Zaterdag 1 Mei 1937. No. 1528.
Geachte Lezers.
RUBRIEK TUINBOUW
In het vorig nummer van ons blad deden wij een
beroep op Uw medewerking voor het winnen van
nieuwe abonné's.
Wij hoopten dat mede door Uw actie 100 personen
als nieuwe albonné gewonnen zouden worden.
Tot onze blijdschap kunnen wij U mededeelen, dat
velen aan onze oproep hebben gehoor gegeven, zoo
dat onze lezerskring zeer beiangrij-k is vergroot. Wij
hopen dat het 100-tal spoedig bereikt zal zijn, om
dat binnen niet al te langen tijd het Zeeuwsch
Tuinbouwblad om de 14 dagen zal verschijnen.
De verwezenlijking van dit ideaal hangt voor een
groot deel ook van Uw activiteit en medewerking af.
Zij, die het abonnementsgeld nog niet hebben vol
daan, kunnen dit betalen aan den Secretaris of Pen
ningmeester van de tuinbouwvereeniging waar zij
lid van zijn of door storting op onze giro-rekening
no. 199365 ten name van Ir. J. D. Dorst te Goes.
Na 15 Mei zal over het niet betaalde abonnements
geld per postkwitantie beschikt worden. De in
cassokosten bedragen dan 0,20. Red.
KOMKOMMERS EN MELOENEN.
Hebben wij het in vorige artikelen gehad over het
opkweeken van komkommers en meloenen in de
pittenbak en plantenrij, nu gaan wij iets zeggen
over de verdere behandeling op de blijvende plaats,
de warme rij.
Bij de behandeling van de plantenrij hebben wij
reeds een begin gemaakt met de snoei door het in-
nijpen van de kop- of hoofdrank. Deze handeling
heeft tengevolge, dat zich in de oksels nieuwe sprui
ten vormen welke, als de groeivoorwaarden gun
stig zijn, dus bij een temperatuur van 75'85 graden
Fahrenheit, zeer snel doorgroeien. Hebben deze
ranken (meestal twee in aantal) een paar bladeren
gevormd, dan dient men ze weer in te nijpen om het
gewenschte aantal ranken te verkrijgen om den bak
te vullen.
■Heeft men aldus vier krachtige ranken verkregen
dan leidt men ze naar de vier hoeken van ljet raam,
waar men ze weer innijpt als ze den kant van den
bak bereikt hebben. Eer ze dien afstand hebben
bereikt, hebben zich alweer in. de bladoksels zijrank
jes gevormd, die door het innijpen van de hoofd-
ranken krachtig gaan doorgroeien.
Nu" komt het er op aan de ranken naar alle rich
tingen te laten groeien om den grond, die bij zonnig
weer spoedig uitdroogt, geheel te bedekken. Is men
eenmaal zoover, dan is het niet zoo moeilijk om de
zoo gewenschte vochtigheid in de bak te behouden,
daar de bladeren, welke in het begin altijd erg
forsch zijn, den grond geheel beschaduwen.
Intusschen is de vruchtzetting reeds begonnen.
Aan alle zijrankjes zitten vruchtjes, wel twee of
drie aan één rankje. Nu moeten wij weer danig
ingrijpen, daar er spoedig gevaar bestaat voor een
teveel aan ranken, bladeren en vruchten. Het teveel
aan ranken neemt men eenvoudig weg door, de
zrwakste en minst vruchtbare geheel te verwijderen,
zoodat wel de grond beschaduwd blijft, maar geen
warnet van ranken ontstaat, waarvan men de oor
sprong bij het snoeien niet eens meer kan opsporen.
Elke plant moet onder het raam blijven waar zij
onder is geplant.
Heeft men naar behooren de bovengenoemde
werkzaamheden uitgevoerd, dan moet men ook vol
doende aandacht sdhenken aan de ranken en vruch
ten die men heeft behouden.
