Nederlandsche Akker-
bouw-Centrale, welke zich bereid verklaard heeft,
op deze vergadering een inleiding te houden eri tot
den heer Ir. Steenbergen en den heer A. M. Nele
mans.
Vervolgens houdt de Voorzitter de volgende
openingsrede:
Mijne Heeren,
Het is ons aangenaam te mogen constateeren dat
weer vele onzer leden zijn opgekomen om deze alge
meene vergadering der N.-Br. Mij v. L. bij te wonen.
Volgens onze gewoonte wil ik bij de opening dezer
vergadering weer eenige oogenblikken Uw aandacht
vragen voor eenige gewichtige gebeurtenissen welke
hebben plaats gehad sinds wij hier op 22 Dec. j.l.
voor het laatst in algemeene vergadering bijeen
waren en voor eenige onderwerpen welke urgent
en belangrijk zijn voor den landbouw.
Alles gaat tegenwoordig in een veel vlugger
tempo dan vroeger, niet alleen het verkeer en het
verrichten van werkzaamheden doch ook de gebeur
tenissen volgen elkaar veel sneller op.
Indien men vóór eenige jaren beschouwingen
wilde houden over den toestand van den landbouw,
kon men daarvoor het beste als uitgangspunt nemen
de laatst verschenen Verslagen en Mededeelingen
van de Directie van den Landbouw, en hoewel daar
in nog steeds veel wetenswaardigheden op het ge
bied van den landbouw te vinden zijn en zij waarde
volle bronnen blijven om onze kennis betreffende den
toestand van den landbouw te verrijken, zijn zij toch
reeds bij hare verschijning van te verouderden datum
om ons daaruit nog voldoende te kunnen oriënteeren
orver den toestand van den landbouw, zooals die
thans is.
De meest gewichtige gebeurtenissen welke wij
op onze Decembervergadering hebben gememoreerd
waren de depreciatie «van den gulden, het verschijnen
van het rapport der Oommissie Reorganisatie Land-
douw-Crisismaatregelen en de mededeeling van den
Minister van Landbouw in de Memorie van Ant
woord op de Landbouwbegrooting dat de Regeering
niet voornemens was over te gaan tot ingrijpende
wijzigingen in haar crisiabeleid.
Niet alleen de depreciatie van den gulden, doch
vooral ook de algemeene verbetering der wereldcon
junctuur hebben gemaakt dat de prijzen der pro
ducten de laatste maanden in 't algemeen aanzienlijk
zijn gestegen en daardoor zoowel in ons land als in
andere landen symptonen aanwezig zijn welke aan
leiding geven met meer vertrouwen dan de laatste
jaren de toekomst tegemoet te zien.
Handel, industrie en scheepvaart leven weer op,
er komt alom meer bedrijvigheid en daardoor eenige
vermindering der werkloosheid, wat een verblijdend
verschijnsel is.
Ook de wereldprrjzen dér landbouwproducten zijn
gestegen, vergelijken wij ze met die van voor eenige
jaren dan is de stijging zeer groot doch ook tegen
over de prijzen van voor de depreciatie is de stijging
veel aanzienlijker dan alleen daardoor bereikt zou
kunnen zijn.
(Hoewel wij ons mogen verblijden dat wij langzaam
aan op een gezondere basis komen, is er toch voor
den landbouw nog geen reden om te juichen, want
bijna alle prijzen van land- en tuinbouw en veeteelt
producten zijn kunstmatige prijzen en deze zijn door
de Regeering nog weinig of niets verhoogd, terwijl
daartegenover de bedrijfsuitgaven reeds aanzienlijk
zijn gestegen.
Het is de plicht van iedere (boer om te trachten
zijn bedrijf technisch zooveel mogelijk te verbeteren
om en met de minst mogelijke uitgaven de hoogst
mogelijke opbrengsten van hooge kwaliteit te krij
gen en het is ook de taak der landbouworganisaties
hiertoe zooveel mogelijk mede te werken.
