Bedrijfseconomie
^Qaclio
de begroeiing van de buitendijk
veiligheid van de polders
159
ONDERHOUD GRASBESTAND OP DE DIJKEN
HEFFINGSVERORDENING
WATEROVERLAST 1956
(XLVI).
ZATERDAG 16 MAART 1957
Polderbesturen
diegoedzorgen - 11* T-l
zorgen TEVENS voor de
voor
Het grasbestand aan de dij
ken toont een grote verschei
denheid. De dijken die één
keer per jaar gemaaid worden
en waar verder niets aan ge
daan wordt hebben meestal
een bestand dat, voor 'een
groot gedeelte uit kweekgras
bestaat met daarnaast fiorin,
roodzwenk en kropaar.
SCHAPEN ZIJN GOEDE
VERZORGERS.
Waar regelmatig met scha
pen geweid wordt, komen veel
meer goede grassen voor zoals
Engelse raaigras, beemdlang-
bloem en veldbeemd. Deze
betere grassen en het regel
matig afweiden geven een pri
ma gesloten zode.
Vroeger zag men allerwege
flinke kudden schapen voor
het afgrazen van de dijken en
de schorren. Steeds minder
ziet men dit beeld van de her
der met zijn kudde langs onze
dijken. Dit wordt veroorzaakt
door het te lage inkomen dat
een herder van zijn kudde
werkweek van 7 dagen.
Het gevolg van het verdwijnen van de schapen
is echter dat vele dijken met een graszode bezet
zijn die deze naam nauwelijks verdient. In som
mige gevallen wordt er een rond jaar. niets aan
het gras gedaan. Hetgeen dat er groeit sterft
weer af en wordt misschien in de winter een
keer afgebrand. De grond wordt hierdoor rul en
slecht doorworteld.
Wat er dan gebeurt wanneer bij wind en een
hoog tij, water over de dijk heenslaat valt wel te
raden. De zode biedt hiertegen niet de minste
Goed verzorgde dijk in de Wilhelminapolder.
geniet en door de
weerstand.
In wat gunstiger gevallen wordt een keer ge
maaid en verder wordt de zode eveneens aan zijn
lot overgelaten.
Dat deze methode eveneens een slecht gesloten
zode vormt is te verstaan.
Om tot beter onderhoud van de graszode op de
dijken te komen zal de polder er geen geld van
moeten willen trekken, maar er geld aan moeten
besteden. De beste oplossing zou zijn een herder
met een kudde schapen aan te trekken die zo
nodig met subsidie van de polder tot een redelijk
bestaan kan komen.
RUNDVEE IS OOK WEL
TE GEBRUIKEN.
Wanneer met schapen wei
den beslist niet mogelijk is zal
het weiden met rundvee zeker
te verkiezen zijn boven het
maaien.
Door regelmatig maaien kan
ook wel een flinke verbete
ring bereikt worden. Alleen
zal dan de besmetting belang
rijk hoger moeten liggen dan
bij beweiden. De polder moet
dan over een geschikt maai-
apparatuur beschikken en
minstens 3 keer per seizoen
maaien. Vanzelf is een te steil
binnen-talud van grote bete
kenis om redelijk te kunnen
werken.
Een goede graszode aan de
binnenkant van de dijk is
voor de polder net zo belang
rijk als een solide steenglooi
ing aan de buitenkant.
De Hoofdassistent voor
Slecht onderhouden dijk
DE KOSTENFACTOR BELASTINGEN.
Het zal stellig nuttig zijn ook aan de belastingen
als kostenfactor enige aandacht te schenken. We
treffen vooral ook op dit terrein nog steeds veler
lei misverstand aan.
We kunnen de belastingen op diverse wijze
onderscheiden. Zo spreken we'van persoonlijke en
zakelijke belastingen, maar ook van directe en
indirecte belastingen, en naast de belastingen ook
van retributies.
Om met de laatste te beginnen, retributies zijn
vergoedingen welke de Overheid en haar organen
vragen voor door hen bewezen diensten. Het zijn
dus vergoedingen voor bepaalde bewezen presta
ties en als zodanig geheel te vergelijken met de
diensten van derden welke we in onze vorige
schets hebben behandeld. Voorbeelden van retribu-
ties zijn o.a. schoolgelden, vergoedingen voor het
ophalen van vuil e.d.
Voor zover retributies het bedrijf betreffen zijn
het dus als diensten van derden, kosten.
Bij de belastingen bestaat geen direct verband
tussen het verschuldigde bedrag en de daarvoor
ontvangen prestatie. Niemand kan zeggen wat hij
terugontvangt voor de door hem betaalde Inkom
stenbelasting.