Het teveel aan vruchten (want ook daar is een
grens aan) neemt men weg door het rankje in te
nijpen boven één mooi ontwikkeld vruchtbeginsel,
liefst het eerste. Verloopt alles normaal, dan kunnen
zich heel wat vruchten tegelijk aan één plant ont
wikkelen, soms wel tien tot vijftien. Met het oog
op het zwaar gewicht dat de Groente- en Fruitcen-
trale voorschrijft, zal men hiermede voorzichtig
moeten zijn, daar anders te hooge eischen aan de
plant worden gesteld. Verder verwijdert men de
vruchten, die zich in het hart van de plant ontwik
kelen, daar deze de groei der plant in sterke mate
hinderen. Ook dient men zorg te dragen, dat alle
bladresten, bloeisel en onkruid zorgvuldig wordt ver
wijderd, daar dit alles tot rotting overgaat en een
gevaar oplevert voor de plant. Voorts dient men er
op te letten, dat de groeiende komkommers vrij lig
gen, dus geen tegenstand ontmoeten van ranken,
kluiten of anderszins, daar ze dan spoedig krom
groeien en voor eerste kwaliteit niet meer in aan
merking komen.
In gedachten zijn wij bijna aan het komkommers-
snijden en hebben nog geen woord over het gieten
gesproken. Zonder voldoende vocht zal de cultuur
zeker niet slagen, daar de komkommer een plant is
die veel water behoeft.
Het gietwater moet natuurlijk niet zout zijn en in
het begin, als de planten klein zijn, op temperatuur
gebracht worden door het in de zon te zetten of
warm water bij te voegen.
Het gieten moet liefst 's morgens of 's avonds
geschieden, niet midden op den dag bij felle zon.
Doet men het met gieters, dan zonder broes, en niet
in het hart van de plant, maar rond de plant. Later
als de planten grooter word ei), giet men het beste
onder de lijsten, dus tusschen de planten. Het water
verdeelt zich dan wel naar weerszijden.
De juiste hoeveelheid water is moeilijk te bepa
len, maar ook hier geldt, dat overdaad schaadt.
Zoolang er des morgens waterdroppels aan de
bladeren hangen, hebben ze nog geen gebrek. Over
het algemeen kan men zeggen dat de grond vochtig
maar zeker niet nat mag zijn.
En nu iets over de meloenen. De behandeling
komt in het 'begin bijna op hetzelfde neer als bij
komkommers. Ook bij dit gewas moet ernaar ge
streefd worden om den bak zoo spoedig mogelijk te
vullen, ten einde het uitdrogen te voorkomen.
Maar kan het bij de komkommer nog eenigszins
door den beugel om vruchten dicht bij het hart der
plant te laten zitten, 'bij de meloen is dit absoluut
verkeerd. Indien men deze niet verwijdert, dan is
het meestal uitgesloten dat men aan de zijranken
vruchten krijgt. Daarom is het gewenscht, het hart
der plant schoon te houden door alle bloei en alle
kleine rankjes te verwijderen.
De hoofdrank, dus de kop, wordt reeds ingenepen
in den pittenbak of plantenrij. De zijranken, liefst
vier, worden uitgeleid naar de vier hoeken van het
raam, maar worden ingenepen als de ranken een
blad of 'zes hebben gemaakt, liefst niet langer, daar
men anders de zijscheuten, die de vruchten moeten
'geven, niet onder het raam kan houden. Zijn wij nu
zoover, dan wohdt het opletten om de vruchten die
in ruime mate te voorschijn komen, te behouden,
althans eenige daarvan. Groeit de plant sterk, dan is
veel luchten noodig. Lucht men in het eerste van
den wind af, geleidelijk begint men met tegenlacht,
totdat de planten er aan gewend zijn. De wind, die
nu vrijen toegang heeft, remt den groei, terwijl men
in den bloei der plant het gieten zooveel mogelijk
beperkt totdat het gewenschte aantal vruchten ge
zet is. Door hoog te luchten en niet te gieten krijgt
men droog stuifmeel en dit is noodzakelijk voor de
bevruchting. Dit in tegenstelling met de komkom
mer, waar men bij bestuiving "uist; ^ikke en, krom
me vruchten krijgt. Hebben de 'vruchten (bij enkele
netmeloen vier tot zes) de grootte van een sinaas
appel bereikt, dan moet weer met gieten worden
doorgegaan.
Groeit de plant minder goed, dan wat minder
lucht en meer water, maar droog tijdens den bloei.
Men kan misschien met minder luchten, dus war
mer opkweeken, en zorgvuldig en veel snoeien, de
zelfde resultaten bereiken, maar mijn ervaring is
weinig snoeien en hoog luchten aan weerszijden.