Groote opbrengsten geven echter geen winst
gevend bedrijf indien de prijzen der producten niet
voldoende hoog zijn en het ziet er nog steeds naar
uit, dat deze ook in de toekomst alleen loonend zul
len kunnen zijn door middel van Regeeringsbemoeiïn-
gen. Steeds meer hoort men in boerenkringen
terugverlangen naar de bedrijfsvrijheid van vroeger,
de boeren snakken er weer naar om „koning te zijn
op eigen erf". Biggenfokken en varkens mesten
zooveel zij zelf verkiezen, kalveren opfokken in een
aantal zoo als zij vroeger gewoon waren, kippen
fokken en houden tot een onbeperkt getal, zelf kar
nen wanneer ze dat verkiezen, bieten zaaien zooveel
zij zelf meenen dat voor hun bedrijf wenschelijk is,
aardappelen telen zonder daarvoor een teeltvergun
ning welke betaald moet worden, noodig te hebben,
dat zijn alle wenschen welke in veler boeren hart
leven.
Doch die tijden zijn voorbij dat een dichter Poot
kon zeggen1:
„Hoe genoeglijk rolt het leven, des gerusten land-
mans voort!", het geheele maatschappelijke mecha
nisme is veel ingewikkelder geworden, wij worden
steeds meer door internationale toestanden be-
heerscht.
Alle vraagstukken worden thans meer door om
standigheden in en maatregelen van het buitenland
beïnvloed en daarom zou thans bedrijfsvrijheid ge
paard gaan met afbraakprijzen en dergelijke vrijheid
zou te duur gekocht zijn.
W:ij zijn van meening, dat althans zeker voorloopig
nog, doch waarschijnlijk nog voor langen tijd regee-
ringsmaatregelen noodig zullen blijven om den boer
een eenigszins behoorlijk inkomen te verschaffen en
aan prijsregelende maatregelen zullen volgens de
verklaring van den Minister onvermijdelijk beper
kingen der productie verbonden blijven.
Wij zullen dus beperkingen moeten aanvaarden
en willen dat ook vóorzoover wij kunnen inzien, dat
deze billijk zijn, doch er worden ook beperkende
maatregelen getroffen waartegen o.i. het boeren-
gemoed met recht tot opstand komt. Wij bedoelden
hiermede o.a. de beperking van invoer van Neder
landsche boter in Ned. Indië, waar de markt met
goedvinden onzer Regeering wordt gereserveerd voor
Australië, welk land mede de oorzaak is dat onze
export naar Engeland aanzienlijk verminderd en
niet loonend is.
Deze maatregel wordt goedgepraat door de be
wering, dat Ned.-Indië een concessie moet doen aan
Australië, omdat dit land zoo'n goede afnemer van
thee is van ïnidië, doch voor een ander product n.ï.
suiker, wordt wel een gedeelte der Nederl. markt
gereserveerd voor Ned.-Indië, zoodat wij ons niet
kunnen onttrekken aan de gedachte dat de belang
hebbenden bij Indische thee en suikerplantages wor
den bevoorrecht tenkoste der Nederlandsche boter
en suikerpro du centen.
Een andere gewichtige gebeurtenis der laatste
maanden was, dat de petroleum-magnaat, Sir Henri
Deterding 10 millioen gulden beschikbaar stelde
voor den aankoop van Nederl. landbouwproducten
om deze te exporteeren naar Duitschland.
Allerhande beschouwingen zijn er vastgeknoopt
aan deze royale daad en menig minder vleiend oor
deel betreffende de motieven welke aanleiding heb
ben gegeven voor déze mildadigheid werd geopperd.
Wij hebben deze daad echter alleen te beoordee-
len naar de waarde welke ze had voor de Neder
landsche boeren en kunnen dan met 'dankbaarheid
constateeren, dat de groote aankoopen van verschil
lende producten ongetwijfeld hebben bijgedragen om
de overproductie weg te werken en daardoor prijs-
verhoogend hebben gewerkt.