Binnen het raam van het kostprijsvraagstuk dat
we hier behandelen is vooral de onderscheiding in
directe en indirecte belastingen van belang.
Onder directe belastingen verstaan we die be
lastingen welke gedragen worden door degene die
ze betaalt, onder indirecte belastingen die welke
door hem die ze betaalt op anderen kunnen worden
afgewenteld.
Wil deze afwenteling slagen, dan zal het nodig
zijn dat degene die de belasting betaalt zijn pro-
dukten ruilt. Immers alleen via de opbrengst van
zijn produkt, waarin hij mede de betaalde belasting
opnam, zal hij het betaalde kunnen terugontvan
gen.
De uiteindelijke verbruiker van het produkt, de
consument, moet dus in feite de belasting dragen.
Zeer belangrijk is nu de vraag wanneer en in
hoeverre afwenteling der belastingen mogelijk is.
We moeten hier vooral letten op de heffings
grondslagen. Zo kunnen belastingen op het in.
komen en de winst van het bedrijf niet als kostefl-
factoren in aanmerking worden genomen. Deze
moeten uit het inkomen of uit de bedrijfswinst
worden voldaan. We kunnen deze eenvoudigheids-
halve aanduiden als het winstaandeel van de
Staat. We noemen hier de Inkomstenbelasting en
de Vennootschapsbelasting. Deze belastingen vor
men dus een winstbestanddeel en geen bestand
deel der kosten.
De vraag, wanneer dan wel de mogelijkheid van
afwenteling aanwezik is en dus wanneer de be-
afwenteling aanwezig is en dus wanneer de be
zien voor het totale ondernemingscomplex.
In het algemeen geldt dat alleen die belastingen
in de kostprijs kunnen worden ingecalculeerd,
welke ook moeten worden betaald door de onder
nemingen welke nog juist aan de voortbrenging
kunnen deelnemen, maar die onder de minst gun
stige omstandigheden moeten werken.
De op dit terrein niet geheel oningewijde lezer
begrijpt dat we hier het oog hebben op de z.g.
grensondernemers, waaronder we verstaan die on
dernemers die in de marktprijs van hun produkt
nog juist de kostprijs vergoed krijgen. Indien deze
ondernemingen bepaalde belastingen zelf zouden
moeten dragen, zou hun het bestaan min of meer
spoedig onmogelijk worden gemaakt.
Het zijn deze grensondernemers die geen winst
maken en ook geen winstbelastingen moeten be-
talen, waarmee gezien bovenstaande is aangetoond
dat winstbelastingen geen kostprijsfactoren zijn.
Ter verduidelijking kunnen we hier wijzen op de
Grondbelasting en de Omzetbelasting. Deze beide
belastingen moeten ook door de minder goed wer
kende ondernemingen, de grensondernemers, wor
den betaald.
Over het vraagstuk van de afwenteling van de
belastingen zijn al veel pennen in beweging ge
bracht. In het volgende artikel willen we hieraan
nog aandacht schenken ter besluiting van dit ge
deelte van onze artikelenreeks.
B. MEIJERS
Directeur BoekhoucPbureau Z. L. M.
LANDBOUWRUBRIEK OP 18 MAART a^5.
In de radiorubriek van het Ministerie van Land
bouw zal op maandag 18 maart a.s. van 19.45—
20.00 uur over de zender Hilversum I een repor.
tage worden gewijd aan het kweken van nertsen.
Aan deze reportage zal o.m. worden medegewerkt
door de heer G. S. Schoots, de landelijke hoofd
assistent voor de Pelsdierenteelt.
Daarna zal de eerste van een serie causerieën
worden uitgezonden van prof. dr. A. C. Schuffe-
len, van de Landbouwhogeschool te Wageningen,
oVer de betekenis van de atoomenergie voor de
landbouw.
De uitzending, zal worden besloten met enkele
praktijkaanwijzingen.
Weide- en Voederbouw.
F. DE RONDE.
De Heffingsverordening Wateroverlast 1956,
welke door het bestuur van het Landbouwschap op
W januari 1957 is vastgesteld, is op 13 februari
door de Sociaal-Economische Raad goedgekeurd.
Krachtens deze verordening wordt in 1956 aan
iedereen, die een landbouwonderneming drijft, een
heffing opgelegd van 50 cents per ha cultuurgrond.
De opbrengst van deze heffing zal worden ge
bruikt ten bate van die bedrijven, welke in 1956
ernstig door de wateroverlast zijn getroffen.
Nadere regelen ter uitvoering van deze veror
dening worden thans, in samenhang met de beslis
sing welke de regering te dien aanzien heeft ge
nomen, voorbereid.