Slechts bij stormgevaar sluit ik de ramen.
Meermalen heb ik proeven genomen met om beur
ten van een rij de rank in te nijpen boven een
vrucht, terwijl ik de andere liet doorgroeien en
slechts de overtollige ranken weg nam. Steeds bleek
mij, dat de rij die het minst met het snoeimes had
kennis gemaakt de mooiste vruchten gaf en de
sterkste planten vormde, die heel gemakkelijk voor
de tweede keer vrucht zetten.
Voor een teveel aan vruchten behoeft men bij
meloenen meestal niet bang te zijn, daar het te
veel er van zelf afvalt.
Er is nog wel meer te zeggen over de verdere
cultuurzorgen en ziekten van de komkommers en
meloenen, maar ik vrees, dat mijn artikeltje dan te
lang zou worden.
Ik hoop met de mededeeling van mijn cultuur
methode en ervaring U van dienst te zijn geweest
en wensch U bij de cultuur veel succes. M.
EENIGE BEPROEVIN GS WAARDIGE
APPELVARIËTEITEN.
Het aanplanten van betrekkelijk onbekende varië
teiten heeft menig fruitteler groote teleurstelling,
en belangrijke schade bezorgd. We behoeven slechts
de variëteiten Cox Pomona, Bismarck, Charla-
mowski, The Queen, Signe Tillish te noemen. Deze
werden indertijd aanbevolen en in massa geplant.
De „oldtimers" onder ons herinneren het zich zeer
wel en tevens de minder prettige ervaringen door
hen opgedaan.
Aanvankelijk leken deze appels toch wel de noo-
dige gunstige eigenschappen te bezitten, maar de
smeltkroes van de grootcultuur in een commer-
cieele boomgaard konden ze niet doorstaan.
Zoo ziet iedere tijd weer nieuwe sterren opdoe
men aan de pomologische hemel. Het overgroote
deel echter schittert maar kort en verdwijnt in on
bekende verten.
In 1933 is één nieuwe variëteit toegevoegd aan
het Zeeuwsche appelsortiment, n.l. de Jonathan.
Meer en meer blijkt dit inderdaad een aanwinst te
zijn. Sindsdien zijn de twee variëteiten Glorie van
Holland en Zigeunerin in massa aangeplant. Wie
onder u zou deze thans met een gerust hart aan
het Zeeuwsch sortiment durven toevoegen? De be
oordeelingen zijn zeer verschillend.
Den laatsten tijd komen weer eenige candidaten
naar voren, welke waard zijn op kleinere schaal
geprobeerd te worden:r James Grieve, Ellison's
Orange, Laxton's Superb, Pater van den Elzen en
May Queen.
Wanneer een lezer andere ervaringen heeft als
hieronder of er meer van weet te vertellen, dan
staan de kolommen van dit blad voor hem open.
James Grieve rijpt ongeveer gelijk met de Trans
parente de Croncels. Afkomstig uit Schotland van
een pit van Pott's Seedling. Fraai gekleurd geel
met donkerrood gestreept. Goede smaak. Vrucht-
vleesch is te zacht waardoor spoedig beschadiging
optreedt. Weinig houdbaar. Van nature buiten
gewoon vruchtbaar. In Engeland zeer populair
als Cox bestuiver, wijker, en als cordonboom. Plant-
afstand als blijver op XHI of XVI is ten hoogste
5 meter. 'Heeft neiging om vroeg te vallen. Twee
sports ervan Redcoat en Rosamund worden in En
geland onderzocht.
Ellison's Orange komt ongeveer drie weken vóór
de Cox en lijkt daar zeer veel op, wat aangaat kleur
en vorm. Is echter grooter van stuk, de steel is
langer en de kelk dieper ingezonken. Smaak die
aan anijs doet denken. Moet geveild zijn vóór de
Cox. Kruising van Cox X Witte Winter Calville.
Volgens «Seabrook goede bestuiver van de Cox en
omgekeerd, volgens anderen niet. Vruchtbaar ook
op sterkere onderstam. Op IX flinkere en meer
opwaartsche groei als Cox. Aanzienlijk minder
kanker als deze. In Engeland druk aangeplant als
„De heraut van de Cox". Geeft hier in Zeeland
voor zoover mij bekend, opmerkelijk goede uitkom
sten.