Er zijn gelukkig gebeurtenissen te constateeren
waarover tevredenheid betuigd kan worden, o.a. ook
over de verbetering der prijken van sommige land
bouwproducten, doch het is er nog verre van af dat
wij kunnen constateeren, dat de omstandigheden
voor de 'boeren zoo zija dat zij een inkomen genie
ten waardoor zij kun.ien leven op hetzelfde peil als
andere gelijkwaardige bevolkingsgroepen.
Integendeel, er wordt nog armoede geleden, voor
al in de kleine gemengde bedrijven, want de prijizen
der veeteeltp/'oducten zijn nog steeds het minst
loonend en een groote productie tegen een kleine
winst per eenheid kan nog een bestaan geven, doch
thans is het door de helaas noodzakelijke beperking
een kleine omzet tegen een kleine winst met als ge
volg geen bestaansmogelijkheid.
Doch ook de gemiddelde prijzen der akkerbouw
producten zijn nog te laag, getuige de resultaten
der landbouwboekhoudingen 1035 en hoewel over
1936 nog geen cijfers bekend zijn, vrees ik dat ook
dit jaar nog geen bevredigende resultaten zal heb
ben gegeven. Toen de nood op zijn hoogst was, heeft
het velen, vooral buitenstaanders verwonderd, dat
er niet meer liquidaties plaats hadden, doch thans
nu er eenigszins verbetering te constateeren valt,
worden er juist vele met hypotheek bezwaarde boer
derijen en landerijen verkocht, waardoor de geschie
denis zich weer herhaalt, n
.1. dat in tijden van wel
vaart zooals de (mobilisatiejaren en 'de daarop vol
gende jaren, het land komt
na de magere jaren weer
der geldbeleggers.
Het doet steeds onaange:
in /boerenhand om later
>ver te gaan in handen
aam aan, wanneer zoo
als de laatste maanden vark uit de stedelijke krin-
gen Wordt gedaan, men de Regeering 'tracht te be
wegen om nu maar alle prijsregelende maatregelen
in te trekken, met de bewering, dat de landbouw
zich nu weer wel kan redden en de lasten voor de
consumenten ondragelijk zijn.
Doch dubbel onaangenaam is het, indien aan der
gelijke stellingen voedsel wordt gegeven doordat
van .bevriende zijde, door iemand die beter kon weten
zooals d-e overzichtschrijver in de „Mededeelingen
van het Centraal Bureau", wordt geschreven, „dat
loonende prijzen voor den akkerbouw volkomen zijn
bereikt".
Zulke ondoordachte mededeelingen zijn een wapen
in de hand' van hen die alles op alles stellen om het
levenspeil dér stedelijke bevolking te handhaven,
zonder zich te bekommeren over hen die van de
b'odemproductie moeten leven.
Nog erger maakt het de heer Ruyter, lid der
Eerste Kamer en Secretaris van den Aartsdioc.
Boeren- en Tuindersbond met zijn plan dat hij. heeft
ontwikkeld op een algemeene vergadering van dien
Bond.
Veel belangstelling is er in handels- en nijverhéids-
kringen voor het plan Ruyter, want hij wil de land
bouwcrisisproblemen ongeveer oplossen op de wijze
zooials reeds herhaaldelijk door die kringen is ge
propageerd.
Hij wil de monopolierechten op granen afschaffen,
doch dan zou de akkerbouw weer met verlies gaan
werken; de aardappelregeling moet volgens hem
worden ingetrokken, was dat reeds thans geschied,
dan werden de goede 'consumptie-aardappelen waar
van thans de prijs al reeds aan den zeer lagen kant
is, weer verkocht voor veevoederprijzen.
De melkveehouderij! wil hij niet langer steunen
door toeslagen op de melk, doch door een jaarlijk-
sche uitkeering a 60 per koe welke een boer in
1036 heeft gehouden. Al had hij dus in de toekomst
geen koeien, hij krijgt toch zijn 60; houdt hij ech
ter wel koeien dan zal het voor hem het voordee-
■ligst zijn geen krachtvoer te gebruiken, want zulks
zou dan zeker niet loonend zijn.
De middelen voor zijn plan, waaruit ik een paar
grepen deed, wil de heer Ruyter krijgen, doordat de
Regeering 100 millioen gulden uit de schatkist be
schikbaar zal stellen, van welk bedrag pl.m. 81 mil
lioen noodig zou zijn voor de financiering van de ge
noemde melkveesteun.
De Voorzitter van het Verbond van Nederland
sche Werkgevers heeft onlangs in een causerie voor
de Graanstudieclub te Rotterdam betoogd, dat de
monopolieheffing op graan, wegens de stijging van
de wereldmarktprijs moet worden afgeschaft. De
nog noodzakelijke landbouwsteun dient volgens hem
uit de schatkist te worden bijgepast.
De Rotterdamsche Graanhandel acht zich bena
deeld door de thans fumg-ecreiide prijaregeiende maat
regelen, daar zij meent, dat tengevolge van den
hoogeren prijs der granen minder voergraan wordt
gekocht.
Doch indien het plan Ruyter zou worden toege
past, zullen de melkveehouders geen krachtvoer
meer .koopen, zoodat dit plan eigenlijk voor hen
heelemaal onaannemelijk moet zijn.
En ook onze veehouders, hoewel het plan mis
schien op het eerste gezicht voor hen wel aanneme
lijk lijkt, zouden er spoedig de dupe van worden,
want het is niet denkbaar dat, aannemende dat er
zou worden begonnen om 100 millioen uit de schat
kist beschikbaar te stellen, de niet landbouwende
bevolking lang dat offer, zooals zij1 het zou noemen,
zou willen brengen.
Wij gelooven echter en dat stemt ons tot tevre
denheid, dat het plan Ruyter in Regeeringskringen
niet veel bijval vind, want nadat dit is bekend ge
worden, heeft de Minister van Landbouw een voor-
ontwerp-Landbouw-Ordeningswet doen verschijnen,
waaruit wel blijkt, dat de Regeering wijziging wil
brengen in de tegenwoordige wijze van landbouw
crisiswetgeving, doch uit niets blijkt dat ook maar
eenigszins gedacht wordt te gaan in de richting
van voornoemd plan.
In het voorontwerp-landbouw-ordeningswet wordt
uitgegaan van de gedachte, dat nog voor een langen
tijdsduur regelingen ten aanzien van het bedrijfs
leven in den land- en tuinbouw noodzakelijk zullen
blijven.
Daarom wil de Minister die regelen welke een
crisis-karakter dragen omzetten in maatregelen van
.meer blijvenden duur.
Hij gaat uit van de gedachte dat de structuur der
geheele wereldhuishouding zich heeft gewijzigd,
doordat de meer agrarisch georiënteerde landen de
industrie en de meer industrieel georiënteerde lan
den de landbouw zijn gaan bevorderen. Herstel van
den toestand, dat ieder land de goederen voort
brengt welke dat land het meest economisch kan
voortbrengen, en.dat tusschen de landen een zoo
intensief mogelijk ruilverkeer plaats vindt, zal, hoe
betreurenswaardig dit ook is, op dit oogenblik in
vele landen op krachtig verzet stuiten.
Zou men b.v. kunnen terugkeeren tot een volledig
herstel van de economische vrijheid der individuen
en tot een volledig herstel van het vrije internatio
nale ruilverkeer, dan zou de noodzaak tot het stellen
van regelen in het bedrijfsleven van den land- en
tuinbouw vermoedelijk niet aanwezig zijn. Intus-
sohen bestaat op een terugkeer van den vroegeran
toestand naar de meening van den Minister weinig
uitzicht.
Wel is waar valt in de laatste maanden bij een
deel der landen een oplevende belangstelling voor
een vrijer internationaal ruilverkeer te constateeren,
doch werkelijke resultaten zijn nog niet te bespeu-