Laxton's Superb volgt de Cox in tijd van rijpheid
en komt dus ongeveer gelijk met onze Goudreinette.
Kruising van Cox X Wyken Pippin. Pas in 1921
door Mr. Laxton in den handel gebracht. Veel over
eenkomst van blad en vrucht met Cox. Is echter
groener van kleur en grooter van stuk. Groeit
sterker dan deze en heeft minder last van kanker.
Op sommige plaatsen, vooral in de jeugd, zeer vat
baar voor kurkstip. In Engeland met Cox en Bram-
ley de laatste jaren de meest aangeplante variëteit.
Pater van den Elzen. Appel van Hollandsche oor
sprong, welke door de Pomologische Vereeniging
naar voren wordt geschoven. Over deze variëteit
is nog weinig positiefs te zeggen. Zeer sterke ge
zonde groeier en reeds op jeugdigen leeftijd vrucht
baar. Bloei gelijk met Jonathan of iets later.
Vrucht donkerrood en groen met veel lenticellen.
Doet denken aan de Sterappel, maar is veel grooter
van stuk. Houdbaarheid en smaak vielen verleden
jaar bij verschillende menschen bijzonder tegen. Het
is twijfelachtig"of de?fs .variëteit onze opgewekte
belangstelling en drukken aanplant wel verdient.
May Queen. Volgens Bunyard werd deze varië
teit gekweekt door Mr. Haywood te Worcester, en
in den handel gébracht door de heeren Penwill.
Frissche smaak met knappend vleesch. Wordt
voor proefnemingen door Dr. Rietsema aanbevolen.
Bloeit ongeveer gelijk met Goudreinette. Regel
matig en. zeer vruchtbaar (bloemknop op één-jarig
hout). Gezonde boom. Vrucht fraai rood gekleurd.
Zou van nature betere bewaarkwaliteiten bezitten
als de Goudreinette. Matige groei vanwege haar
groote vruchtbaarheid. Werd reeds in 1924 op Ver
schillende proefvelden in Engeland uitgeplant, ook
te East Mailing, doch komt daar niet op den voor
grond. Misschien ook omdat de tijd van rijpheid
gelijk is met de groote import uit het dominion
Australië.
V. V.
DE VEENMOL.
Op verscheidene plaatsen in onze provincie komt
dit schadelijke insect voor en dan speciaal op veen
achtige en humusrijke gronden, terwijl het op klei
gronden ook zeer schadelijk kan zijn. Bij het gra
ven der gangen even onder de oppervlakte van den
grond, snijdt de veenmol alles wat hij tegen komt,
door. Hierdoor en door het eten van onderaardsche
plantendeelen kunnen zij bij den groentenkweeker
zeer veel schade aanrichten en is bestrijding van
dit insect dan ook noodzakelijk. Na den winter op
een eenigszins warme plaats te hebben doorge
bracht, b.v. onder hoopjes paardemest en derge
lijke, komen de veenmollen al vroeg in het voorjaar
uit hun schuilplaatsen te voorschijn. In de maan
den April en Mei zijn ze zeer actief en heeft men
met het nemen van bestrijdingsmaatregelen het
meeste succes. Het eenvoudigst kan men gebruik
maken van onderstaand mengsel, dat over den
grond wordt uitgestrooid en licht ondergeharkt. In
1 liter water wordt gedurende een kwartier 4 kg
rijst geweekt. Door deze hoeveelheid geweekte rijst
wordt 2 ons Parijsch groen gemengd, waarna het
middel voor uitstrooien géreed is. Men houde er
rekening mede, dat Parijsch groen voor mensch en
dier een zeer zwaar vergif is.
In Duitschland worden de veenmollen bestreden
door in hun gangen Zeliokorrels neer te leggen, die
gaarne door hen gegeten zouden worden. Hier te
lande heeft men met dit middel nog geen ervaring
opgedaan en dient men dit middel dan ook eerst bij
wijze van proef te gebruiken. Men kan de korrels
gemakkelijk in de loopgraven brengen door op de
grond een paar planken te leggen. De veenmollen
schijnen hun gangen graag tegen die planken te